Direct naar artikelinhoud
ColumnAaf Brandt Corstius

Het winkeltje van Henny: sommige elementen van de Mini Playbackshow staan in mijn ziel geëtst

Het winkeltje van Henny: sommige elementen van de Mini Playbackshow staan in mijn ziel geëtst

Omdat mijn kinderen op de leeftijd zijn aangekomen dat ze geboeid raken door talentenjachten op tv, besloot ik ze kennis te laten maken met de oermoeder aller talentenjachten: de Mini Playbackshow.

Het is toch een luxe, dacht ik terwijl ik met twee klikjes op YouTube een oude Mini Playbackshow opriep, dat je niet een zolder vol VHS-banden van oude Mini Playbackshows nodig hebt om dit belangrijke cultureel erfgoed met je kinderen te kunnen delen.

Sommige elementen van de Mini Playbackshow stonden in mijn ziel geëtst: Henny natuurlijk, het winkeltje van Henny, het eindlied. Van sommige dingen verbaasde het me dat ik ze was vergeten: dat er in de jury vaak een stier zat die Bulletje heette? (Dat waren nog eens tijden, dat je geen dure BN’ers hoefde in te huren om het jurylid uit te hangen, maar gewoon een willekeurige poppenkastpop kon inzetten die eigenlijk alleen maar ‘huu-uu’ zei.) En: ik wist wel dat tv vroeger langdradiger was, maar hóé langdradig precies, dat zag ik nu pas weer.

Dat gehannes in dat winkeltje. Dat zo’n kind het kostuumpje moest zoeken dat Michael Jackson anno Black or White had aangehad: dat werd niet even voorgeproduceerd, zodat het kind precies wist waar zijn pakje in de winkel hing, eerst expres misgreep en dan snel het juiste kostuum vond, nee, dat was echt zoeken in die kledingrekken, urenlang grasduinen, en Henny wist ook al niet waar het pakje hing, en dan moest er dus iemand van de kledingafdeling het podium op komen stommelen die het juiste pakje aanwees.

Of: het microfoontje van zo’n jongetje zat niet goed, en dan ging Henny eraan sjorren, en dan riep de geluidsman dat de magneet van het microfoontje in het kind zijn broek zat, en dan riep Henny dat een magneet in je broek later zeker wel van pas zou komen.

Dat kon. Dat mocht. Dat gebeurde gewoon.

En dan stapte zo’n kind het helverlichte ei in en kwam hij er verkleed weer uit en ging hij vrij slecht playbacken en de zijsluit doen. Als je Michael Jackson nadeed greep je drie keer in je kruis, als je Frizzle Sizzle nadeed zette je de ene blote voet voor de ander en bewoog je met je hand alsof je een peertje in een lamp draaide. Dat waren de twee smaken in die tijd. Michael Jackson of Frizzle Sizzle: vergelijkbare grootheden.

En dan was zo’n kind klaar en dan zeiden Tonny Eijk, Bulletje en Gordon alleen maar aardige dingen. Alleen. Maar. Aardige. Dingen.

Aan het eind deden ze met zijn allen de polonaise. Niemand kreeg een contract bij een ‘major label’, of een opleiding aan een of andere talent academy. Iedereen kreeg een fijne bos bloemen en een beker van de feestwinkel.

Waarom zijn talentenjachten in godsnaam verder geëvolueerd? Waar was dat voor nodig?