Direct naar artikelinhoud
InterviewClemantine Wamariya

Clemantine Wamariya: ‘Toen we etiketten zijn gaan gebruiken om elkáár te beschrijven is het misgegaan’

Clemantine WamariyaBeeld Jitske Schols

De Rwandees-Amerikaanse schrijver Clemantine Wamariya ontsnapte aan de genocide in haar geboorteland en strijdt nu tegen haat en verdeling.

Nog voor het interview echt is begonnen, maakt de Rwandees-Amerikaanse schrijver Clemantine Wamariya al een punt. Op de inleidende vraag of ze 30 of 31 is, zegt ze: ‘Ik ben 31, maar ik hecht niet aan leeftijd, het is maar een getal. Getallen zijn beperkend. Ik krijg vaak te horen dat ik ergens de jongste ben. Het impliceert: jij weet niks. Maar ik weet meer dan veel andere mensen.’

Dat is absoluut waar. Vind je het niettemin erg als ik opschrijf dat je 31 bent?

‘Nee!’, zegt ze lachend. ‘Maar vertel er dan bij dat een getal niets zegt.’

Wamariya overleefde in 1994 de genocide in Rwanda. Ze groeide op in de hoofdstad Kigali en was 6 jaar toen extremistische Hutu’s in honderd dagen rond de 800 duizend Tutsi’s en gematigde Hutu’s doodden. Haar ouders brachten haar en haar negen jaar oudere zus Claire onder bij hun grootmoeder in het zuiden van Rwanda. Vandaar vluchtten de meisjes naar buurland Burundi. Onderweg zagen ze mensen met gapende snijwonden en lijken die in een rivier dreven.

‘Ik voelde me honderd jaar oud’, schrijft ze in The Girl Who Smiled Beads, het verbijsterende boek over haar leven dat vorig jaar verscheen – en in het Nederlands werd vertaald als Het meisje dat kralen kon lachen. In de zes jaar erna trokken de zussen door zeven Afrikaanse landen, op zoek naar een veilig bestaan. Ze kwamen na Burundi in de Democratische Republiek Congo, Tanzania, Malawi, Mozambique, Zuid-Afrika en Zambia. Of hun ouders nog leefden, wisten ze niet.

Rwandese kinderen smeken in 1994 Congolese soldaten of ze de brug tussen Congo (destijds Zaïre) en Rwanda over mogen steken. Hun moeders staken de brug eerder al over.Beeld AP

Ze bivakkeerden in vluchtelingenkampen, verdronken bijna op een wrakke boot, schuilden tijdens de burgeroorlog in de Democratische Republiek Congo. In 2000 hielp een medewerker van de Verenigde Naties in Zambia hen in de VS te komen, waar ze een nieuw leven opbouwden in Chicago. Claire ging op zichzelf wonen en Clemantine kwam in een pleeggezin; ze ging voor het eerst naar school en mocht naar de universiteit van Yale, waar ze een bachelor haalde in de vergelijkende literatuurwetenschap.

In 2006 werden zij en Claire in The Oprah Winfrey Show live op televisie herenigd met hun ouders. Ze wisten intussen dat hun ouders nog leefden en in Kigali woonden, maar hadden hen nooit meer gezien. De zussen waren uitgenodigd in de studio omdat Clemantine een essaywedstrijd had gewonnen over Nacht, het beroemde boek van Elie Wiesel over zijn tijd in Auschwitz en Buchenwald. Hadden de Rwandezen het gelezen, betoogde ze, dan hadden ze misschien nooit besloten elkaar af te slachten.

Wat gebeurde er? Door een klapdeur verschenen hun ouders, met een zus die ze alleen als peuter hadden gekend en met twee nieuwe kinderen. Toen Clemantine haar moeder omhelsde, hief ze één arm ten hemel. Oprah en Elie Wiesel keken toe.

Ze gaf al lezingen over haar leven, maar na het optreden bij Oprah kwam de vaart erin. Ze begon zich meer en meer uit te spreken over mensenrechten en op voorspraak van Wiesel benoemde president Obama haar in 2011 en 2016 als lid van de adviesraad van het US Holocaust Memorial Museum in Washington DC. ‘Je bent de jongste daar, hè?’, kreeg ze vaak te horen.

Wamariya houdt niet van etiketten. ‘Etiketten zijn prima voor voedsel, voor zout, peper en medicijnen’, zegt ze. ‘Maar ergens in de geschiedenis van de mensheid zijn we etiketten gaan gebruiken om elkáár te beschrijven. Toen is het fout gegaan.’

Het valt je op dat etiketten altijd over de ander gaan, toch?

‘Ja, alsof de ander van Mars komt.’

Jij krijgt al gauw het label ‘vluchteling’, ‘slachtoffer’ of ‘genocide-overlever’. Dat wil je niet.

‘Ik wil niet vastzitten aan die woorden, anders blijf ik in de toestand waarvoor ze staan. Ik wil verder komen. Daar werk ik hard aan. En ik geef door wat ik van mijn moeder heb geleerd: wij zijn kinderen van één schepper. We horen bij elkaar, dat is de essentie van onze menselijkheid. Overal ter wereld zouden we ons daarop moeten bezinnen, zodat we vooruitkomen. Nu zitten we in een vicieuze cirkel: jij doodt mijn mensen, dus dood ik jouw mensen. En dat gaat maar door en door. Waar eindigt het?’

We zitten in het kantoor van de Anne Frank Stichting, achter het beroemdste onderduikadres ter wereld aan de Amsterdamse Prinsengracht. Wamariya komt net uit Parijs, waar ze een promotietour heeft gedaan voor The Girl Who Smiled Beads. In de week voorafgaand aan de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust op 27 januari brengt ze op uitnodiging van de stichting een bezoek aan het Anne Frank Huis en gaat ze in gesprek met de educatieve afdeling.

Algemeen directeur Ronald Leopold heeft zijn werkplek tijdelijk afgestaan. Aan de muur hangt een grote foto van Anne Frank, de ramen bieden uitzicht op de achterkant van het huis waar zij zich ruim twee jaar verborg. Even staat Wamariya stil te kijken naar de dichte luiken van het huis en de binnentuin, die steeds witter wordt van de sneeuw. Daarna gaan we aan de thee.

Bij Holocaustherdenkingen wordt vaak gezegd: ‘Never again.’ Wat denk je als je die uitspraak hoort?

‘Dat die enorm misleidend is. Hij stamt uit de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog, maar toen ik hem veel later voor het eerste hoorde, vond ik hem beledigend. Want wat tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, is daarna opnieuw gebeurd: in Bosnië, Cambodja, Rwanda en op andere plaatsen. Het US Holocaust Memorial Museum heeft de slogan een jaar of vijf geleden uitgebreid: ‘Never again. What you do matters.’

Clemantine WamariyaBeeld Jitske Schols

Was dat jouw suggestie?

‘Nee, meer mensen in het museum realiseerden zich dat we vooruit moeten denken. Wat kunnen we doen om te voorkomen dat het nog eens gebeurt? Voor mij gaat het museum niet alleen over de Holocaust of over Joodse mensen. Waar het om gaat, is dat we elkaars hand vasthouden, zodat we samen kunnen opstaan als het erop aankomt.’

Want het kan opnieuw gebeuren?

‘O nee, nee. Als je dat denkt, wordt het werkelijkheid. Dan zit je in de val. Wij vormen de wereld met onze woorden.’

Woorden doen ertoe, zei je tijdens je Ted-talk in 2017.

‘Ja, woorden kunnen genezen en doden. En soms kunnen woorden helemaal niets uitrichten. Als ik terugdenk aan de oceaan van duizenden blauwe tenten in het vluchtelingenkamp onder de zon in Burundi, dan heb ik daar geen woorden voor. Ik zeg liever: mijn angst is blauw.’

Tegelijkertijd kunnen we niet zonder woorden. Een van de boodschappen van je boek is dat we de waarheid onder ogen moeten zien: mensen kunnen langzaam gaan geloven in een krankzinnig idee en in naam daarvan hun echtgenoten, buren en vrienden vermoorden. Dat is gebeurd in Rwanda.

‘Ja, zover kan het met ons komen. Vijftig jaar geleden konden jij en ik niet met elkaar praten zoals nu. Door ons verschil in huidskleur zou jij boven mij staan. Het is maar een idee, een bedenksel, maar het kan leiden tot doodslag en gekte. Kijk naar Anne Frank en naar wat haar is overkomen. En er lopen nog steeds mensen rond die geloven in de ideologie die haar het leven heeft gekost.’

Dat wilde ik vragen: zie je mensen tegenwoordig opnieuw krankzinnige ideeën naleven?

‘Niet opnieuw, nog steeds. En de waarheid onder ogen zien, betekent ook dat we ons afvragen hoe we ons van die krankzinnige ideeën kunnen bevrijden. Ieder van ons heeft de keuze tussen haat en liefde. Vraag je af: wie haat ik en waarom? Wie heb ik lief en waarom? Beantwoord die vragen vanuit je hart. Dat hebben we nodig nu de rechtervleugel voor spanningen zorgt.’

Ben je bang voor de opkomst van extreem-rechts?

‘Ik ben voor niemand bang. Maar ik moet zeggen: door rechts nu te noemen, plak ik zelf een etiket op een groep. Dat ontmenselijkt, zie je? Zo werkt het. In plaats van labels te plakken, kunnen we ons beter afvragen waarom we haat voelen, waarom we liefhebben en alles daartussenin. Dan komen we verder dan die labels.’

In Nederland speelt een kwestie rond het voormalige concentratiekamp Westerbork. Daar begint een sponsorloop voor vluchtelingen en sommige Joodse mensen spreken daar schande van.

‘Hoe ironisch.’

Kamp Westerbork is ooit begonnen als opvang voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk. Daarom start die sponsorloop daar, maar critici vinden dat je de Holocaust niet moet vergelijken met de vluchtelingencrisis van nu.

Wamariya zucht diep. ‘Dit soort ruzies blijft verwarring scheppen. Het is allemaal afleiding.’ Ze noemt de titel van een essay van de Amerikaanse schrijver Audre Lorde: There is No Hierarchy of Oppressions. En ze vervolgt: ‘Het enige wat telt, is dat er mensen zijn die een veilig heenkomen zoeken. Die had je in 1938 en die heb je nu. En wij moeten bedenken hoe we kunnen helpen. End of the news.’

Nog iets over labels: in je boek zeg je niet één keer of je Hutu of Tutsi bent.

‘Als klein meisje heb ik nooit iets anders van mijn moeder gehoord dan dat we allemaal kinderen van één schepper zijn. Hutu, Tutsi – die kwestie getuigt van geestelijke armoede. Ik wil daar niet op ingaan. Maar de geschiedenis spreekt voor zichzelf: mijn familie is bijna volledig uitgeroeid.’

Uit haar tas haalt ze een flesje met geurende olie. Ze druppelt wat op haar handpalmen en ruikt eraan. ‘Mandarijn’, zegt ze. ‘Als we over de oorlog praten, ruik ik liever de geur van de mandarijnboom. Dan ben ik terug in mijn moeders tuin.’ Bij hun huis in Kigali had haar moeder een soort hof van Eden gemaakt. De kleine Clemantine speelde er tussen planten uit de hele wereld. ‘Mijn moeder verzorgde de tuin met liefde en zo ging ze ook om met mensen. Ik heb nooit iemand ontmoet die zoveel van mensen houdt.’

Dat was de wereld van voor haar 6de, voordat ze elkaar kwijtraakten. Na die tijd verliep het contact moeizamer. Niet lang na de hereniging bij Oprah trokken haar ouders, broer en zussen in bij Claire in Chicago, maar in de flat sprak niemand ooit over het verleden. In haar Ted-talk zei Wamariya het zo: ‘Ze leven in een nooit eindigend heden, waarbij ze niet te veel vragen stellen en zichzelf niet toestaan te voelen.’ Het leverde soms een ‘treurig emotioneel slagveld’ op, schrijft ze in haar boek. ‘Er was geen eendracht.’

In 2006 werden Clemantine en Claire Wamariya tijdens de Operah Winfrey Show live op televisie herenigd met hun ouders, die ze sinds de genocide niet meer hadden gezien.

Je ziet bij meer Rwandezen in de VS dat ze nergens over praten, schrijf je. Ze vluchten in alcohol en soapseries.

‘Ze vluchten voor de pijn. Je ziet het ook bij mensen die de Holocaust hebben meegemaakt.’

Jij hebt dezelfde pijn. Toch onderwerp je je met het boek aan een grondig zelfonderzoek.

‘Ja, dat was niet makkelijk. Ik zal nooit zeggen dat anderen precies hetzelfde moeten doen. Je kunt er helemaal gek van worden. Ik ging heen en weer tussen een toestand van shock en woede.’

Op je 16de las je Nacht van Elie Wiesel. Het was vooral zijn directheid die je aansprak, toch?

‘Hij gaf me woorden, hij liet me zien hoe ik mijn emoties hardop kon uitspreken.’

Je schrijft: ‘Ik was Wiesel.’

‘Ja, dat was vreemd. Maar er zijn meer geweldige mensen die mij hebben beïnvloed: Maya Angelou, Toni Morrison, James Baldwin, Nina Simone, Audre Lorde, Bell Hooks. Al deze stemmen zijn onderling verbonden.’

Heel lang werd je kwaad als mensen je vroegen naar je ervaringen. Je vond dat ze niet het recht hadden in je pijn te wroeten.

‘Als ik zei dat ik was geboren in Rwanda, kreeg ik te horen: ‘Oh my goodness, Hotel Rwanda’ – de film, weet je wel. Of: ‘Oh my goodness, genocide.’ Dan riep ik: ‘Waar in mijn lichaam zit genocide? Weet je wel wat genocide is?’ Ze voerden me terug in de nachtmerrie.’

Je was ook kwaad op de Belgen, die Rwanda koloniseerden en Hutu’s en Tutsi’s allerlei kenmerken toedichtten die hen tegen elkaar opzetten.

‘Ja, en vóór de Belgen waren de Duitsers al begonnen met schedelmetingen.’

Nog een reden om boos te zijn: toen de slachting in Rwanda begon, vertrokken de Verenigde Naties. Kortom, weg waren alle landen die zeiden: ‘Never again.’

‘O ja, ik was boos. Maar je moet begrijpen: ik ben vijftien jaar geleden met het boek begonnen. Toen zat ik nog in de cyclus van shock en woede. Die heb ik intussen omgezet in passie.’

Wat bedoel je daarmee?

‘Woede is ongestructureerd, die gaat alle kanten op. In passie zit structuur. Door passie kun je tot iets nieuws komen. Ik ben mezelf nu voortdurend aan het vernieuwen, zodat ik me kan uitspreken en anderen kan vergeven.’

Claire zei jaren geleden al tegen je dat je iedereen die jullie kwaad had gedaan, moest vergeven. Dat kon jij toen niet.

‘Dat is een enorme strijd tussen ons geweest. Mijn zus vergeeft iedereen, maar ik vind dat vergeving moeite moet kosten. Ik houd mensen verantwoordelijk voor hun daden. Soms hoor ik iemand zeggen dat hij hulpverlener is in Rwanda. Dan zeg ik: ‘Prima, maar waarom doe je dat? Wat zijn je beweegredenen?’

Je bent kritisch over westerse hulporganisaties in Afrika, heb ik begrepen.

‘Absoluut. Op een dag zal ik iedereen laten zien waar die zogenaamde hulp op neerkomt.’

Waar komt die op neer?

Ze lacht bitter. ‘Weet je dat niet? Oh my God.’ Ze is even stil. ‘De maïs die Claire en ik aten in vluchtelingenkampen kwam in enorme zakken uit de VS. Afschuwelijk voedsel. Mijn zus ontdekte dat de boeren in de omgeving veel beter graan hadden, waarom gaven ze dat niet aan ons?’

Omdat buitenlandse hulporganisaties dan konden zeggen dat ze zo fijn hulp verleenden en zich daardoor goed konden voelen? Omdat bedrijven eraan konden verdienen?

‘Precies. De plaatselijke boeren lijden eronder. Zo gaat het dus: vreemdelingen komen naar Afrikaanse landen, ze verdelen de bevolking in groepen, vertellen hoe je je moet gedragen, ze geven je kleren en schoenen en hun houding is: o ja, en als jullie elkaar afslachten, zijn we weg. Ik zet vraagtekens bij dat soort gedrag. Vergeving is geen gemakkelijke vrijbrief.’

Toch vind ik je positiever dan ik had gedacht op grond van je boek.

‘Het is een heel proces. Ik heb er lang over gedaan.’

Gaat het ook beter met je familie?

Haar ogen lichten op. ‘Veel beter. Dat is ook een kwestie van tijd.’

In 2006 werden Clemantine en Claire Wamariya tijdens de Operah Winfrey Show live op televisie herenigd met hun ouders, die ze sinds de genocide niet meer hadden gezien.

Hebben ze je boek gelezen?

‘Claire waarschijnlijk niet. Zij leest alleen de Bijbel. Mijn moeder zegt dat ze mijn boek leest, maar ik denk dat het te zwaar voor haar is. Mijn vader leidt zijn eigen leven.’

Jullie praten nog steeds niet over wat er is gebeurd?

‘Ik heb geprobeerd er met mijn ouders over te praten, maar het is moeilijk. Ik respecteer dat. En als ik naar mijn moeder kijk, hoe warm ze iedereen nog steeds onthaalt en voor iedereen zorgt, dan zegt dat genoeg. Ze komt uit een heel grote familie, van wie misschien vijf mensen over zijn. Maar ze is niet gebroken.’

Waardoor heb jij besloten dat jij je wél wilt uitspreken?

‘Ik wilde mensen laten zien wat ze niet willen zien. Ik wilde iets met mijn woede doen, ik wilde er een vorm aan geven.’

In The Washington Post heb je gezegd: ‘Ik vertel het verhaal om mezelf te redden.’

‘Ja, ik wil mezelf redden. Ik wil niet vastzitten in de vicieuze cirkel van woede en wraak. Ik wil mooie tuinen maken.’ Ze wijst naar buiten, waar steeds meer sneeuw de binnentuin van Anne Frank bedekt. ‘De volgende keer dat ik hier kom, ga ik iets planten.’

Nieuw leven?

‘Precies.’