Direct naar artikelinhoud

Wat gebeurt er allemaal op de crèche?

Eva Hoeke.Beeld Robin de Puy

De Dochter (2) kwam thuis met een ei op haar hoofd. ‘Ze is met een hamer op haar hoofd geslagen’, zei mijn moeder, die haar van de crèche had opgehaald. ‘Een speelgoedhamertje, hoor. Ze hebben er zalf op gedaan.’

Ik voelde aan haar hoofd, de haren waren plakkerig. ‘Au’, zei de Dochter met gevoel voor drama. ‘Zo’, zei ik. ‘Dat is een beste bult.’

De Dochter ging tekenen, mijn moeder naar huis. ‘Kan gebeuren’, zeiden we bij de deur. ‘Je let effe niet op en hup.’ Vooral geen drama van maken, zo was het leven, ze waren niet van suiker.

Maar meteen daarna kwam de wroeging. Wat moest een crèche met een hamer? Ja oké, een speelgoedhamer, maar met welke speelgoedhamer kon je iemand zo’n bult slaan? Binnenkort ging Nummer Twee voor het eerst naar de crèche, een meissie van 1 jaar oud en één turf hoog, die had wel een schedelbasisfractuur op kunnen lopen. Ik wilde niet dat zeikwijf zijn, niet die al té mondige ouder die zijn kind als koning behandelt, maar wat was ik waard als moeder, als mens, als ik niet voor ze zou opkomen? Zolang ze zelf niet konden praten was dat wel het minste wat ik voor ze kon doen. Handig ook, zo’n vierogenbeleid, als het gevaar uit de groep zelf kwam. Trouwens, wie was de dader eigenlijk?

‘Dat mogen we helaas niet zeggen’, zei de juf toen ik de Dochter de volgende ochtend opnieuw naar de crèche bracht. ‘Maar we hebben zijn ouders erover aangesproken.’

Ik zei dat ik geschrokken was. Zij zei dat ze zich dat goed voor kon stellen. Daarna de riedel der redelijken: heel vervelend, maar zoiets kon helaas gebeuren: split second, niet expres, ongeluk, klein hoekje, en als ze zou zeggen dat ze voortaan goed op zou letten, zou ze zichzelf ondermijnen, want dat dééd ze al. Begrip over en weer en nadat we allebei nog drie keer hetzelfde hadden gezegd ging ik weer naar huis.

Ik geloof onze crècheleidster. Als ik in haar ogen kijk, zie ik een moeder. Maar sinds kort is er ook die andere gedachte.

Via onze nieuwe oppas, die doordeweeks op een kinderdagverblijf in Amsterdam werkt, weet ik nu wat er nog meer op crèches gebeurt. Leidsters die meer op hun telefoon letten dan op de kinderen. Juffen die peuters afbekken als die smakken. Een dwars kind dat dusdanig van zijn stoeltje werd getrokken dat hij met zijn hoofd tegen de tafel smakte, en een juf die dat vervolgens ‘vergat’ te melden. Met haar verhalen kwamen de eigen ervaringen in nieuw daglicht te staan. Op de vorige crèche in Amsterdam was de Dochter op een dag van het speelgoedhuisje gevallen, zo, snuit vooruit de grindbak in, een gebeurtenis die ze nog vaak memoreerde door op onverwachtse momenten op haar neus te wijzen en au te zeggen. Aan het eind van de dag vertelden de leidsters je altijd precies wat je wilde horen, ja hoor, uw kind heeft goed gegeten, bonen met kaas en twee keer opgeschept, toe maar, en ze heeft, even op het schema kijken, anderhalf uur geslapen, keurig hoor, maar op de vraag hoe ze van dat veel te hoge huisje had kunnen flikkeren, hadden ze geen antwoord gehad. Ik keek van de gebutste Dochter naar de zoveelste invalskracht en wist genoeg.

En nu dit weer.

‘Hoe was het vandaag?’, vroeg ik de Dochter toen ik haar die middag kwam ophalen. Ik keek haar aan, probeerde iets te zien in haar ogen, maar de Dochter begon een brabbelverhaal over klei en konijnen. We fietsten naar huis en terwijl ik mijn neus in haar haren drukte, hoopte ik vurig dat dit verhaal jaren later nog altijd waar zou zijn.

eva.hoeke@volkskrant.nl