Direct naar artikelinhoud
BeschouwingHiervan nemen we afscheid

Dit is wat we achterlaten in 2018

Wat willen we of gaan we volgend jaar niet meer zien? Volkskrantspecialisten nemen afscheid van onder meer de crop top, design-oogkleppen en shared dining; in de verwachting of de hoop dat we dat achterlaten in 2018.

Beeld Krista van der Niet

Het werkwoord ‘deugen’ 

Ik weet nog dat actrice Hetty Heytink in een interview met Henk Binnendijk in 1994 iets over zichzelf moest zeggen en na een tijdje nadenken vrij overtuigd en triomfantelijk zei: ‘Ik deug.’  Dat vond ik toen mooi, een vrouw die kortstondig haar ziel uitklapt, hem tegen het licht houdt en tot de conclusie komt dat ze zichzelf goed en aardig vindt. Dat ze het juiste wil doen wellicht; het beste voorheeft met een ander. Ik had geen twijfels bij haar uitspraak; geen wantrouwen, of cynische gedachten.

Hoe anders zou dat nu zijn, als iemand die woorden hardop zou uitspreken. Ik denk dat diegene zou worden uitgelachen. Deugen is een vies woord geworden. Het staat voor alles wat hypocriet en ijdel is. Tonen dat je goed bent. Nu verschuift de betekenis van woorden heel vaak en op zich lijkt me dat prima. Taal is tenslotte organisch. Ik ben er niet voor om woorden te verbieden of zelfs maar in het oude jaar achter te laten. Als ze geen collectief doel meer dienen zullen ze vanzelf langzaam verdwijnen.

Maar ik maak me wel zorgen over ons, ons mensen. Antropologen hebben al vaker onderzocht dat taal ook iets zegt over de aard van een volk. Als ze bepaalde woorden niet kennen heeft dat invloed op hun gewoonten, rituelen en omgangsvormen. Ooit was het begrijpelijkerwijs rebels om cynisch te zijn, om te schoppen tegen de hypocrisie van kerk en fatsoen. Maar inmiddels zijn cynisme en wantrouwen allang de norm geworden. Al in 2003 zegt geniaal schrijver David Foster Wallace dat het vrijwel onmogelijk is geworden om nog iets moois, kwetsbaars of waardevols te schrijven zonder slijmerig of nep te klinken. Zal op een dag een woord als ‘liefde’ of ‘vriend’ dan dezelfde soort spottende betekenis krijgen als deugen nu? Misschien is het wel tijd voor een nieuwe rebellie.

Stella Bergsma

Beeld Krista van der Niet

Top crops en broeken met gaten

Wat ik modetechnisch zou willen achterlaten in 2018 is niet één bepaald stuk stof, maar het nodeloos wéglaten van stukken stof. Mijn particuliere ergernis betreft allereerst het kledingstuk dat in het Nederlands navel- of buiktruitje heet, maar furore heeft gemaakt onder zijn Engelse naam crop top. Dat woord crop doet mij ongewild denken aan een krop sla. Maar groenten hebben er natuurlijk niks mee van doen! Het Engelse to crop betekent korter maken, vandaar dat in modebladen kittige korte jasjes en hoogwaterbroeken cropped jackets en cropped pants worden genoemd. Waarom de naveltop niet cropped maar crop heet, geen idee. Misschien omdat cropped top een tongbreker is en elke Kardashian wél foutloos kwrááptááp kan uitspreken. Het staat hoe dan ook simpel, want het rijmt. En als kleren van mij iets níét hoeven doen is het wel rijmen of anderszins de paljas uithangen.

Dan het kledingstuk an sich. Het laat, want ingekort, een stuk buik bloot. In het gunstigste geval van boven de navel tot aan de ribben. In het meest brutale geval is ook de navel vol in beeld. Het kan zijn dat de drager van de crop top een lekker spekkig buikje heeft. In dat geval zal bij bewegingen voor- of zijwaarts dat buikje over de broekband piepen. Ik heb niks tegen buikjes, echt niet. Maar ik vind het zien van andermans nakende navel plus dynamisch umfeld op plekken buiten het strand en de badkamer te veel privé-informatie. Alsof iemand die je niet kent net iets te luidruchtig zijn hart bij je uitstort.

Het kan zijn dat de drager van de crop top een afgetrainde buik heeft. Ook dat vind ik te veel informatie. Als ik stalen abs wou zien, volgde ik wel allerhande #fitgirls op Instagram. Als iemand tot slot een doorsneebuik heeft lijkt het of ze een brede, huidkleurige cummerband draagt - een archaïsch en ambigu kledingstuk dat mij altijd aan Barry Manilow doet denken.

Als tweede stoftekort dat mag achterblijven in 2018, wil ik graag kniegaten in broekspijpen nomineren. En dan vooral gapend grote, symmetrische gaten. Waarom zitten die daar? Zijn het knappe lichaamsdelen? Zelden! Ik begrijp ergens best dat een spijkerbroek met een scheur of gat de drager de illusie verschaft dat-ie rebels is. Maar perfect symmetrische gapende gaten tonen dat het knippen met beleid is gebeurd, wellicht al door de fabrikant: nul rock-’n-roll en nul origineel dus. Bovendien: als je zit, lijkt het alsof je een bermuda met kniekousen draagt. Dat is meer Lord Baden-Powell dan Kurt Cobain.

Cécile Narinx

Beeld Krista van der Niet

Digitale oogkleppen

De moderne mens heeft een haat-liefde verhouding met technologie. Neem de smartphone, die ons zo in beslag neemt dat offline zijn de nieuwe luxe is. Of big data en algoritmes. Die zijn maar wat handig om een playlist te maken op Spotify, bevestiging te krijgen op Twitter of een date te vinden op Tinder. De keerzijde is fake news en filterbubbels. Nog afschrikwekkender zijn robots en kunstmatige intelligentie, die banen kunnen gaan inpikken. Maar een lege koelkast die zelf boodschappen bestelt en op de deurmat laat afleveren, dat klinkt dan weer wel verleidelijk. Kortom, technologie is onwenselijk én onmisbaar tegelijk.

Elektronicagigant Panasonic heeft een prototype ontwikkeld dat deze tweeslachtigheid fantastisch verbeeldt: Wear Space. Het is een kraag met koptelefoon die om het hoofd wordt gedragen en omgevingsgeluid (een vragende collega?) en hinderlijke bewegingen (een spelend kind?) in de directe omgeving reduceert. Het gezichtsveld kan worden verkleind door de kraag samen te knijpen, waarbij de koptelefoon strakker wordt getrokken en geluid nog beter wordt gedempt. De Wear Space is verbonden met wifi en bluetooth, zodat de smartphone erop kan worden aangesloten. Het idee is dat de kraag fungeert als een draagbare kantoorruimte voor ‘professional nomads’ (zo omschrijft Panasonic het). In een lawaaierige omgeving zal de Wear Space inderdaad best handig zijn. En eerlijk is eerlijk, hij ziet er gelikt uit.

Toch zijn deze design-oogkleppen vooral kil en afstompend. Het menselijke gedrag wordt al zo vaak gestuurd door technologie, voor je het weet zit straks iedereen ook nog eens naast elkaar in zijn eigen filterbubbel. In een wereld die steeds digitaler wordt, moet technologie ons niet afsluiten van elkaar maar ons juist verbinden. Voor je kijken en doorwerken, dat is het toekomstbeeld in de draagbare bubbel van Wear Space. Als dat de realiteit wordt in 2019, dan hebben helemaal geen robots meer nodig. Dan zijn we zelf een robot geworden.

Jeroen Junte

Krista van der NietBeeld Krista van der Niet

Shared dining

Laat ik positief beginnen: we leven in gouden restauranttijden. Het stikt in alle prijsklassen in toenemende mate van de goede zaken met keukens uit alle windstreken. Onder chefs heerst een soort fris, progressief enthousiasme, mede ingegeven doordat er een aanbod aan ingrediënten voorradig is van een kwaliteit en diversiteit zoals die beslist nooit eerder heeft bestaan.

Dat gezegd hebbende is er ook een hoeveelheid culinaire onzin in omloop waar de hipsters geen ceviche van lusten. Al die weelde in aanbod lijkt hier en daar tot paniekerige onrust te leiden bij restaurateurs. Begrijpelijk: gasten zijn verwend, mondig en wispelturig terwijl goed personeel schaars is. In de moordende concurrentie worden restaurantideeën gelanceerd die knellen als een te kleine schoen. U weet meteen dat u er zo één te pakken hebt, als er aan het begin van de avond een ober (m/v) aan tafel komt die u veelbetekenend aankijkt en dan zegt: ‘Bent u bekend met ons concept?’

Ik gok dan altijd hoopvol: ‘Eh, jullie brengen mij eten, en dat peuzel ik dan lekker op? Dat concept?’ Helaas: meestal blijkt het een variatie op het uiterst irritante ‘shared dining’-thema. Met de hele tafel uit dezelfde pan of schaal opscheppen is niets nieuws, kan iedereen u vertellen die wel eens op een plek heeft gegeten die geen restaurant was. Maar deze jeuktrend, die een aantal jaar welig tiert, doet net alsof dat iets heel bijzonders is. Vaak worden er ook nog eens allerlei wereldverbeterende en/of liefdesbevorderende krachten aan dat delen toegedicht. ‘Sharing = caring’ staat dan op de menukaart, of ‘share your food, share your experience’ – alsof je in restaurants waar je gewoon je eigen bord krijgt van je tafelgenoten bent afgescheiden met geluiddichte schotten.

Vaak wordt dat delen van gerechtjes bovendien als excuus gebruikt om gerechten kleiner dan een voorgerecht te verkopen voor de prijs van een tussengerecht. Als er 14 euro wordt gevraagd voor drie fliebers vis die je vervolgens met zijn vieren moet delen, dan getuigt dat wat mij betreft van weinig ‘caring’ voor de gast. En noem me een hebberd, maar ik vind het ook gewoon irritant als iemand van rechtswege de helft van mijn voorgerecht opeist.

De beste restaurants zijn, van haute tot laag, gestut op vier pijlers: welwillendheid, zorgvuldigheid, vakmanschap en smaak. Hoe je die vier dingen tot uiting brengt op de borden, in de glazen of in de manier waarop het menu is ingedeeld – daar heeft de restaurateur alle vrijheid in, en die strategie mag je wat mij betreft best het concept noemen. Maar zodra een concept wordt gezien als iets dwingends waarvoor één of meer van die pijlers moeten wijken, gaat het mis. Goede concepten zijn – net als goede service – geruisloos. Het enige dat je er van merkt, is dat je, bijna moeiteloos, een hele fijne avond hebt.

Hiske Versprille