Direct naar artikelinhoud
NieuwsTurnen

Uniek en tot voor kort ondenkbaar: Nederlandse turners plaatsen zich voor landenfinale

Het Nederlandse mannen turnteam plaatste zich vrijdag als zevende voor de landenfinale van de wereldtitelstrijd in Doha; een unieke en tot voor kort onvoorstelbare teamprestatie.

Het herenteam met Epke Zonderland in actie tijdens de kwalificatie voor de wereldkampioenschappen turnen in Doha in Qatar.Beeld ANP

Turnen is een anderhalve eeuw oude sport, waarin de teamwedstrijd altijd leidend is geweest. De grote landen met een massieve achterban in de gymzalen, zoals Japan, China, de VS en Rusland, domineerden daarmee de sport. De olympische plaatsing werd immer gebaseerd op de uitslag van de landenwedstrijd bij de WK in het voorolympische jaar.

De wereldgymnastiekfederatie Fig is pas sinds 2008 een beetje aan het schuiven in de verhoudingen. De invloed van de teamwedstrijd is getalsmatig ingeperkt. Teams van zes turners, zo was het nog in Beijing 2008, zijn nu voor Tokio 2020 kwartetten geworden. Toestelspecialisten, meestal harde doorzetters uit de (relatief) kleinere landen, krijgen toegang tot de Spelen.

Nederland is tussen die schuivende panelen langzaam naar voren geschoven. Het heeft, als klein land met een ondiepe vijver van talent, baat bij de kleinere teams. Bij de WK-voorronde in Qatar werd volgens de formule 5-4-3 gewerkt. Van een team van vijf konden er per toestel vier worden ingezet, met één schrapresultaat. Drie turners per toestel (ringen, sprongpaard, brug, rek, vloer en voltigepaard) zorgden voor de score. Zulke trio’s heeft Nederland intussen wel in het bezit.

Bondscoach Bram van Bokhoven memoreerde vrijdag dat er al een jaar of vijftien keihard gewerkt wordt aan de samenstelling van een behoorlijk team. In 2001 in Gent werd voor het eerst sinds mensenheugenis weer een mannenteam naar de WK afgevaardigd. Die nationale ploeg werd 29ste en stond volkomen in de schaduw van de vrouwen, die de vijfde plaats en een plaatsje in de zon wisten te veroveren.

Drie Musketiers

Het team werd gebouwd rond het trio dat later ‘de Drie Musketiers’ werd genoemd: Yuri van Gelder, Jeffrey Wammes en Epke Zonderland. Door de individueel gerichte instelling van die turners, specialisten vooral, werd nooit het ultieme teamgevoel gecreëerd. In 2003 werd Nederland, met de piepjonge Wammes en Zonderland, 36ste. Daarna volgden klasseringen als 23, 20, 17, 19 en 18. Een bondscoach als Gerard Speerstra die meer aandacht voor de landenwedstrijd wenste kon na kritiek het veld ruimen.

In 2011 was er een dieptepunt in het bouwkarwei. De Japanner Sadao ­Hamada kreeg bij de mislukte WK in Tokio ruzie met zijn turners die, zo betoogde de destijds gedegradeerde bondscoach Van Bokhoven vrijdag nog eens, te veel aandacht voor het eigen persoonlijke belang hadden. Maar 2011 was ook het moment dat de Brit Mitch Fenner als adviseur (van Zonderland) binnentrad; een kantelmoment.

Een jaar later, na het olympisch goud van Zonderland in Londen, was Fenner de bondscoach die zijn turners het vuur in het hart en de ogen gaf. In 2014 behoorde het Nederlands team tot de beste zes van Europa. Een jaar later waren ze elfde van de wereld en in 2016 haalden ze keurig de vijf ploegtickets voor de Olympische Spelen binnen.

Fenner was er bij de Spelen – Nederland werd daar tiende – niet meer bij. Hij overleed die zomer aan kanker, maar zijn naam werd ook deze week in Doha nog regelmatig aangehaald. Er was geen betere teambouwer dan de Brit die een spreekwonder en mentale dompteur bleek te zijn. Zijn turners waren bereid door een brandende hoepel te springen.

Teambelang

Bram van Bokhoven, zijn opvolger, kan voortbouwen op de door Fenner opgewekte teamgeest. Donderdag zeiden twee turners die hun kans op de meerkampfinale hadden moeten laten lopen – ze turnden vijf in plaats van zes toestellen – dat zonder moeite te hebben gedaan.

‘Bij ons staat het teambelang voorop’, sprak Casimir Schmidt, toen nog onwetend van de hoge klassering van zijn ploeg. ‘Ik ben vooral blij dat het team het goed heeft gedaan’, zei Bart Deurloo, toen hem, de nummer drie van de vorige WK op rek, gevraagd werd naar zijn kans op een finaleplaats op dat stunttoestel. Zulke woorden konden ook van Frank Rijken, Bram Louwije en zelfs de enige toestelspecialist, rekfinalist Epke Zonderland, genoteerd worden.

Hoe krijg je toch in het hoofd van turners dat hun sport een teamsport is en geen individuele sport, werd vrijdag aan Van Bokhoven gevraagd. ‘Door niet meer te zeggen dat het een individuele sport is.’ De bondscoach glunderde. Zijn team, in augustus door een heuse vormdip pas de nummer negen van Europa, ging in Doha zes Europese toplanden (Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Spanje, Turkije en Italië) voorbij en werd derde van het continent en zevende van de wereld. Maandag wacht de teamfinale, een terrein dat de Nederlandse gymnasten nooit eerder betraden.

Nederlandse verrichtingen op WK’s: landenteams mannen

2001 Gent 29ste

2003 Anaheim 36ste

2006 Aarhus 23ste

2007 Stuttgart 20ste

2010 Rotterdam 17de

2011 Tokio 19de

2014 Nanning 18de

2015 Glasgow 11de

2018 Doha 7de