Direct naar artikelinhoud
HET TALENT VAN 2019poëzie

In de gedichten van poëzietalent Radna Fabias buitelen de beelden en details vaak over elkaar heen

Wie is het talent van 2019? Die vraag beantwoorden 351 kenners voor het zevende jaar op rij voor V. Van cabaret tot design en van film tot mode: wie moet u in de gaten houden?

Radna Fabias.Beeld Imke Panhuijzen, styling: Elise Verhoeven, haar en make-up: Pascale Hoogstraate, assistent: Juul Timmermans.

Radna Fabias (35) schrijft in haar debuutbundel Habitus gedichten waarin de beelden en details vaak over elkaar heen buitelen. Hoe krijgt zij grip op haar werk? De methode van Fabias in haar eigen woorden.

‘Het verzamelproces duurde zo’n tien jaar. Ik wist in het begin niet eens dat het een dichtbundel zou worden. Ik ben opgeleid als toneelschrijver en heb overwogen een theatrale installatie te maken of een essaybundel. Misschien doe ik dat ooit nog wel, ik heb zoveel materiaal verzameld dat ik nog niet heb gebruikt: foto’s, notities, filmpjes, knipsels. Ik heb alles geordend in mappen: een voor gedichten, een voor beschouwend proza, een voor beeldend en theatraal werk.

‘Om materiaal te verzamelen keerde ik meermaals terug naar mijn geboortegrond, Curaçao. Althans, ik heb niet de middelen om specifiek  voor de kunst te reizen. Ik bezocht familie. Mijn moeder woonde daar, tot niet heel lang geleden. Ik had een handycam gekocht en later een spiegelreflexcamera. Ook had ik twee opnameapparaatjes voor geluidsfragmenten. En natuurlijk notitieboekjes. Alles om beelden, sferen en details vast te leggen van het eiland. Telkens kwam ik met een berg aan materiaal thuis.

‘In die collectie moest ik orde aanbrengen. Gelukkig zat er al een bepaalde ordening in. Dat heeft te maken met wat op natuurlijke wijze je aandacht trekt. Wat steeds terugkomt. Je fascinaties. Ik had bijvoorbeeld een grote fotocollectie van pratende vrouwen. Terwijl ik de foto’s op mijn computer zette, kwam ik erachter dat ik vaak zo’n gele kerk had gefotografeerd, die zie je veel op Curaçao. En ik had ook veel foto's genomen van zwerfhonden, daar moest ik iets mee.

‘Ik heb mapjes op mijn computer en ik heb een archiefkast met mapjes. ‘Geweld’ is een mapje, ‘onveiligheid’, ‘vrouwen’. Ik heb ook een map ‘geluiden’. Zoals het geluid van het schuiven van dominostenen over een tafel. Of als je koraal op elkaar slaat. Het in mootjes hakken van grote vissen met een kapmes. Van die subwoofers die overal op het eiland in kofferbakken liggen. Of het doormidden hakken van een kokosnoot. Tsjak.

‘Ik heb ook afgeluisterde gesprekjes verzameld. Het ging me daarbij niet om het gespreksonderwerp maar meer om de manier van praten, het ritme. Maar ook hoe mensen elkaar steeds onderbreken, dat geeft een interessante dynamiek die je tot op zekere hoogte ook typografisch kunt weergeven. 

‘Ik ben ook mensen gaan interviewen die ik kende van vroeger. Al werkte dat niet altijd goed, zeker als je vrouwen spreekt over gevoelige onderwerpen, want er heerst een zwijgcultuur op het eiland. Ik kwam erachter dat het beter werkt eerst iets van je eigen ervaringen te delen, dan begonnen ze hun eigen soortgelijke verhalen te vertellen. Er kwam veel ellende boven, doorgegeven van generatie op generatie.

‘Het fijne aan zoveel materiaal verzamelen is dat je nooit uit het niets hoeft te beginnen. Ik werkte in die tijd bij educatieve uitgeverijen en later fulltime als kok in de keuken in Utrecht. Zeker als je een baan ernaast hebt en je tijd om te schrijven beperkt is, dan is het niet echt fijn om voor een leeg scherm te zitten.

‘Het allerfijnst aan mijn methode is dat je over een langere periode naar je fascinaties kunt kijken. In de tussentijd ben je veranderd. Dat is het schitterende aan de tijd nemen. Je kijkt naar een versie van jezelf. Je zit beter in de stof als je die afstand hebt. Niet alles wat er staat vind je nog van belang, je kunt makkelijker schrappen.

‘Een jaar of drie geleden zat ik op de koksschool. We kregen les in ‘warenkennis’, over groente en fruit. Tijdens de lessen schreef ik gedichten, geïnspireerd door het nieuwe jargon dat ik leerde. Een van de eerste uitdrukkingen die ik noteerde bij de les warenkennis was ‘esthetisch bederf’, dat iets er bedorven uitziet, maar nog prima te eten is.

‘Ik had destijds gesprekken met vrienden over hoe lang je in de luwte kon blijven en toch jezelf schrijver kon noemen. Ik publiceerde nergens. Als symbolische stap zond ik in 2016 een gedicht in naar de poëziewedstrijd van Oostende, dat was Gieser Wildeman, een gedicht vernoemd naar een stoofpeer. Toen won ik.

‘Een jurylid deelde mijn werk met de Arbeiderspers, haar uitgeverij. Ik kreeg op Koningsdag een mail. Of ik meer werk had liggen. Ik dacht dat het een grap was. Toen pas wist ik dat het een dichtbundel zou worden en ben ik gaan schrijven. Dat heeft iets minder dan twee jaar geduurd.

‘Op een ideale werkdag zit ik rond 7 uur ’s ochtends achter de computer en dan werk ik tot 7 uur ’s avonds. Ik probeer in lange blokken van drie à vier uur te schrijven, eigenlijk langer dan mijn concentratie toelaat. Het wordt dan obsessief, daarmee kom ik ergens waar ik het stiekem wel fijn vind; dat ik vermoeid raak en niet meer helder nadenk. Wellicht boor je daarmee het onderbewuste aan.

‘Ik gebruik ordeningsmethoden in deze bundel waarmee ik op de academie al bezig was. Zoals het gebruik van herhaling. Inhoudelijk, want de gedichten gaan vaak over patronen. Maar ook herhaling als ritmisch middel. Of om iets benadrukken.

‘Ik heb een tekst en zit dan met m’n materiaal te kloten. Dit loopt niet lekker, constateer ik dan over een regel. En dan ga ik daar zoveel mogelijk middelen op loslaten. Los ik dit op met andere woorden, los ik dit op door de regel af te breken? Misschien zit ik in een verkeerd woordveld, dat zijn woorden die bij elkaar horen: vloeibaar, water, zee, oceaan.

‘Dan de ordening. De bundel is opgedeeld in drie delen. Het eerste deel, ‘Uitzicht met kokosnoot’, speelt zich af in de Cariben. Dat is geen thema. Wel een locatie. De arena. Hetzelfde geldt voor de laatste afdeling, ‘Aantoonbaar geleverde inspanning’, dat speelt zich in het Westen af. Tussen die twee delen zit ‘Rib’. In dat deel is de locatie minder helder. 

‘Dat tweede deel zoomt in op vrouw-zijn, een onderwerp dat ook elders langskomt. Net als migratie, man-vrouwverhoudingen, identiteit, geweld, de reproductie van leed, seksualiteit. Het loopt in elkaar over, dat is ook een punt: de vloeibaarheid van iets als identiteit. Vertroebeling. 

‘Het lastige van praten over je methode is dat het lijkt alsof elk fucking stapje bewust is. Het daadwerkelijke proces is oneindig veel rommeliger dan je in woorden kunt vatten. Alles wat ik nu vertel deed ik, al dan niet bewust, om de rommeligheid te temmen. Je probeert jezelf te kalmeren, handvatten te geven. Het is zelfbescherming, houvast. Als ik geen regels verzin, blijf ik voor altijd zwemmen.’

Grote vragen en relationele avonturen gaan bij Rinske Hillen goed samen

Toen ze op haar 16de Oorlog en vrede van Tolstoj las, liet Rinske Hillen (1975) hele delen oorlog achterwege. Maar de vrede verslond ze, getroffen doordat er op elke pagina een fraai geformuleerd inzicht stond. Grote vragen en sappige verwikkelingen konden dus samengaan. Hillen studeerde filosofie en rechten, en doorliep de Schrijversvakschool. In 2017 debuteerde ze met de sprankelende roman Houtrot, een familiedrama in een spookhuis, geïnspireerd door het grachtenpand met immense tuin dat tot twintig jaar geleden op Keizersgracht 268 in Amsterdam stond, alvorens in te storten door een verrotte fundering. Filosofische vragen en relationele avonturen tekenen ook de opvolger, de roman Mannenmaal die in maart zal verschijnen en waarin Hillen euthanasie en monogamie tegen het licht houdt.

Rinske Hillen.Beeld Amaury Miller

Niets is voorspelbaar aan Laura van der Haar

Een archeoloog die zichzelf op haar 4de lezen leerde, die naar de Schrijversvakschool is geweest en haar poëziedebuut Bodemdrang (2014) noemt, dat klinkt bijna voor de hand liggend. Maar verder is er niets voorspelbaar aan de veelzijdige Laura van der Haar (1982), die een podcast maakt voor de Volkskrant en de grote roman Het wolfgetal (2018) schreef over een intrigerende meisjesvriendschap in de jaren negentig. Daarnaast trekt ze op Facebook vele volgers naar haar belevenissen met hond Takkie en voorziet ze op haar website een foto van een opmerkelijke boombast van het bijschrift ‘Boomkutjes’. In april zal haar wandelroman Loslopen verschijnen, zodat Takkie zich kan voegen bij de literaire honden Rekel van Koos van Zomeren en Tikker van Jan Siebelink.

Laura van der Haar.Beeld Els Zweerink

Hoe het verder ging met schrijver Tom Hofland (28)

‘Sinds vorig jaar word ik opeens overal aangekondigd met: ‘Dit is hét literair talent van 2018!’ Dat was top voor mijn carrière, maar geeft ook druk. Vooral omdat mijn tweede boek zo anders wordt dan mijn eerste: Lyssa was een historische ­roman, dit een surrealistische detective – klassiek opgebouwd met een onverwachte twist. In de zomer hoop ik hem af te hebben, maar het schrijven gaat lastiger dit jaar. Ik doe te veel leuke dingen: ik schreef en presenteerde Het Groot Dictee in Utrecht, was ambassadeur van de Kunstbende en zat zelfs in De Slimste Mens. Ook werk ik als programma­maker bij de VPRO. Schrijven doe ik ’s avonds, in alle rust. God, ik ben echt een cliché ­geworden.’