Direct naar artikelinhoud
Column

Jammer dat eenden nou nooit eens een gesloten kliek hebben

Eva Hoeke.

In het Wilhelminapark zat een dik ingepakte man met een vriendelijke oogopslag op een bankje naar de eenden te kijken die even daarvoor met z’n twintigen op mij, mijn Dochter (1) en onze zak oud stokbrood en ander feestgruis waren afgestormd. ‘Zo-ho!’, riep de man jolig. ‘Die hebben honger!’

‘Nou!’, riep ik terug, want ik gun iedereen zijn conversatie en bovendien was er technisch geen speld tussen te krijgen, de beesten pikten de korsten nog net niet uit de knuisten van mijn kind, wat nog een heel gedoe gaf. ‘Nou, hunnie liever dan ik’, zei de man toen ik de Dochter eenmaal had ontzet. ‘Mijn hoeven ze voorlopig niks meer te voeren. Ik heb in december zoveel ge-eten dat ik tot en met maart vol zit.’ Hij keek tevreden voor zich uit. ‘Ik vind december altijd wel gezellig. Borreltje, nootjes, een worstje. Gezelligheid. Maar nou is het vervelende dat het er niet meer uit komt.’

‘O’, zei ik, nu toch wat gereserveerder.

De man nam een katoenen zakdoek uit zijn broekzak waarmee hij een druppel onder zijn neus wegveegde en zei, terwijl hij naar de zakdoek keek: ‘Ja, ik weet wel wat jij denkt. Jij denkt: daar gaat die ouwe zeikerd zijn hele medische verhaal aan me opdissen. Maar dat is lastig hoor, als je niet poepen ken. Ik poep altijd om half acht ’s ochtends, al mijn hele leven, maar ineens lukt het niet meer. Ik heb wel de hele tijd aandrang, maar er komt niks uit. Al zit ik een kwartíér. Daar word je gek van, hoor. Verleden week ben ik ervoor naar dokter geweest. Om half tien kon ik terecht. Hij heeft hij geluisterd en gevoeld en geklopt, en mijn bloeddruk opgemeten. Nou, die was fantastisch, 140 bij 80, kan niet beter. Dus toen heeft hij me maar van die zakjes gegeven. Dat zijn oploszakjes, die moet je roeren. En nu is het afwachten.’

Ik keek naar de Dochter die met een stokje in de grond zat te poeren en vroeg me af of de man nu echt hier op dit bankje zat te wachten tot de zakjes aan het werk gingen. Ik hoopte maar dat hij in dat geval in de buurt woonde, want de dichtstbijzijnde openbare gelegenheid zat een kilometer verderop. ‘Ach’, ging de man onverstoorbaar verder. ‘Je wordt ouder, hè. Je wil er niet aan, maar het is zo. En om de zeven jaar verandert je lichaam. Wist je dat? Dat heb ieder mens. Ik weet ook niet precies hoe dat zit, maar het is wel zo, vraag maar aan je moeder. En ik ben 67 jaar, dus bij mij zal het nu ook wel veranderen van binnen.’ Hij richtte zich een beetje op, door zijn dikke jas ging het moeizaam. ‘Ik kende vroeger een vrouwtje, daarvan dachten ze allemaal dat het een Turkse was, zo donker was ze. Mooie meid. Maar die had een gesloten kliek.’

Ik hoorde mezelf vragen wat een gesloten kliek was.

‘Dat is als je niet naar de wc kan. Dan hoopt het zich allemaal op van binnen, en op een gegeven moment knapt dat. Zij is er ook aan overleden. Tenminste, dat zéíden ze. Want op een gegeven moment kwam ze niet meer in het café. Nooit meer gezien.’

Even later stonden we op en gingen wij de ene, en hij de andere kant op, lijnzaad kopen. Thuis zag ik dat ik eendenkak onder mijn schoen had, jammer dat die nou nooit eens een gesloten kliek hebben.

eva.hoeke@volkskrant.nl