Direct naar artikelinhoud
InterviewKees Verkerk

Hele weekeinden zat men voor de buis gekluisterd om schaatslegende Kees Verkerk in actie te zien

Kees Verkerk (76) was in 1968 de eerste Nederlandse man die goud won op de Winterspelen. Zijn levensverhaal is nu geboekstaafd, en hij vertelt veel en graag over zijn schaatsavonturen. ‘Stond ik daar in mijn half nakie handtekeningen uit te delen op de middenbaan.’

Kees Verkerk in actie op de 10.000 meter op de Olympische Spelen van Sapporo in 1972. Hij werd tweede in een tijd van 15:04.6, achter Ard Schenk. Vier jaar eerder won Verkerk goud op de 1.500 meter.Beeld Arthur Bastiaanse/ANP

In café JAAP, aan de Jaap Edenbaan in Amsterdam, is Kees Verkerk net begonnen aan een anekdote over zijn wereldrecord op de tien kilometer als een vrouw hem bij zijn hand pakt. ‘Ik wil u bedanken voor wat u allemaal heeft gedaan’, zegt ze. ‘Ik woonde in Deventer en heb als kind vaak naar u gekeken. Dat was zo’n fijne tijd.’

Dit is het moment waarop de entertainer in Kees Verkerk ontwaakt, de man die opgroeide in een café, later een camping ging bestieren en geboren is om mensen te vermaken. ‘Bedankt hoor’, zegt hij. ‘Enne… heb je je mobieltje bij je? Wil je nog op de foto? Je bent er nu toch.’

Voor veel oudere mensen is Kees Verkerk (76) een levende legende. Ze bewaren warme herinneringen aan de weekeinden dat ze voor hun zwart-wit televisie zaten gekluisterd om Verkerk, samen met Ard Schenk, te zien strijden op een EK of WK allround. Meestal gebeurde dat in imposante stadions in Deventer, Oslo of Stockholm, waar tribunes tot de rand van de ijsbaan waren gevuld met toeschouwers.

Het goud is voor Verkerk op de WK allround van 1967 in Oslo. Schenk (rechts) is tweede.Beeld ANP

Opvallend genoeg werd de vorige week uitgekomen biografie van Verkerk geschreven door iemand die te jong is om hem ooit te hebben zien schaatsen: de 32-jarige Jeroen Haarsma. Hij kende wel verhalen over Ard en Keessie, maar dan vooral over Ard. Wie die Keessie was, had hij minder duidelijk voor ogen.

Pure nieuwsgierigheid

Een bezoek van zijn toenmalige schoonouders op de camping van Verkerk in Noorwegen wakkerde zijn nieuwsgierigheid aan. Daarna besloot hij de schaatsheld maar eens op te bellen. Verkerk: ‘Het klikte meteen. Misschien wel juist omdat hij me niet zo goed kende. Ik bespeurde pure nieuwsgierigheid.’

Het resultaat ligt voor hem op tafel in het café: een 316 pagina’s tellend boekwerk met de titel Keessie. ‘Mijn levensverhaal’, aldus Verkerk.

Kees Cornelis Verkerk, van 28 oktober 1942, groeide op in Puttershoek, waar zijn vader Pleun café ’t Veerhuys runde. Hij had talent voor meerdere sporten, maar op aandrang van zijn vader koos hij voor schaatsen. Verkerk: ‘Hij zei: goed voetballen, dat kunnen er een miljoen. Goed schaatsen maar een paar duizend. Richt je daarop, dan is de kans dat je daarin de wereldtop bereikt vele malen groter.’

En zo geschiedde. Samen met Ard Schenk luidde Verkerk eind jaren zestig, begin jaren zeventig een ongekend succesvol tijdperk van het Nederlandse schaatsen in. Busladingen Nederlanders reisden in die tijd af naar grote toernooien in het buitenland. Het was het begin van de oranjegekte bij sportwedstrijden.

Verkerk kende zijn internationale doorbraak op de Spelen van 1964 in Innsbruck, toen hij onverwacht zilver won op de 1.500 meter. Vier jaar later werd hij in Grenoble eerste op zijn favoriete afstand. Verkerk was de eerste Nederlandse man die een gouden medaille won op de Olympische Winterspelen.

Verkerk luistert een feest op in het Apeldoornse theater Orpheus. Rechts Ard Schenk.Beeld Dick Coersen/ANP

Hij vertelt veel en graag over zijn schaats­avonturen, vaak van de hak op de tak. Biograaf Haarsma: ‘Zijn opvatting over wat een interview is, is een beetje apart. Hij luistert niet echt naar de vraag, maar begint meestal aan een verhaal net zo lang tot de journalist ‘stop’ zegt.’

Camping in Noorwegen

Nederlanders die de camping van Verkerk bezoeken in Noorwegen krijgen gratis een avondvullend programma. Verkerk: ‘Ik geef die mensen eerst een bakkie koffie, daarna ga ik vertellen, want dat willen ze hè? Verhalen van vroeger. Als ik echt in vorm ben, dan vraag ik of hun opa of oma fan van me waren. Die ga ik dan bellen. Niet meteen mijn naam zeggen natuurlijk, maar langzaam de spanning opbouwen. ‘U spreekt met iemand die woont in Noorwegen’, zeg ik dan. Daarna vertel ik dat ik vroeger best aardig kon schaatsen. Meestal horen ze dan wel aan mijn hese stem dat ik het ben. Dat komt door al dat meeroken in het café vroeger.’

Verkerk heeft deze middag zijn dochter en kleinzoon meegenomen naar de Jaap Edenbaan. De 7-jarige Daviël komt hem vertellen dat hij een rondje gaat schaatsen. Opa waarschuwt: ‘Als je valt, dan wel op je kont neerkomen hè.’

Voor Verkerk was de Jaap Edenbaan vroeger zijn vaste trainingslocatie. Hij leerde er Sjaak Swart kennen, die daar een restaurant uitbaatte. En via hem Johan Cruijff en Piet Keizer. Beroemd is een foto uit 1966, waarop Cruijff en Keizer op schaatsen staan. Ook fraai: de foto uit 1969 waarop Verkerk zijn rondjes op de Jaap Edenbaan in een zwembroek afwerkt.

‘Er waren in die tijd drie kunstijsbanen: Amsterdam, Deventer en Heerenveen’, vertelt hij. ‘Wie als eerste openging, die kwam met een foto in de krant. Op zondagavond belde de directeur van de Jaap Edenbaan op. ‘Kees, kun je morgen komen? Dan regel ik een journalist van het AD en De Telegraaf.’

‘Het was 22 graden, lekker warm. Ik zei: ik kom wel, maar dan moeten ze wel 250 gulden meenemen. Dan trek ik mijn zwembroek aan. Zo gezegd, zo gedaan. Stond ik daar in mijn half nakie handtekeningen uit te delen op de middenbaan.’

Bijzonder hoge temperaturen tijdens de laatste dagen van de Jaap Edenbaan in 1969 waren voor schaatser Kees Verkerk aanleiding om in een zeer ongewoon tenue de training ter hand te nemen.Beeld ANP

Ard en Keessie

De populariteit van Verkerk stamt uit 1966, toen hij op het EK in Deventer op de afsluitende tien kilometer ten val kwam en de eindzege moest overlaten aan Ard Schenk. Die sloeg na afloop liefdevol een arm om zijn onfortuinlijke makker. Vanaf dat moment waren ze een duo: Ard en Keessie.

Verkerk woont al 46 jaar in Noorwegen, waar hij zijn vrouw leerde kennen tijdens een trainingskamp. Lachend: ‘Het gaat altijd hetzelfde. Mensen vragen eerst: alles goed, Kees? En direct daarna: en Ard, hoe is het met hem? Alsof ik hem gisteren nog heb gezien. Heel apart.’

Ard is nog altijd een van zijn beste vrienden, vertelt hij. ‘Ook omdat we elkaar niet vaak zien, zo eerlijk moet je zijn. Ik woon in Noorwegen, hij in Noord-Holland. Zie je elkaar vaker, krijg je misschien wrijving. Nu koesteren we de mooie herinneringen.’

Zoals die talloze keren dat ze door het land trokken voor een schnabbel, want geld verdienen met sporten was verboden. Of die keer dat Verkerk won in het Finse Lahti, op het EK van 1976. ‘Het was daar zó koud’, vertelt Verkerk. ‘De thermometer gaf -28 aan, maar de gevoelstemperatuur was -40. Ik zie Ard nog liggen in de kleedkamer, bibberend van de kou, onder een deken.’

Zelf had Verkerk in Lahti in een hoekje een verwarmd toilet gevonden. Hij bleef daar net zo lang zitten tot zijn naam voor de tweede keer werd omgeroepen voor zijn race. Waar zijn tegenstander, de Rus Kaplan, bevroren aan de start stond, kwam Verkerk lekker opgewarmd aan. ‘Misschien niet sportief’, geeft hij toe. ‘Maar nergens stond in de regels dat dat niet mocht.’

Verkerk heeft weleens gezegd dat er voor hem geen mooier gevoel bestaat dan glijden over het ijs. ‘Het gaat er vooral om: hoeveel kracht haal je uit een slag. Ga je 20 centimeter naar voren of 21 centimeter? Mensen hebben geen idee, maar op een tien kilometer maakt dat een wereld van verschil.’

Kampioen biertappen

Als kasteleinszoon won hij het Zuid-Hollands kampioenschap biertappen. Gevraagd naar een link tussen schaatsen en biertappen, zegt Verkerk: ‘Alles is techniek. Als je techniek niet goed is, gaat het kracht kosten. Dan ga je dit doen.’ Hij knijpt zijn vuisten fijn. ‘Verkrampen. Dat hou je niet vol.’

Dan komt kleinzoon Daviël naast hem staan. Hij is klaar met zijn rondje schaatsen. Drie minuten heeft hij er over gedaan. ‘Goed hoor jongen’, zegt Verkerk. ‘Maar weet je dat opa daar vroeger 30 seconden over deed?’ Later: ‘Hij heeft geen idee wat ik heb gepresteerd. Houden zo. Ik ben gewoon zijn opa.’

Schaatsen doet Verkerk niet meer, de sport volgt hij nog wel. ‘Maar als ik eerlijk ben, vond ik het vroeger leuker. Dan had je een EK en een WK allround. Daar bleven de mensen voor thuis. Nu zijn er overal en altijd wedstrijden. Dit weekend ook weer in Polen. De besten zijn er niet eens bij, omdat ze liever op trainingskamp gaan. Ik kan dat niet uitleggen aan mensen.’

Verkerk bladert in zijn biografie. Hij vertelt veel en graag over zijn schaatsavonturen.Beeld Klaas Jan van der Weij/de Volkskrant

Zijn camping is deze zomer verkocht. In 2019 gaat hij het rustiger aan doen. Hij wil nog zo lang mogelijk genieten van zijn kinderen en kleinkinderen. Zelf verloor hij zijn moeder op jonge leeftijd. Hij was net gehuldigd voor zijn zilveren medaille op de Spelen van Innsbruck (1964), toen hij op de kamer boven het feestvierende café zijn moeder dood op bed vond. ‘Misschien was alles haar te veel geworden. De Spelen, die huldiging. Die vraag zal me altijd blijven kwellen.’

Hij bladert in het boek. Daarin staat een foto van zijn moeder, lopend door Innsbruck, een paar dagen voor haar overlijden. Verkerk: ‘Die foto had ik nog nooit gezien. Ik heb de afgelopen nachten zitten malen in bed: wat zou ze daar gedacht hebben?’

In het boek staat dat Verkerk de dood vreest. Hij praat er liever niet over. Waarom? ‘Eens gaan we allemaal. Ik heb van een heleboel schaatsvrienden al afscheid moeten nemen. Dan ga je denken: wanneer ben ik aan de beurt? En dat wil ik dus niet. Hoe minder je er over praat, des te minder je er aan hoeft te denken. Gewoon leuke dingen blijven doen, dat is het belangrijkste.’

Hij is hoe dan ook blij dat zijn leven is vastgelegd. ‘En het is mooi geschreven. Is dit boek trouwens van jou? Wil je er een handtekening in?’