Direct naar artikelinhoud
Vijf VragenKiki Bertens

Waarom Kiki Bertens niet is genomineerd voor de titel Sportvrouw van het jaar

Tennisster Kiki Bertens is niet genomineerd voor de ereprijs sportvrouw van het jaar. Is dat gek? Vijf vragen.

Kiki Bertens in actie.Beeld EPA

De vakjury van NOCNSF heeft twee schaatssters en twee wielrensters genomineerd. Had Kiki Bertens ook een nominatie verdiend?

Shorttrackster Suzanne Schulting en langebaanschaatsster Jorien ter Mors wonnen olympisch goud, de hoogste prijs in hun sport. Anna van der Breggen en Annemiek van Vleuten pakten de wereldtitel op de weg en de tijdrit, de hoogste prijzen in een seizoen zonder Olympische Spelen.

Bertens nam deel aan vier grandslamtoernooien. Hoewel ze vier kansen had om een van de topprijzen in haar sport te winnen, was haar beste prestatie een kwartfinale op Wimbledon. De overige drie keer kwam ze niet verder dan de beste 32. Ook het officieuze tennis-WK, de WTA-finals, won Bertens niet. Ze strandde in de halve finales.

Is het bereiken van de kwartfinale op Wimbledon knapper dan het winnen van een olympische- of wereldtitel in het schaatsen of wielrennen?

De negenkoppige vakjury vindt van niet. Zij hebben gekozen voor kampioenen. Alle tien genomineerde sporters hebben dit jaar de hoogste prijs in hun vakgebied gewonnen, ook de paralympische sporters (rolstoel­tennisster Diede de Groot won maar liefst zes grandslamtitels: drie solo en drie in het dubbelspel). Tot de afvallers ­behoorden prominente sporters als Tom Dumoulin (tweede in de Tour), Dafne Schippers (tweede en derde bij het EK) en Max Verstappen (vierde in de Formule 1).

Volgens sommige commentatoren is de concurrentie in het ­tennis veel groter dan in wielrennen en schaatsen. Klopt dat?

Er zijn veel tennissters die zich prof noemen. Volgens een enquête van tennisfederatie ITF waren het er vijf jaar geleden 4.862. Daarvan verdiende bijna de helft geen cent. Slechts 253 speelsters konden volgens de ITF uit de kosten komen. In het wielrennen, schaatsen en shorttrack is minder duidelijk hoeveel vrouwen hun sport betaald uitoefenen, maar het zijn er per sport hooguit enkele honderden (dat lijkt veel voor schaatsen, maar die sport wordt vooral in ­China, Japan en Zuid-Korea in flinke aantallen beoefend).

Is het aantal professionele beoefenaren de belangrijkste graadmeter voor het niveau van een sport?

Dat hoeft niet. Wat telt is of voldoende talenten via een topsportprogramma, zonder dat ze zelf veel geld hoeven te investeren, worden opgeleid tot voltijds topsporter met een (bescheiden) inkomen. In olympische sporten kennen veel landen dat soort programma’s, omdat veel waarde wordt gehecht aan medailles.

Voor tennis geldt dat veel minder. Het is een grotendeels commerciële aangelegenheid. Tennis verliest talent vanwege de hoge opleidingkosten en stuurt minder getalenteerde spelers met gefortuneerde ouders het profcircuit in.

Het is de vraag of het spelniveau wel zo hoog is als de liefhebbers denken. Om een betere schifting te maken tussen werkelijk talent en avonturiers heeft de ITF al besloten het aantal ‘profspeelsters’ te beperken tot 750, met de nadruk op de jeugd.

Waarom vinden tenniscommen­tatoren een nominatie voor Bertens dan toch terecht?

Nederlands tennissucces is een schaars goed, Bertens voedt de hoop op betere tijden. Wellicht speelt ook het prijzengeld een rol: ze verdiende met circa 3 miljoen aan prijzengeld veel meer dan de schaatssters en ­wielrensters. 

Toch was een nominatie ook vanuit historisch oogpunt raar geweest. ­Andere kwartfinalisten op Wimbledon (Jan Siemerink, Jacco Elthingh, Michaëlla Krajicek, Brenda Schultz) werden niet genomineerd. Sjeng Schalken werd zelfs gepasseerd nadat hij in een zomer de halve finale van de US Open en de kwartfinale van ­Wimbledon had bereikt.

Het bereiken van een finale lijkt voor tennissers de minimale voorwaarde om te worden opgemerkt door NOCNSF. Martin Verkerk (verliezend finalist Roland Garros) ontving in 2003 een nominatie, Tom Okker won de hoofdprijs in 1969 (na een halve finale in Parijs, maar een jaar na de verloren finale van de US Open) en voor Betty Stöve volstond in 1977 een verloren Wimbledonfinale voor de eretitel. Richard Krajicek werd in 1996 sportman van het jaar na zijn zege op Wimbledon.

Als de sportvrouwverkiezing ­Bertens iets kan schelen, dan weet ze wat haar volgend jaar te doen staat.