Direct naar artikelinhoud
Column

Sylvia Witteman knipte het rondslingerende speentje van haar dochter door

.

'Wat bezielde me? Ik was doodmoe en wanhopig over het moederschap'
Beeld thinkstock

De maandagmorgenmelancholie had mijn hoofd zo zwaar gemaakt dat ik het achterover liet hangen. De hoek van het plafond kwam in beeld; spinrag. Grauw, rafelig rag van vele jaren, afgescheiden door een spin die ook al zijn moraal kwijt was, zoals voetballers dat zeggen.

Een ragebol moest ik hebben, maar ik hád geen ragebol. Op naar de Blokker. Die winkel heeft altijd een verkwikkende uitwerking op me; als ik een kwartier lang wasnetjes, vochtvreters, strijkplankhoezen, emmers met roterende wringers en andere futiele schoonmaakbehoeften heb bekeken, weet ik telkens weer heel zeker dat ik liever achter mijn bureau zit te tobben, dan onbetaald het sisyfuswerk te verrichten dat 'huishouden' heet.

Tussen de knijpermandjes en muffinvormpjes knapte ik inderdaad op. Vertederd keek ik naar een meisje van een jaar of 2 dat in een wandelwagentje dromerig voor zich uit lag te kijken, fopspeentje in haar mond. Aan de rand van haar jasje zat een clip en daaraan hingen nóg een stuk of zes speentjes, in vrolijke kleuren. Zowat elke halve minuut liet ze de ene speen uit haar mond ploppen, om er een andere in te pluggen. Het zag eruit alsof ze met grote toewijding een instrument bespeelde.

Mijn eigen dochtertje had die gewoonte indertijd ook, bedacht ik ontroerd. Zo fanatiek gebruikte ze die speentjes, dat haar tanden er scheef van gingen staan. 'Ze moet er echt vanaf', had de tandarts gezegd toen ze tegen de 4 liep. Dus ik probeerde van alles: cadeautjes, zeggen dat ze 'al groot' was, de waarschuwing voor 'konijnentanden'... het hielp niets.

Ik probeerde van alles: cadeautjes, zeggen dat ze 'al groot' was, de waarschuwing voor 'konijnentanden'... het hielp niets

Staand voor de ragebollen kwam een gruwelijke herinnering bij me boven. Op een kwade dag heb ik zo'n rondslingerend speentje gepakt en doormidden geknipt met de keukenschaar. Wat bezielde me? Ik was doodmoe, ongetwijfeld, en wanhopig over het moederschap. Daardoor besefte ik niet dat ze achter me stond. Ze had alles gezien. Nog hoor ik het hartverscheurende verdriet in haar stem toen ze stamelde: 'Je hebt... je hebt zijn snável afgeknipt!'

Met bibberende lip betaalde ik, liep naar buiten en stapte op mijn fiets. 'Auw, godverdomme', hoorde ik achter me. Een man op leeftijd, die naar zijn gezicht greep. Ik had hem met de steel van de ragebol in zijn oog geraakt. 'O, shit, sorry, sorry!', riep ik. 'Gaat het?'

Ik was doodmoe, ongetwijfeld, en wanhopig over het moederschap

'Ach', zei de man wrang, met een handgebaar naar de regenachtige Bilderdijkstraat. 'Er valt hier tóch niks moois te zien...'

Thuis sleurde ik de ragebol agressief door de oksel van het plafond. Het spinrag veranderde in een vunzige zwarte vlek, die er, dat weet ik zeker, helemaal nóóit meer uit gaat.

s.witteman@volkskrant.nl