Direct naar artikelinhoud
ColumnErdal Balci

Wachten op het nieuwe leven voor Deniz

De dokter had verschrikkelijk nieuws voor ons. Het grote raam van de quarantainekamer hield de sterke wind buiten, de twee immense ­deuren die op elkaar zijn afgesteld en daardoor nooit tegelijk opengaan de bacteriën en de virussen. De dokter trok de stoel iets dichter bij het bed van mijn dochter Deniz. Haar stem trilde: ‘Het navelstrengbloed voor jouw stamceltransplantatie is onderweg van Spanje naar Nederland zoekgeraakt.’

Na twee gezonde jaren stak de ­leukemie een paar maanden ­geleden weer de kop op bij Deniz. Een stamceltransplantatie is nu de enige manier om de kanker volledig te verbannen uit het lijf van de lieve meid die veertien lentes en twee winters van ziekteperiode jong is. In de hele wereld bleek één donor te zijn met wie Deniz een bijna perfecte match heeft. Die match is het navelstrengbloed van een pasgeborene in Spanje, een baby dus, die niet alleen op de wereld is gekomen om zelf te proeven van deze wereld, maar ook om in de eerste minuut van haar of zijn bestaan het nieuwe leven te schenken aan Deniz.

Maar het pakketje met dat navelstrengbloed was dus zoekgeraakt. Vermoedelijk op het vliegveld in ­Parijs, kregen we te horen. De arts van Deniz bleef bellen en bellen, en zei dat het ook aannemelijk was dat het koeriersbedrijf de doosjes verkeerd had gelabeld en dat die stamcellen ergens in Amerika verzeild waren geraakt. Hoe dan ook, het pakketje was dus spoorloos en de arts overwoog het navelstrengbloed uit Duitsland, dat een mindere match was, te bestellen.

Wanhopig verliet ik het ziekenhuis, net zo verloren als het Spaanse bloed dat, in bevroren toestand in een apparaat aan een accu, zeer waarschijnlijk op een bagageband in Parijs duizend wanhopige rondjes had gemaakt. Dolend in de ­straten kwam ik er die avond achter dat het blinde toeval soms zo noodlottig kan toeslaan dat je je kunt schamen om het erover te hebben met anderen. In de week dat de mens met succes een verkenner op Mars heeft laten landen, was dezelfde mens er niet in geslaagd om wat bloed van een ziekenhuis in Spanje aan een ziekenhuis in Nederland te bezorgen.

Tevergeefs loerde ik urenlang op mijn telefoon, in de hoop dat het ­ziekenhuis zou bellen om ons alsnog het goede nieuws te geven. Die avond leerde ik ook dat bij een mens alle vijf zintuigen tegelijk pijn kunnen doen. Ik keek naar de foto van Deniz op mijn telefoonscherm en ­besefte dat mijn leven hetzelfde is geweest als een ambitieuze zin te midden van een betekenisloos verhaal. Een blinde was ik, een die op een heldere dag de handen heeft geopend voor regen.

Zonder goed nieuws brak de ochtend aan. De dokter liet weten niet langer te zullen wachten en nam contact op met het Duitse ziekenhuis voor het beenmergbloed dat we eigenlijk niet hadden willen hebben. Ik was er ook zeker van dat het nieuwe leven in het Spaanse pakje voorgoed verloren was en besloot met nog meer liefde op hem te ­wachten.

Schitterend mooi was Deniz in die nacht van de teleurstelling, gegijzeld door de ziekte en met haar haarloze bol als een jonge dolfijn in ­gevangenschap: een kind dat naar haar eigen wereld wil sprinten, maar dat niet kan en mag.

Ik liep naar buiten om een sigaretje te roken en wist zeker dat de wereld met een dergelijke blunder die ons ging treffen niet verder kon. De veulens die overdag iets verderop graasden, zouden dat nooit meer doen. Het licht van de sterren moest wel doven. Iedere lach zou wel plaats moeten maken voor schaamte. Mijn telefoon ging toen over. De dokter was langsgekomen met het goede nieuws. Het Spaanse transplant was na drie dagen ronddolen in Parijs ­gevonden.

Nu zijn de donorcellen in Utrecht in goede handen. Het bloed van de Spaanse baby en Deniz wachten op elkaar zoals zaad en baarmoeder ook doen om samen het nieuwe leven te vieren. Ik heb de voetjes van Deniz, die door de medicatie constant uitdrogen, ingesmeerd met crème en ging daarna deze column maken. Ze slaapt nu met een glimlach om haar mondhoeken, zoals ze dat ook deed toen ze een pasgeboren baby was.

En de woorden die ik nu tik, die zijn ­Flamenco-dansers op mijn scherm. En het geroffel van mijn toetsenbord de Spaanse gitaar van Paco.