Wie is onze Fotograaf des Vaderlands, Jan Dirk van der Burg?

Kent u hem nog niet? Het hele jaar ambassadeur van de Nederlandse fotografie en de man achter onze vrolijkstemmende rubriek #HeerlijkGenieten? Hier is hij.

Van zijn nieuwe eretitel wordt Jan Dirk van der Burg soms nog ongemakkelijk: Fotograaf des Vaderlands. ‘Zo’n titel wordt ook maar bedacht door drie mensen van foto-instituties die onder een systeemplafond zitten te vergaderen: wie zullen we nu weer eens vragen? Dat ze bij mij uitkwamen is wel heel leuk. Maar mensen die niet in de fotografie zitten denken nou dat ze met de beste fotograaf van Nederland te maken hebben of zo. Helemaal niet waar.’

Je beste vriend, Iran-correspondent Thomas Erdbrink, zei: ‘Jan Dirk is een echte kunstenaar.’

Een uitbundige lach, een lach die het hele gesprek zal doorklinken. ‘Nou, dat vind ik heel vriendelijk van hem.’

Later, achter een citroenscone op zijn Amsterdamse bovenetage: ‘Ik zeg nooit van mezelf: ik ben een kunstenaar. Mensen die dat het hardste zeggen zijn vaak niet de beste kunstenaars. Maar ik merkte wel dat ik steeds meer de behoefte kreeg mijn gedachten vorm te geven en die te willen delen met anderen. Zoals een vogelspotter een mooie geelvink ziet: kijkkijkkijk, wat prachtig.’

Betondorp en haar bewoners. Voor een serie met Marcel van Roosmalen, 2015

Vader Van der Burg was varkensboer, de buren in Zoetermeer hadden koeien. ‘Toen ik klein was liep ik de hele tijd rond in een overalletje, op kaplaarsjes en met zo’n traptractor.’ Jan Dirk kon rustig anderhalf uur op een krukje zitten, kijkend naar de koeien die werden gemolken. Dromerig, was immer de conclusie van zijn rapport op de bassischool. ‘Jan Dirk kan goed leren, maar als hij iets minder uit het raam zou staren, zou het nog wat sneller gaan.’ Kortom: als kind stond de latere fotograaf ‘altijd al in de observerende stand. Maar dat is ook een beetje psychologie met terugwerkende kracht, hè.’

Thomas Erdbrink vertelde ook: ‘Niemand kan het gewone Nederland zo goed laten zien als Jan Dirk – zoals we onszelf niet zien. Eindeloze rijen rijtjeshuizen, met televisies die allemaal in dezelfde posities staan, met de salontafel ervoor. Hij is correspondent in eigen land.’

In hoeverre heeft de plek waar je vandaan komt invloed gehad op dat oog van jou voor het doorsnee Nederland?

‘Wel veel, denk ik. Zoetermeer is heel gemiddeld Nederland. Het gaat er erg over wonen. Het was een klein dorp maar werd in de jaren zeventig aangewezen als groeikern, een vinexlocatie avant la lettre. In no-time ging het van tienduizend naar 120 duizend inwoners. Van die grijze saaie wijken die met een nummer worden aangeduid, en een spuuglelijk winkelcentrum. Zo’n typisch fenomeen in Zoetermeer: bewoners die de letters HOME in hun huiskamer hebben hangen, of van die inspiratieposters: ‘In dit huis wordt gelachen, in dit huis wordt gehuild.’’

Calvin Klein, the dyslexic collection, modellen in nepmerkondergoed, o.a. Calven Kliem, 2015

Van der Burg volgde de School voor Journalistiek en koos de richting fotografie omdat hij dacht: kan ik gemakkelijker later in verre buitenlanden werken, want dan spreek ik de taal van het beeld. ‘En ik had ook een romantisch idee van fotojournalisten. In mijn hoofd kleefden knappe foto’s van Robert Capa, in een Frans barretje met een Leica over zijn schouder, schalks kijkend naar de meisjes. Ik had in die tijd nog geen vriendin, dus ik dacht: dat heeft wel iets.’

Op zijn vervolgopleiding, aan de kunstacademie, kwam het omslagpunt toen hij eindexamen moest doen. ‘Eigenlijk wilde ik een mooie reis gaan maken, voor exotisch beeld, ergens in een conflictgebied. Ik kon maar op niks komen waarvan ik dacht: dit moet het worden. Toen ik nog maar twee maanden de tijd had bedacht ik het kantoorleven te fotograferen, op een kilometer van de academie. Ik wilde die ouderwetse kantoorcultuur laten zien, liefst zonder computer, met kaartenbakken en mappen. Ik ben gewoon zo’n kantoor binnengestapt: ‘Mag ik hier fotograferen?’ Nadat ik die serie had gemaakt kwamen allerlei medewerkers langs, voor de foto’s. Toen viel me op dat ze ineens anders gingen kijken naar de omgeving waarin ze werkten. Ik dacht: je kunt het als fotograaf van heel ver halen, maar het is eigenlijk veel interessanter mensen dingen te laten zien die ze zelf wel hebben bekeken, maar niet echt hebben gezien.’

CV Jan Dirk van der Burg

3 april 1978

Geboren in Voorburg

Opleiding

School voor de Journalistiek Utrecht en kunstacademie Den Haag

Werk

2010 Seks Cinema Venus in Fotomuseum Foam

2011 Boek Olifantenpaadjes

2012 Expositie en boek Censorship daily

2015 Calvin Klein, The Dyslexic Collection

2016 Tweetbundelbox

2017 Ansichtkaartenbox Morning Glory

2018 Foto-comedyshow Zie Je Niet Vaak, op de Parade

2018 Methode Marly, handboek voor ouders op social media

2018 Fotograaf des Vaderlands, ambassadeur voor de Nederlandse fotografie

Jan Dirk van der Burg woont samen in Amsterdam.

Ze bewust maken van de dingen om zich heen.

‘Ja. Met mijn serie over de olifantenpaadjes bijvoorbeeld. Dingen waarvan mensen zeggen: o ja, natuurlijk, dát.’

Zijn fotoboek Olifantenpaadjes (2011) is nog steeds Van der Burgs bekendste werk. Hij fotografeerde de uitgesleten paadjes, vaak in het gras, van voetgangers en fietsers die consequent de officiële bestrate routes afsnijden. ‘Elk saai industriegebied werd ineens potentieel jachtgebied voor me: daar kan er ook nog wel eens eentje liggen.’ Beelden waarvan je meteen vrolijk wordt. ‘Bullewijkerpad, Amsterdam – terreinwinst: 3 meter.’ De eerste druk van het boek was binnen twee weken uitverkocht. ‘Wat heel grappig was: met die olifantenpaadjes gingen van die managementgoeroes in hun presentaties helemaal aan de haal.’ Schiet in de lach: ‘Buiten de gebaande paden denken! De kortste route van A naar B! Toen ben ik op een gegeven moment zelf ook maar lezingen gaan geven. Ik heb best vaak voor zaaltjes gestaan om uit te leggen hoe je de metafoor van de olifantenpaadjes in je eigen organisatie kon implementeren, hahaha.
‘Kijk, toen ik nog werkte als journalistiek fotograaf heb ik ook geregeld Hans van Breukelen een half uur horen spreken over hoe je het beste uit jezelf kunt halen. Ik dacht: of je nu 5.000 euro voor Hans van Breukelen betaalt of je betaalt 1.200 euro voor een olifantenpaadjesverhaal.’

Uit de serie ‘Olifantenpaadjes’, 2011

Jij had vroeger op de een of andere manier altijd geld bij je, vertelde Thomas. ‘Je kon altijd van Jan Dirk lenen’, zei hij.

‘Dat is een running gag onder mijn vrienden. Ik vond het prettig met voldoende geld op pad te gaan. Net als mijn vader: die had ook altijd cash op zak. Maar het was niet zo dat ik echt rijk was, hoor. Dat heeft zich bij Thomas in zijn hoofd genesteld.’

Thomas vertelde dat hij vroeger wiet verkocht op de middelbare school. Toen gaf hij jou een paar zaadjes. Binnen de korte keren scheen je een levendig wietveldje op de boerderij te hebben.

Meteen: ‘Dat deed ik voor eigen gebruik en om uit te delen. Thomas was veel gewiekster dan ik in die dingen. Ik ben ook een slechte onderhandelaar, in tegenstelling tot mijn vader. Dat is een echte marktkoopman. Die staat bij de Bijenkorf nog af te dingen.

‘Thomas had toen een paar planten op het dak van zijn moeder. Hij verkocht goeie buitenwiet tegen een schappelijke prijs tijdens de aardrijkskundeles. Ja, het was een Montessorilyceum, hè. Die zaadjes die hij me had gegeven stopte ik thuis in een potje. Dat ging heel goed. En ik had natuurlijk agrarisch potentieel. Ik zei tegen mijn vader: ‘Dat hoekje bij de stal, daar kunnen toch wel een paar plantjes staan? Pap, ik blow nu, dat is eigenlijk net zoiets als een biertje drinken. In de coffeeshop is dat spul heel duur, maar we kunnen het natuurlijk ook zelf verbouwen.’ Zo bracht ik een economisch argument in om wiet te kweken.’ Tevreden blik.

Van der Burg, geportretteerd door Ilvy Njiokiktjien

Hoe keek je vader?

‘Hij vond het wel een goed idee. Of hij dacht: dit is de puberteit. Hij zei wel: ‘Je mag het nooit verkopen.’ Dat was de voorwaarde. Nou: toen werden die planten hartstikke groot. Toen heeft-ie zelfs in de kinderkamer met staaldraad nog een soort droogsysteem gemonteerd, zodat de planten daar te drogen konden hangen. Samen met mijn moeder liep ik de toppen te knippen. Dat heb ik een jaar of drie zo gedaan. Ik ging naar Lowlands met een kilo wiet, allemaal uitgedeeld.’

Erg liberale ouders.

‘Klopt. Maar ze hielden het allemaal wel in de gaten. Ik had geen onvoldoendes. Ze gaven me veel vertrouwen en ik haalde het niet in mijn hoofd dat te beschamen. Ik zat zo’n beetje in de krakers-electro-sfeer toen. Ging ik op mijn 16de naar zo’n kraakpand achter de Bijenkorf in Den Haag, waar je in het zand kon dansen tot een uur of vier ’s nachts. Zei ik tegen mijn moeder: ‘Kun je me om drie uur ophalen, dan sta ik buiten met mijn vriend.’ Er was nog geen mobiele telefoon, hè. Dan kwam ze aanrijden bij het kraakpand, in een Mercedes.’ De uitbundige lach.

‘Ik had gewoon duidelijke afspraken met mijn ouders en verder lieten ze me bewust vrij. Mijn moeder was bakkersdochter en mijn vaders vader was vrachtwagenchauffeur. Ze groeiden op in een klein dorp. Mijn vader komt uit een katholiek gezin met veertien kinderen. Ze hadden het niet breed. Het was allemaal heel praktisch. Je wordt groot en gaat aan de slag. Mijn vader had voor zichzelf besloten: mijn kinderen mogen straks hun eigen gang gaan.

‘Soms streef ik een creatief doel na waarvan hij nou niet echt zal denken: dat is een topidee. Ik heb een tweetbox gemaakt, met bundels tweets van bekende Nederlanders, waaraan ik een jaar heb gewerkt en die 27 duizend euro heeft gekost. Heb ik niks aan verdiend. Terwijl: mijn vader is erg van het ondernemerschap. De schoorsteen moet roken, brood op de plank. Zijn lievelingsrestaurant is de Cantharel in Apeldoorn, van Van der Valk. Hij keek ook altijd naar die serie van omroep Max, over de jonge Van der Valken. ‘Dat vind ik nou echte kunstenaars, die Van der Valken’, zei hij dan.’

Van der Burg verzamelde tweets van bekende en onbekende Nederlanders en maakte er een box met tien boeken van

Jij streeft creatief werk na, wat niet per se altijd geld hoeft op te leveren, maar dat doe je met werk dat eigenlijk een knipoog is naar alles waar de Van der Valken voor staan.

‘Ja. Ik heb best vaak bij Van der Valk gefotografeerd, ha.’

Maar is het dan ook een knipoog naar het leven van je vader?

‘Als je het zo stelt lijkt het of ik de behoefte heb daar commentaar op te leveren met mijn werk, maar dat voel ik niet zo, hoor. Ik vind zijn kijk op het kunstenaarschap ook verfrissend en inspirerend, in vergelijking met mensen die zich begeven in die kunstenaarsbubbel en alles wat musea ophangen maar meteen als kunst zien.’ Glimlach: ‘Mijn vader zit ook bij een biljartclub. Wil ik ook graag een keertje wat mee doen. Ik weet zeker dat dat goud is.’

Snapt hij ook dat het leuk is om dat te fotograferen?

‘Die inhoudelijke gesprekken voeren we eigenlijk nooit. Maar hij doet natuurlijk wel de dingen die ik graag fotografeer.’

Dan: ‘Wonderlijk hoe je toch altijd blijft hangen in de waarden van je opvoeding. Dat je als je aan iets begint het ook afmaakt bijvoorbeeld – dat soort dingen heb ik wel erg meegekregen. Dat je je eigen geld moet verdienen. Als ik wist: hier ga ik niet echt geld mee verdienen, maar ik wil het zo graag maken, wrong dat wel. Dan dacht ik toch: hoe kan ik zorgen dat het toch iets oplevert?’

Die meer praktische instelling heeft je dus ook geholpen?

‘Ja.’

Portrettenserie van mensen met hun eigen gezicht op hun bedrijfsbusje, 2015

Het was lang zoeken naar een ‘eigen smoel.’ Aan de School voor Journalistiek in Utrecht studeerde Van der Burg af op een fotoserie die hij had gemaakt van jongeren in Sint-Petersburg. ‘Die stopte ik in een sepiabadje om ze te laten verkleuren. Als ik er nu naar kijk is het edelkitsch van de bovenste plank. En daar ben ik op de kunstacademie nog eens enorm mee doorgegaan.’ Vrolijk: ‘Ik hoop niet dat ik ooit nog eens de status krijg dat men op zoek gaat naar het vroege werk van Jan Dirk van der Burg.

‘Tijdens een stage bij Het Parool stuurden ze me naar Artis, voor een foto van een nieuwe olifant. Had ik alleen die slurf gefotografeerd, in zo’n onscherpe vorm, richting het nootje dat de verzorger in zijn hand hield. Nou, die houwdegen van een eindredacteur schold me echt woedend de redactievloer af. ‘Een olifant! Hoe kan je ’m missen?!’

En verder zat het ook niet altijd mee.

Thomas vertelde hoe het komt dat je zulke mooie voortanden hebt.

‘Die zijn nep. Ik had een mountainbike met een remprobleempje, maar dat leek redelijk onder controle. In Leiden dronk ik wodka bij een Russische vriend. Daarna ben ik op de fiets gestapt. ’s Ochtends werd ik wakker in het studentenhuis, ging met mijn tong langs mijn verhemelte en dacht: ik mis iets. Ik keek in de spiegel: allemaal opgedroogd bloed. Mijn voortanden waren met wortel en al eruit geslagen. Ik was head first op de stenen gegaan. De dag erop stond er in het Leidsch Dagblad een kortje: ‘De politie heeft een fiets, een plas bloed en twee voortanden gevonden. Wil de eigenaar zich melden.’ Ja, het is een goed kroegverhaal.’ De uitbundige lach.

Minder vrolijk: ‘De politie heeft die tanden trouwens gewoon in de sloot geflikkerd.’ Ernstig, nu: ‘Ik heb er niks aan overgehouden. Maar je leest ook weleens een berichtje in de krant dat het niet goed afloopt.’

Uit de serie ‘Kantoorcultuur’, 2007

Jarenlang heb je het ene losse project na het andere gedaan – veel gestruggel.

‘Het klinkt misschien een beetje gek, maar ik ben helemaal niet zo’n goede fotograaf. Geef me tien opdrachten als fotojournalist en er mislukken er drie. Als ik iets moet fotograferen waarin ik niet ben geïnteresseerd, heb ik ook de concentratie niet om een echt goeie foto te maken. Ik moet het onderwerp zelf kunnen verzinnen. Veel fotografen hebben een bepaalde stijl en proberen daarin de hele tijd hetzelfde te doen. Dat je meteen herkent: o, maar dat is díé fotograaf. Mijn werk is lang fragmentarisch geweest. Het idee ervan is: er zit iets plezierigs in, je consumeert het met een glimlach, maar er zit hopelijk nog iets achter. Een geintje met een seintje. Het voordeel van die benoeming tot Fotograaf des Vaderlands is geweest dat ook anderen die lijntjes begonnen te leggen.’

De plek waar voor hem alles samenkwam was zijn voorstelling op De Parade van vorige zomer, met de diavoorstelling Zie Je Niet Vaak. Binnen een half uur zoeven er 272 beelden voorbij, van kantoormannen onder systeemplafonds tot hondenpoepzuigers en mannen die op de Huishoudbeurs de tassen van hun vrouwen sjouwen. Een bloemlezing uit eigen beeld, voorzien van droog commentaar, een showballet en muziek. De fotograaf als performer, die je op een andere manier naar het alledaagse laat kijken. Een van de tragikomische hoogtepunten volgens de Theaterkrant: de foto’s van kantoorverjaardagen - het moment dat de gespreksstof al op is, maar de appelkruimeltaart nog niet. ‘Ik vind het fijn dat ik nu aan mijn vader kan laten zien: ik ben jaren bezig geweest met allerlei series, maar je moet het zien als een groot werk waarop ik verder kan borduren. Zonder de financiële hulp van mijn ouders had ik nooit zoveel eigen werk kunnen maken.’

‘Censorship Daily’, een selectie van ‘het beste werk van de Iraanse censuurdienst’, 2012

De afgelopen jaren is Van der Burg steeds meer gefascineerd geraakt in ‘hoe de mensheid zich toont’ op internet. Voor BredaPhoto 2018 sprokkelde hij op zijn laptop series foto’s van ongebruikelijke categorieën bij elkaar - zoals de onvolprezen wethouders uit middelgrote gemeenten met rechtopstaand stekelhaar.

‘In mijn geheugen is dat een soort jongenskapsel, dat je laat knippen als je 18 bent en bij de mariniers gaat. Ik vind het grappig dat mannen die grijs worden dat stekelhaar gaan dragen. Het ziet er wel energiek en dynamisch uit. En aan de andere kant is het vrij streng. Een vleugje staatsmanschap. Als je het goed draagt.

‘Toen ik ging googelen onder wethouders had ik er binnen een uur of drie een stuk of vijf. Een sensationeel inzicht, vond ik zelf. Ik keek waar ze vandaan kwamen: allemaal uit middelgrote gemeenten. Als ik eenmaal zie dat ik er een categorie van kan maken gebeurt er iets wonderlijks in mijn hoofd. Ik word daar blij van. En wat het dan vervolgens teweegbrengt: allerlei mailtjes uit andere middelgrote gemeenten: ‘Wij hebben er ook twee!’

‘Ik heb ook weleens een serie bij elkaar gezocht van escortsites met vrouwen die in lingerie poseren, maar dan wel toevallig net naast een radiator staan. Naast een plaatradiator type 10. En naast een ledenradiator. Naast een designradiator. Het is geen categorie die je een inzicht geeft dat de wereld gaat veranderen, maar...’

Je moet er vaak om glimlachen, om jouw werk.

‘Ik probeer altijd mensen te zoeken die iets speciaals hebben, maar nog wel in de samenleving staan. Niet echt man bijt hond met een gieter op zijn hoofd en gouden kabouters in zijn voortuin. Ik probeer altijd aan de kant te blijven van de glimlach, niet van de schaterlach. Want dan wordt het cynisch.’

Tienduizenden kilometers heeft Van der Burg afgelegd in zijn bordeauxrode Fiat Panda om Nederland te vangen met zijn camera. Dat moet nog even gezegd over de Panda: ‘Een erg leuk autootje, ik rij er al zes jaar in. Als je de deur dichtdoet is het exact hetzelfde geluid als van een koektrommel. Je verliest elke botsing, maar je wordt bijzonder sympathiek benaderd als weggebruiker. Iedereen denkt: dat is een oud omaatje, die geven we voorrang. Maar met wind mee gaat-ie toch mooi 150. Dus dan kun je ook nog een BMW inhalen.’

Voor Volkskrant Magazine maakt Van der Burg de beeldcolumn #Heerlijk genieten, met een korte tekst over vrijetijdsbesteding. ‘Ik ga het vooral buiten de Randstad zoeken, was het eerste wat ik afsprak voor die rubriek. Waar wij hier in Amsterdam mee bezig zijn is zo anders dan in de rest van het land. Ik voel me ook nooit zo’n Amsterdammer. Hier zie ik van die meisjes op zoek naar een tentje met hippe Vietnamese kippenbouillon, op hun swapfietsen met hun canvastasjes van de hipsterwinkel Things I like, Things I love. Stap ik in mijn Panda en rij ik naar de Veluwe, dan kom ik in een totaal andere wereld. Die bijna nooit in de krant staat. Het is dankbaar die mensen een podium te geven. Nederland kent echt twee kanten. Ik vind het leuk dat te laten zien, op een niet-polariserende manier. Dus niks over roetveegpieten en zo.’

Morning Glory, een serie waarin bordelen en parenclubs ‘met glamourtekort in het zonnetje worden gezet’, 2016

Met als inspiratiebron je eigen achtergrond.

‘Ik denk er nooit zo bij na van: waar kom ik vandaan en waarom doe ik dit? Maar ik heb schrijver Marcel van Roosmalen, met wie ik vaak op pad ga, een keer meegenomen naar mijn ouderlijk huis. Daar doemde dan de bungalow op, aan zo’n onderweggetje. Zo’n droogkloterige setting. ‘Ik begrijp nu jouw werk ineens heel goed’, zei hij ineens.’ De uitbundige lach.

‘Een paar weken geleden heb ik de intocht van de Fotograaf des Vaderlands georganiseerd. Kwam ik met een fanfare de pont af. Ooit heb ik een vrouw gefotografeerd met een showpony die kunstjes kon; ik wilde graag dat ze bij die intocht weer kwamen dansen. ‘Wil jij een pony heen en weer rijden?’, vroeg ik mijn vader. Dat deed-ie - ook weer zonder te vragen waarom eigenlijk. Heeft hij drie uur op de ring van Amsterdam in de file gestaan met die pony. Later kreeg ik van twee mensen een foto van mijn vader met zo’n petje op, naast de paardentrailer met de showpony. Hij stond precies in zo’n houding dat ik dacht: ik had die foto ook gemaakt. De Hollandse nuchterheid die daarvan uitgaat, dat is een beeld waar ik thuis vaak naar heb gekeken.’

Tegen het einde van het gesprek, toch nog even: ‘Toen ik geen tanden meer had, heeft mijn vader wél de tandartsrekening betaald.’

Machinist Jan Gravemaker op zijn rode locomotief, uit de serie 'Mannen van de Modelbouw', 2008