Direct naar artikelinhoud

De biecht heeft flink ingeboet aan populariteit onder gelovigen, maar tijdens Pasen is de biechtstoel wél vaak bezet

Biechten raakt uit de gratie, maar in de week naar Pasen ziet broeder Savio in Den Bosch de biechtstoel vaker bezet dan anders. Wat zoeken gelovigen daar nog?

Biechten bij Broeder SavioBeeld Niels Blekemolen

Achter het gaatjesvenster zijn de verlichte contouren van broeder Savio (82) te zien. Zijn linkeroor is naar de in het donker gehulde biechteling gekeerd. Hij ziet hem of haar niet, hoort alleen een stem.

In de kerk van het Kapucijnenklooster aan de Dommel in Den Bosch kan nog gebiecht worden zoals in de film. In een houten biechthok, geheel anoniem, kan de gelovige - geknield of zittend - zijn hart luchten bij een van de kapucijner broeders in bruine pij. Wie 'liever gekend wordt', in de woorden van broeder Savio, kan op afspraak voor een biechtgesprek in de spreekkamer van het klooster terecht.

Hoewel de broeder in de vastentijd - een tijd van bezinning in de aanloop naar Pasen - gemiddeld meer biechtelingen spreekt dan de rest van het jaar, weet hij: de biecht heeft flink ingeboet aan populariteit onder gelovigen.

Cijfers zijn er niet, zegt cultuurtheoloog Frank Bosman (Universiteit van Tilburg). De afname begon in de jaren zestig en zeventig en gaat nog altijd voort. Een deel van de oudere katholieken heeft een afkeer van biechten gekregen omdat het in hun jeugd 'moest'. Bosman, die zelf ooit in opleiding was tot priester ('tot ik mijn vrouw tegenkwam') noemt secularisatie, individualisering en ontzuiling als hoofdoorzaken. 'Voor een aantal mensen staat de biecht ook symbool voor een kerk die zij niet willen, een oude conservatieve kerk die tegen homoseksualiteit is of seks voor het huwelijk.'

Al is er behalve een oudere groep (vaak conservatieve) katholieken volgens de theoloog 'een verrassend grote groep jonge katholieken' die trouw biechten. Deze jongeren kiezen vaak voor het 'ouderwetse' biechthokje.

De biechtvorm die Bosman tegenwoordig het meest ziet is het pastoraal gesprek. Bij 'meneer pastoor' (altijd een priester) op bezoek, onder het genot van een kopje koffie ('of iets sterkers') het leven doornemen.

De inhoud van de biecht kan sterk verschillen. Het kan gaan over het kopen van te veel schoenen of een nare opmerking tot het opbiechten van strafbare zaken zoals moord of kindermisbruik. Het kerkelijk biechtgeheim is absoluut, ook over strafbare zaken moet een priester zwijgen. Voor de Nederlandse wet is de zwijgplicht van priesters vergelijkbaar met het beroepsgeheim van advocaten of medici.

Je hebt mensen die veel baat bij de biecht hebben, zegt Bosman. 'Die praten eens per maand met hun pastoor. Of vaker, bijvoorbeeld na een ingrijpende levensgebeurtenis.' Een voorbeeld: na het verlies van een kind kan het zijn dat de moeder of vader maandenlang geregeld met de pastoor spreekt.

Is dat nog wel biechten? 'Niet per se, maar als iemand gedurende de rouwfase bijvoorbeeld boos is op zijn of haar partner of op het overleden kind en zich daar slecht over voelt, dan kan zo'n gesprek de vorm van een biecht aannemen. Dat die gespreksvormen gemakkelijk in elkaar kunnen overvloeien vind ik mooi', zegt Bosman.

Voor zover Bosman bekend bestaan er geen wetenschappelijke studies naar het geestelijk effect van biechten. Uit eigen ervaring en talloze gesprekken met gelovigen weet hij dat mensen zich opgelucht, schoon of verfrist kunnen voelen. 'Je kunt het denk ik vergelijken met een gesprek met een goede vriend of vriendin, iemand die je vertrouwt, die niet oordeelt en die misschien ook nog wat raad kan geven.'

Wat zoeken gelovigen daar nog?
Beeld Niels Blekemolen

Als leek ben je geneigd om rationeel naar de biecht te kijken. Je hebt zaken op je geweten, daar spreek je over met een vertrouwenspersoon en je voelt je opgelucht. In dat opzicht heeft een biecht wel wat weg van een bezoek aan een therapeut. Maar is dat ook zo?

Bosman zal de vergelijking met een therapeut niet snel maken, omdat het belangrijk is - en dat leren priesters in hun opleiding ook - dat mensen in geval van geestesnood verdere hulp zoeken. 'Je moet als priester geen psycholoog gaan spelen.'

Daar sluit cultuurpsycholoog en godsdienstwetenschapper Hessel Zondag (Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit van Tilburg) zich bij aan. Hij snapt de vergelijking, maar ziet een aantal fundamentele verschillen.

Allereerst is er bij therapie de afwezigheid van een hogere macht aan wie je schuld bekent, terwijl het bij de biecht juist daarom gaat. 'Als je ergens mee zit zijn er een aantal banden beschadigd', zegt Zondag. 'Er treedt vervreemding op ten opzichte van jezelf, denk aan de uitdrukking 'ik kan mezelf of anderen niet onder ogen komen'. De beschadigde band is bij een biecht behalve met jezelf of anderen, vooral ook met God.'

Een ander verschil tussen de bank van de therapeut en de biechtstoel is degene met wie je spreekt. Bij een therapeut is de persoon van de therapeut doorslaggevend voor het slagen van de therapie. De priester is, oneerbiedig gezegd, niet veel meer dan een oor. 'Hij is de bemiddelaar tussen jou en het hogere', zegt Zondag. 'En hij is zeker geen geoefend therapeut.'

Qua resultaat kunnen de twee volgens Zondag wel overeenkomen: herstel van banden, verzoening of in het reine komen en een identiek positief effect op het welbevinden. 'Gelijke effecten, maar een fundamenteel verschillende inhoud en daarom onderling niet inwisselbaar.' Al ziet hij op maatschappelijk niveau wel een relatie tussen de afname van de biecht en de toename van een bezoek aan een psycholoog.

Wij mensen zijn anderen doorlopend aan het vertellen wat ons dwarszit of wat we hebben gedaan, zegt Zondag. Maar waarom eigenlijk? Het verwoorden van problemen is iets diep menselijks, zegt de cultuurpsycholoog. 'Zelfverwijt of een schuldgevoel in gesprek met een ander relativeert.'

Mensen zijn sociale wezens. We lijken misschien sterk geïndividualiseerd, we hebben anderen voortdurend nodig. Bijvoorbeeld om onze zieleroerselen - van klein tot groot - mee te delen.

In de psychologie is bekend dat het mondeling verwoorden van wat ons dwarszit krachtiger is dan het nadenken over of het schriftelijk vastleggen van problemen, zegt Zondag. 'Door iets uit te spreken krijgen we 'cognitieve controle', ofwel een beetje greep op op de brij in je hoofd.' Mede daarom ziet hij het in populariteit flink gestegen online of per app biechten niet als serieuze alternatieven.

Theologiehoogleraar Marcel Poorthuis mag graag een parabel vertellen als het over biechten gaat. Twee mannen gaan na elkaar ter biecht. De eerste zegt: 'Ik heb wat kleine dingen gedaan'. De ander zegt: 'Ik heb iets groots op mijn geweten.' De priester geeft beiden de opdracht om buiten een steen ter formaat van hun daden te halen; de eerste pakt een paar kiezelstenen, de tweede een grote kei. Eenmaal binnen, geeft de priester hun de opdracht de stenen op exact dezelfde plek terug te leggen.

De man met de grote steen legt hem eenvoudig terug, de man met de kiezels staat uren later nog vertwijfeld naar het grindpad te staren. Zonder waarachtig berouw en inzicht is een biecht niets waard, wil Poorthuis (Universiteit van Tilburg) maar zeggen.

Vergis je niet: een biecht is geen goedkope therapie, zegt ook Poorthuis. Je kunt geluk hebben, maar de meeste priesters zijn geen geboren therapeuten, is zijn ervaring. Bovendien: je komt niet naar de kerk om een dialoog met de priester te hebben, maar met God.

Wat zoeken gelovigen daar nog?
Beeld Niels Blekemolen

In het verleden, tot in de twaalfde eeuw biechtte men en groupe. 'Je sprak publiekelijk je fouten uit. Als straf werd je bijvoorbeeld voor langere tijd uitgesloten van de communie of moest je verplicht op pelgrimage', zegt Poorthuis. 'Daarna is de biecht als het ware geprivatiseerd.'

Dat de biecht - op een kleine opleving onder jongeren na - aan populariteit verliest, komt volgens Poorthuis door de lading van het woord 'zondig'. 'Mensen voelen zich gekleineerd door de kerk, ik ben niet zondig denken ze.' Ook ervaart de moderne mens rituelen soms als ouderwets, is zijn ervaring. 'Alles moet tegenwoordig nut hebben, maar rituelen zijn niet utilitair.'

Wat Poorthuis vaak hoort: ik ben wel religieus, maar met het instituut heb ik niets. Zelf heeft hij geen negatief gevoel over de biecht, maar hij hoort het vaak van andere gelovigen. Hij herinnert zich zijn eerste biecht nog goed, 6 jaar oud was Poorthuis. Wat hij vertelde weet hij niet meer, wel het gevoel erna. 'Het leek alsof zelfs het grindpad was schoongewassen.'

De oude handen van broeder Savio leunen op het zware Perzische tapijt op de tafel, achter hem hangt een groot houten kruis. Zo zit hij hier vrijwel dagelijks, in de spreekkamer, om met gelovigen van heinde en verre te spreken 'over wat voor hen belangrijk is of waarmee ze worstelen' en te bidden. Dat laatste is misschien nog wel het meest de kern van de biecht. Want antwoorden op levensvragen heeft hij ook niet. 'Wat weet ik nou?'

In zijn jeugd en als jonge priester, in de jaren vijftig, was het een ongeschreven regel dat men zeer regelmatig biechtte, vertelt de broeder. 'Ik had een broer die nogal een vervelende puber was. Als hij thuiskwam met een bloemetje voor onze moeder, wisten wij dat hij gebiecht had.'

De broeder zet zijn bril af om een stukje voor te lezen uit de Bijbel, uit Jesaja 43. 'Als een mens door rivieren moet gaan en door vuren, is God bij hem.' Hij kijkt op. 'Dat is de kern. Een teken van Gods liefde in goede maar vooral ook in slechte tijden.'