Direct naar artikelinhoud
opinieHongarije

Laat Hongaren niet in de kou staan

Veel Hongaren zijn Orbán zat. Zij verdienen de steun van Europa, de internationale media en bedrijven, betoogt journalist Erzsó Alföldy.

Demonstratie tegen de zogenaamde ‘Slavenwet’ in Boedapest, 16 december 2018.Beeld Getty

De eerste en tevens laatste keer dat ik aan een massa­demonstratie heb meegedaan was 29 jaar geleden. Ik was, na een jaar in de VS te hebben gestudeerd, op familiebezoek in mijn geboortestad Boedapest. Het was een winterse avond eind december 1989. Op het Heldenplein in Pest hadden zo’n honderdduizend Hongaren zich verzameld, om, met fakkels in de hand, solidariteit te betuigen aan de revolutie die gaande was in buurland Roemenië.

In Hongarije had zich reeds een fluwelen revolutie voltrokken. Het was op deze beladen plek, het Heldenplein, waar decennia lang de verplichte communistische massa-­optochten en militaire parades werden gehouden, maar waar ook op 23 oktober 1956 het standbeeld van Stalin door een woedende menigte omver werd gehaald. 33 jaar later, op 16 juni 1989, was er een kwart miljoen Hongaren op de been voor de herbegrafenis van de hervormingsgezinde communist Imre Nagy, die als gelegenheidspremier een sleutelrol in de Hongaarse opstand in 1956 had gespeeld, om vervolgens twee jaar later achter gesloten deuren te zijn geëxecuteerd. Het was de jonge studentenleider Viktor Orbán, die daarbij op de barricades klom om de betekenis van Nagy te benadrukken en om vrije verkiezingen en het vertrek van de Russische troepen uit Hongarije te eisen. En de rest is geschiedenis.

‘Rot op Orbán’

Althans, dat zou je denken. Maar in een land als Hongarije, zonder een eeuwenlange democratische burgertraditie, kan het raar verkeren. Niet ­alleen is diezelfde Orbán tegenwoordig minister-president van Hongarije, maar bevindt zich onder zijn ­dubieuze schare vrienden ook een Rus, en niet de minste: Vladimir Poetin. En zo liet eenzelfde Orbán recentelijk, in het holst van de nacht, het standbeeld van Nagy van zijn plek vlak bij het parlement verwijderen, om plaats te maken voor een ander, bombastisch beeld ter herinnering aan de slachtoffers van ‘de Rode Terreur’ van 1918/1919, een erfenis uit het tijdperk van de fascistische leider Horthy, van wie Orbán tegenwoordig een grote bewonderaar zegt te zijn. In het Hongaars bestaat de uitdrukking ‘köpönyegforgató’ (letterlijk: ‘manteldraaier’), wat zoiets betekent als een draai maken van 180 graden, naar­gelang de omstandigheden. Het is Viktor Orbán ten voeten uit.

De recente Hongaarse geschiedenis is een aaneenschakeling van zulke gevallen van ‘van de regen in de drup’. Van de belofte van 1989 is 29 jaar later helaas weinig terechtgekomen, met als dieptepunt de derde ambtstermijn van deze Orbán. Zijn bewind kenmerkt zich door het stelselmatig afbreken van democratische instituties, zoals het kiesstelsel, de onafhankelijke rechtspraak, media en wetenschap, terwijl corruptie en de zelfverrijking van een handjevol bevriende oligarchen de vrije hand hebben.

Maar waar Hongaren bij de verkiezingen van afgelopen april zich nog door Orbán lieten inpakken, lijken zij zich nu tegen hem te keren en vinden er sinds de week vóór de Kerst vrijwel dagelijks demonstraties plaats. Duizenden Hongaren zijn ondertussen de straat opgegaan om te demonstreren tegen Orbáns jongste capriool, de zogenaamde ‘Slavenwet’, die werknemers zou verplichten om overuren te maken tegen betaling achteraf met een terugwerkende kracht van drie jaar. Dat het de demonstranten om veel meer gaat dan deze omstreden overurenwet, is inmiddels wel duidelijk. Naast leuzen als ‘wij komen overuren maken’, ‘vrij land, vrije universiteit’ (een verwijzing naar het recente, gedwongen vertrek van de Centraal Europese Universiteit uit Boedapest) en ‘wij zijn Europeanen’, scandeerden zij: ‘wij zijn het zat’ en ‘rot op Orbán’.

Geest uit de fles

Voor veel Hongaren lijkt de maat vol. En zo vertrokken onlangs op een winterse middag op 23 december, de zondag voor Kerst, wanneer mensen zich normaal gesproken massaal op hun kerstinkopen storten, zo’n 15 duizend Hongaren vanaf het Heldenplein naar het Parlementsgebouw aan de Donau, om te betogen tegen het bewind van Orbán. Om daarna, in de bittere vrieskou, de tocht te vervolgen naar het hoofdkwartier van de staatsomroep MTVA nog eens zo’n 7 kilometer verderop, in een godvergeten stukje niemandsland ver buiten het centrum van Boedapest, waar dit, na eerdere pogingen jaren geleden van demonstranten om het gebouw te bezetten, naartoe was verhuisd.

Leiders van de tot voor kort nog verdeelde, maar nu verenigde oppositie, liepen voorop, aangevoerd door met witte mutsen en sjaals getooide vrouwelijke volksvertegenwoordigers als teken van het vreedzame karakter van de betogingen en als protest tegen het vrouwonvriendelijke klimaat van de regering Orbán. Het doel van de demonstratie was om het door rijen politiemannen omsingelde televisiegebouw binnen te dringen om voor de camera hun lijst van vijf eisen voor te lezen: 1) terugtrekken van de ‘Slavenwet’, 2) minder overuren – voor de politie, 3) onafhankelijke rechtbanken, 4) toetreding tot het ­Europees Openbaar Ministerie en 5) onafhankelijke media. Hoewel dit streven door agressieve omroep­beveiligers werd verhinderd, is de geest, zo lijkt, uit de fles.

Smeekbede aan het Westen

De demonstraties in Hongarije zijn na Boedapest naar verschillende provinciesteden overgewaaid. Ook zijn door oppositieleiders en vakbonden voor 2019 allerlei nieuwe demonstraties aangekondigd. Dankzij onafhankelijke mediasites zoals Index.hu en HVG.hu, zijn deze op de voet te volgen. Daarnaast is de impact van sociale media en in het bijzonder Facebook groot. Berichten over ongeregeldheden worden tegenwoordig in no time gedeeld, evenals oproepen voor demonstraties en steunbetuigingen. Censuur in het land van Orbán reikt immers ver, maar staat vrij online verkeer niet in de weg.

Artikelen over de recente gebeurtenissen in gevestigde internationale media, evenals solidariteitsbetuigingen op sociale media, geven Hongaren de ruggesteun die ze in 1956 hebben moeten ontberen. Toen bleef de smeekbede aan het vrije Westen in de laatste vrije radio-uitzending om Hongarije te hulp te schieten, onbeantwoord. Hongarije bevond zich destijds aan de verkeerde kant van het IJzeren Gordijn, en het Westen had zijn handen vol aan de Suez-crisis.

Wat deze demonstraties uiteindelijk teweeg zullen brengen, zal de toekomst moeten uitwijzen. Eén ding staat vast: veel Hongaren zijn Orbán meer dan zat. En als Hongaren de afgelopen weken iets hebben laten zien, is het dat ze alle steun verdienen: van Europa, van de internationale media, van de buitenlandse, veelal Duitse bedrijven, die gebaat zijn bij goedkope Hongaarse arbeidskrachten, evenals van individuen die Hongarije een warm hart toedragen. Laat de Hongaren deze keer niet in de kou staan.

Erzsó Alföldy is journalist.