Direct naar artikelinhoud
BeschouwingSadistische video's op internet

Waarom jongeren naar de kopschopfilmpjes blijven kijken

© JeRoen MurréBeeld JeRoen Murré

Dat jongeren elkaar pesten en in elkaar slaan, is niets nieuws. Wel nieuw is dat belagers zichzelf daarbij filmen en de beelden online zetten. Wat is het effect van deze ‘kopschopfilmpjes’? En waarom blijven mensen ernaar kijken?

Tommy blijft het herhalen. ‘Het is klaar’, zegt de 14-jarige scholier uit Spijkenisse. ‘Kijk m’n neus.’ Maar in het meer dan vijf minuten durende filmpje wordt duidelijk dat zijn belagers daar anders over denken. Tommy moet het gevecht aangaan met de groep jongens om hem heen, zeggen ze. ‘Niks klaar, maak die beef met hem.’

Een paar jongens filmen met hun telefoons wat er gebeurt. Eén jongen deelt al filmend een schop uit. Tegen het eind van het filmpje ligt Tommy op de grond en wordt hij door meerdere jongens in zijn gezicht geschopt. Daarna laten de jongens trots hun gympen aan elkaar zien. Kijk, vol met bloed.

Dit soort ‘kopschopfilmpjes’ duiken de laatste jaren steeds vaker op. Het zijn heftige beelden, vaak van scholieren die zichzelf filmen. Eenmaal online leiden de beelden geregeld tot een klopjacht op de dader.

Het filmpje van de mishandeling in Spijkenisse werd afgelopen week ook massaal gedeeld op sociale media met de oproep de daders op te sporen. Op Twitter werd het account ‘meldpunt laffe kopschoppers’ opgericht, om te zorgen ‘dat zo veel mogelijk mensen in Nederland te weten komen wie de kopschoppers zijn op onderstaand filmpje!’

De politie moest het huis van een van de verdachten bewaken omdat zijn adres al snel circuleerde op internet. Inmiddels zijn vijf tieners aangehouden voor ernstige mishandeling. Ook de school en de voetbalclub schorsten de leerlingen na het zien van de beelden. Voor het slachtoffer Tommy werden ondertussen online een kaartenactie en een inzamelingsactie gestart. De teller stond vrijdag op meer dan 8.700 euro.

Dat jongeren elkaar pesten en in elkaar slaan is niets nieuws, dat dit soort vernederingen van dichtbij wordt gefilmd wel. Wat is het effect van de filmpjes? Worden daders agressiever als ze weten dat er een camera op ze gericht is? Hoe is het voor het slachtoffer als dit soort beelden circuleert? Is de politie er blij mee? En waarom blijven mensen dit soort filmpjes bekijken?

Het slachtoffer

De meeste slachtoffers van geweldsdelicten hebben een tijd lang last van angsten. Niet alleen de straat op durven gaan. Bang zijn om een van de daders weer tegen te komen.

Dat is een normale reactie, zegt voormalig hoogleraar victimologie Peter van der Velden, gespecialiseerd in traumaverwerking. Toch kunnen de meeste slachtoffers het incident na een poosje een plaats geven. ‘De een heeft daar een paar weken voor nodig, de ander wat langer. Dan zie je dat het bij de meeste mensen niet meer hun dagelijks leven beïnvloedt.’

Maar vergeten doen ze het bijna nooit, zegt Van der Velden. ‘Het incident komt weer eens ter sprake, of ze zien er beelden van en dat levert pijnlijke herinneringen op, nare gevoelens.’ Daarnaast is er een kleine groep slachtoffers die de gebeurtenis geen plaats kan geven, zegt hij. ‘Die groep loopt vast.’

Wat de gevolgen zijn voor slachtoffers van filmbeelden die op internet rondgaan, is volgens Van der Velden moeilijk te zeggen. Daar is volgens hem nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. ‘Voor goed onderzoek heb je een behoorlijke groep nodig en daarvoor gebeurt dit niet vaak genoeg.’

Hij meent dat beelden ook een positief effect kunnen hebben: ze leveren goed bewijs op en daders kunnen er eenvoudig mee worden opgespoord. Dat is iets wat hij zou benadrukken bij slachtoffers. ‘De meeste slachtoffers vinden het heel vervelend als daders niet achterhaald kunnen worden. Als dat wel lukt door zo’n filmpje, kan dat ook een goed gevoel geven. Hoe naar het ook kan zijn als een filmpje de wereld rondgaat of in het journaal wordt afgespeeld, ik zou op dat voordeel wijzen.’

Tegelijkertijd is het een goed advies aan slachtoffers om zich naderhand voor de beelden af te sluiten, als ze daardoor alles weer herbeleven. ‘Gewoon niet meer naar kijken, ondanks het tegenwoordig populaire advies dat het ‘goed zou zijn voor de verwerking’.’ Overigens weten veel mensen van nature wel wat goed is om tot zich te nemen en wat niet, zegt Van der Velden.

De dader

Verandert het geweld door de aanwezigheid van een camera? Socioloog Don Weenink van de Universiteit van Amsterdam doet onderzoek naar geweldsituaties die ontsporen. Daarvoor bestudeert hij meer dan honderd filmpjes van geweldsituaties, in een deel van de gevallen gefilmd door omstanders die bij de groep geweldplegers horen.

Toch denkt hij dat het geweld van tieners er niet anders door wordt. ‘Deze generatie jongeren wordt al zoveel gefilmd, ik denk niet dat het heel veel uitmaakt als er een camera op ze gericht staat.’ In de meeste gevallen, zegt de socioloog, wordt het geweld gefilmd omdat er iets bijzonders gebeurt, niet met als doel het slachtoffer extra te vernederen. ‘Mensen filmen over het algemeen niet uit sadisme, ze filmen uit opwinding. Er is iets spectaculairs gaande, dat willen ze vastleggen.’

Dat een vechtpartij makkelijk gefilmd kan worden, betekent volgens Weenink niet dat jongeren elkaar vaker in elkaar slaan. Het bestaan van kopschopfilmpjes leidt volgens hem ook niet tot het maken van vergelijkbare filmpjes. ‘Daar zijn geen aanwijzingen voor. De geregistreerde geweldpleging in het openbaar neemt juist af.’

Afgelopen week reageerde een aantal jongeren op het filmpje uit Spijkenisse in televisieprogramma De Wereld Draait Door. Niets bijzonders, volgens hen. De 14-jarige Suzy zei ‘dagelijks’ zulke beelden te krijgen. En volgens de 14-jarige Emily maken daders een filmpje als een soort statussymbool. ‘Ze vinden het stoer. Kijk eens wat ik gedaan heb.’

Dat laatste ziet Weenink ook. ‘Het komt voor dat filmpjes worden gebruikt als een soort zelffelicitatie. Wauw, dat was een mooie kloppartij. Dat hebben we goed gedaan. Net als je vroeger verhalen vertelde over hoe stoer je je mannetje had gestaan.’

Maar zodra de filmpjes op sociale media belanden, kantelt het beeld vaak snel in het nadeel van de geweldpleger. Dat ondervond ook advocaat Ziya Yeral in 2013. Het woord kopschoppen was dat jaar net in zwang geraakt, toen Yeral een cliënt bijstond die verdacht werd van betrokkenheid bij de mishandeling van een 25-jarige man in het Brabantse Oosterhout. Beelden van het incident werden uitgezonden in het lokale televisieprogramma Bureau Brabant. Te zien was hoe zijn toen 17-jarige cliënt met een vliegende trap het slachtoffer vloerde, dat vervolgens nog wat trappen en klappen na kreeg.

Na de uitzending werd zijn cliënt Stivan al snel gevonden op sociale media. ‘Hij was daar heel boos over. Hij wilde meteen overal op reageren, dingen rechtzetten die volgens hem niet klopten en procedures aanspannen’, zegt Yeral nu. Die raadde dat af. ‘Kom niet met je kop in de media en geef geen reactie’, was het advies.

Stivan wilde per se zijn verhaal doen en zat op 14 maart van dat jaar bij Pauw & Witteman, met zijn advocaat Yeral. Dat was niet echt een succes. ‘Hij wilde het verhaal nuanceren, maar kon dat niet goed verwoorden.’ Het gevolg was dat hij nu nog steeds overal op internet te vinden is, onder titels als ‘Stivan in de slachtofferrol’ en ‘De geoefende kickboksende ‘onschuldige’ Bulgaar’. Daar komt hij nooit meer vanaf, zegt Yeral. ‘Als hij een baan zoekt en mensen kijken op Google, dan is dat het eerste wat ze tegenkomen.’

Yeral vindt dat politie en justitie veel terughoudender moeten zijn met het vertonen van dit soort filmpjes en beelden, zeker van minderjarige verdachten. ‘Waarom niet alleen een still van een verdachte? Wat dient bewegend beeld voor doel?’ Bovendien kende de politie de identiteit van zijn cliënt al voor de beelden werden uitgezonden. ‘Dit was een bewuste actie om hem te beschadigen’, meent Yeral. De rechtbank stelde later ook vast dat er geen toestemming was van de hoofdofficier van justitie om de beelden uit te zenden. Zijn straf viel daardoor wat lager uit. Ook in vergelijkbare zaken leverde het uitzenden van camerabeelden een strafkorting op voor de daders.

Bewegend beeld van een vechtpartij ziet er voor veel mensen meteen heel heftig uit, zegt advocaat Yeral, en zorgt voor nog meer ophef. En die begrijpt hij niet zo goed. ‘Natuurlijk zijn het heftige incidenten, maar dit geweld komt heel veel voor bij het uitgaan. En er gebeuren veel ergere dingen.’

De verspreiders

De kopschopfilmpjes duiken geregeld op op sites als GeenStijl en Dumpert. In het geval van het filmpje uit Spijkenisse ging dat gepaard met de aanmoediging om het ‘kopschoptuig’ snel te vinden ‘zodat de politie ze snel terug in het gesticht kan stoppen’.

GeenStijl plaatst dit soort filmpjes naar eigen zeggen niet voor de clicks, maar uit verontwaardiging. ‘Ik kan niet ontkennen dat dit soort stukjes harder gaat dan gemiddeld’, zegt adjunct-hoofdredacteur Bart Nijman. ‘Maar we hebben al veel bereik, daar doen we het niet voor. Dit soort filmpjes zorgt voor veel ophef en heel veel media doen er iets mee. Dan kun je van iedereen wel zeggen: ze willen er alleen maar geld aan verdienen.’

Waar GeenStijl het wel voor doet? ‘Degenen die dit hebben gedaan, mogen er niet mee wegkomen.’ Daarmee roept de site lezers niet op het recht in eigen hand te nemen, zegt Nijman. ‘Wij zeggen niet dat mensen het probleem zelf maar moeten oplossen. Maar ze mogen wel opschrijven wat ze met de daders zouden willen doen.’ Dat laatste gebeurt dan ook tot in detail.

Ook voor veel bezoekers van Dumpert is duidelijk waarom de site dit soort filmpjes plaatst. Dat valt althans op te maken uit een discussie op het videoplatform over een pestfilmpje. Het verspreiden van dat filmpje is niet vernederend voor het gepeste meisje, is de reactie van een gebruiker die op veruit de meeste ‘kudos’ (likes) kan rekenen, het dient als ‘schandpaal voor de pesters en niet voor het slachtoffer’.

GeenStijl heeft nagedacht over de gevolgen van het filmpje in Spijkenisse, zegt Nijman. Het weblog heeft er bijvoorbeeld bewust voor gekozen een versie van het filmpje te plaatsen waarbij het gezicht van het slachtoffer geblurd is. Dat is geen standaardprocedure: op andere kopschopfilmpjes zijn de gezichten niet altijd geblurd. Nijman: ‘We bekijken het per geval.’

GeenStijl heeft dit keer ook de commentaren na het plaatsen van het filmpje in de gaten gehouden. Namen en nummers van eventuele daders werden snel verwijderd. ‘We willen dat de politie erachteraan gaat, niet de buurman.’

Het is beter dan niets, zegt Mark Deuze, hoogleraar mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Maar laten we niet naïef doen. Dit soort sites plaatst die filmpjes natuurlijk wel voor de clicks. Het genereert enorm veel aandacht.’ Dat is pijnlijk, zegt de hoogleraar, want het plaatsen van de gewelddadige filmpjes kan schadelijk zijn. ‘Het zijn vaak heftige beelden en je kent de context niet: er kan iets vooraf of buiten beeld zijn gebeurd. Er kunnen mensen in voorkomen die er verder niets mee te maken hebben. Bovendien: ook daders hebben recht op privacy.’

De politie

De kopschopfilmpjes leiden zo nu en dan tot arrestaties. In november hield de politie nog een 15-jarige jongen aan op verdenking van zware mishandeling. Het incident was vastgelegd op camera en het filmpje belandde op Dumpert. ‘#ookwijkijkenopdumpert’, schreef de politie in een Facebookbericht over de zaak.

Desondanks is de politie niet gecharmeerd van de verspreiding van de kopschopfilmpjes. Ze kunnen schadelijke gevolgen hebben voor het slachtoffer, zegt een woordvoerder. Bovendien kan het leiden tot een heksenjacht op de daders. Uiteraard is de politie wel geïnteresseerd in de beelden zelf. ‘Het is altijd goed om bij de politie te melden dat dergelijke beelden circuleren, maar het verder verspreiden ervan is niet wenselijk.’

De consument

De kopschopfilmpjes worden vaak goed bekeken. Waarom kijken we zo graag naar dit soort beelden? Suzanne Oosterwijk, emotieonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, doet onderzoek naar ‘morbide nieuwsgierigheid’, oftewel: ‘Waarom we ervoor kiezen materiaal te bekijken over dood, geweld en lichamelijk letsel.’

Een van de verklaringen is volgens Oosterwijk dat mensen nieuwsgierig zijn naar wat zeldzaam is. ‘Voor negatieve filmpjes geldt dat ook. Ze gaan in tegen de gevestigde orde.’ Dat betekent niet dat mensen per se plezier beleven aan het zien van dit soort filmpjes. ‘Maar we willen wel graag begrijpen wat er aan de hand is.’

Uit het onderzoek van Oosterwijk blijkt ook dat mensen extra nieuwsgierig zijn naar negatieve sociale gebeurtenissen, zoals geweld tussen groepen of een militair die een burger trapt. ‘Waarom dat zo is, weet ik nog niet. Maar mogelijk speelt er ook een vorm van morele verontwaardiging mee. Mensen vinden dat ze zich bewust moeten zijn van het feit dat dit gebeurt.’

Zouden gebruikers zichzelf tot de orde moeten roepen en de gewelddadige filmpjes niet meer moeten kijken, omdat ze vernederend zijn voor het slachtoffer? ‘Het zou mooi zijn als mensen zo verantwoord met dit soort filmpjes omgingen’, zegt hoogleraar mediastudies Mark Deuze, ‘maar in de praktijk is het toch vaak moeilijk je nieuwsgierigheid te bedwingen.’