Direct naar artikelinhoud
Je bent jong en je vindt jezelf heel bijzonder – Zijn jongeren echt zo narcistisch?
PsychologieNarcisme-epidemie

Je bent jong en je vindt jezelf heel bijzonder – Zijn jongeren echt zo narcistisch?

Beeld Pamela Berlanga

Met hun selfies en hun permante profilering online zouden jongeren steeds narcistischer worden. Maar over hét onderzoek dat deze narcisme-epidemie vaststelt, is onder psychologen nogal wat te doen.

Met je smoel op Facebook, Snapchat én Instagram, of vakantiekiekjes delen via Whatsapp. Het is voor mensen makkelijker dan ooit om zich van hun beste kant te laten zien. En de buitenwereld? Die draait ook steeds meer om het individu: talentenjachten en afvalraces zijn nauwelijks weg te denken, universiteiten selecteren ‘excellente’ studenten, en zie nog maar eens werk te vinden zonder een uitgekiend LinkedIn-profiel.

Groei als kind maar eens normaal op in zo’n individualistische wereld. Rampzalig? Niet per se, maar er zíjn onderzoekers die vinden van wel. Zo stelden Nederlandse ontwikkelingspsychologen enkele jaren geleden vast dat kinderen die van hun ouders continu complimenten krijgen om hun zelfvertrouwen te sterken, juist daardoor soms gaan denken dat hun een speciale behandeling toekomt en ze persoonlijk succes ‘verdienen’. Typisch narcistische trekjes zijn dat; bij wie die de overhand krijgen, spreken psychologen van een narcistische stoornis. Een uitgesproken narcist laat geen moment onbenut om te benadrukken hoe geweldig hij is. Geen wonder dat Donald Trump vaak dat stempel krijgt.

De bezorgde psychologen stellen dat narcisme steeds meer jongeren treft die denken dat ze zichzelf het best staande houden met een sterk zelfbeeld. Onder de generatie die ter wereld kwam tussen 1980 en pakweg 2000, de zogeheten millennials, woedt misschien zelfs een ‘narcisme-epidemie’. Hoewel die diagnose naadloos aansluit bij het beeld van de zelfingenomen jongere, die over straat sjokt met oordopjes in, zich daarmee afsluit voor anderen, de hele dag selfies maakt en zelfs nog het eigen spiegelbeeld bewondert op een uitgeschakeld smartphonescherm, steggelen experts al jaren over de vraag of het eigenlijk wel zo erg is.

Daarbij vechten wetenschappers elkaar haast de tent uit; één onderzoeker is zo opgebrand van de discussie dat deze er het liefst met een grote boog omheen loopt en niet met naam in de krant wil. Andere psychologen werken aan een tegengeluid: de huidige generatie jongeren zou zich juist uitzonderlijk sociaal en behulpzaam opstellen; allesbehalve narcistisch. Het is dus maar de vraag of narcisme daadwerkelijk als een besmettelijke ziekte de jeugd van tegenwoordig opslokt.

Precies tien jaar geleden schiet het idee van een narcisme-epidemie wortel. De Amerikaanse psycholoog Jean Twenge werkt dan aan een onderzoek met een alarmerende conclusie. Ze veegt tientallen kleine studies naar narcisme onder universiteitsstudenten, van 1976 tot 2006, op een grote hoop, en constateert een verrassend totaalplaatje: gemiddeld genomen waren de narcismetrekjes flink gestegen; iets dat zonder zo’n meta-analyse nooit zou opvallen. De moderne student antwoordt merkbaar vaker positief op narcismestellingen als ‘Ik vind het makkelijk om anderen te manipuleren’ en ‘Ik ontvang graag complimenten’.

Je bent jong en je vindt jezelf heel bijzonder – Zijn jongeren echt zo narcistisch?

Geest uit de fles

Bij vakgenoten die het onderzoek onder ogen krijgen, gaan alarmbellen af. Er schort van alles aan, constateert bijvoorbeeld de psycholoog Kali Trzesniewski van de universiteit van Californië, die direct een reactie begint te schrijven die in dezelfde editie van Journal of Personality in 2008 verschijnt. De stijgende lijn aan narcismetrekjes lijkt op het eerste gezicht zorgwekkend, maar volgens Trzesniewski leidt de onderliggende berekening al gauw tot ‘overschattingen’. En: ‘Totdat er meer bewijs is verzameld, denken we dat onderzoekers stellige uitspraken moeten vermijden.’

De geest is dan al uit de fles. Want de studie begint al gauw een eigen leven te leiden, vertelt Brent Roberts, hoogleraar psychologie aan de universiteit van Illinois, aan de telefoon. Nog voor wetenschappelijk kan worden vastgesteld of millennials narcistischere trekken vertonen, presenteert Twenge de narcisme-epidemie volgens Roberts als een feit naar de buitenwereld. Twenge wijdt er samen met persoonlijkheidsonderzoeker Keith Campbell een boek aan, The Narcissism Epidemic, dat kort na haar studie verschijnt. Hoe om te gaan met het opgeblazen ego van de millennials, is het onderwerp. Twenge begint zelfs een adviesbureau om bedrijven daarmee te helpen.

De groep collega-psychologen met kritiek groeit, al lijkt Twenge zich doof te houden voor veel van het commentaar. Eén psycholoog raakt er door de jaren zo gefrustreerd van dat hij daarover nu alleen anoniem iets kwijt wil: ‘Omgaan met Twenge en Campbell was een afmattende ervaring. Het is uitputtend en stressvol om met hun werkwijze te maken te hebben. Intussen krijgen zij kliks, verkopen ze boeken, en adviseren ze grote bedrijven.’

Kort samengevat luidt de kritiek dat het beeld van die egoïstische borstkloppende millennials weleens een toevalsvondst kan zijn. Geen wonder, vindt hoogleraar methodologie Jelte Wicherts van de Universiteit van Tilburg: het fundament van de claim is niet veel meer dan een los samenraapsel van persoonlijkheidstests, voorgelegd aan groepjes studenten die universiteitsdocenten toch al over de vloer kregen. Leuk voor erbij, maar het levert weinig rotsvaste vondsten op die iets zeggen over hele generaties.

Geest uit de fles

Terminator

‘Het soort studenten dat op de universiteit en die persoonlijkheidstests afkomt, verandert van jaar tot jaar’, legt Wicherts uit. ‘Dus zelfs als je met zulk gelegenheidsonderzoek kunt aantonen dat persoonlijkheidstrekken door de jaren verschuiven, kan dat ook komen doordat de universiteit van nu een ander type student aanspreekt dan de universiteit van toen. Je hebt altijd een vertekend beeld.’

Een lichtpuntje is dat er heel wat jongeren in de gigantische Verenigde Staten wonen: honderdduizenden van hen hebben de afgelopen decennia persoonlijkheidstests ingevuld. ‘Als narcisme door de generaties heen echt is toegenomen, zou die trend met méér gegevens bij elkaar misschien juist zichtbaarder moeten worden’, zegt psycholoog Roberts. 

Het omgekeerde blijkt waar. Toen Roberts onlangs de narcismescores van duizenden extra universiteitsstudenten naast die van Twenge analyseerde, verdampte het effect: gemiddeld genomen scoorden de studenten vergelijkbaar op narcisme. En het maakt niet veel uit waar psychologen kijken: ook Trzesniewski nam de persoonlijkheidsscores van liefst een half miljoen scholieren onder de loep, en die bleken door de jaren heen één pot nat te wezen.

Andere twijfels betreffen de test zelf: het kan ook zo zijn dat studenten anders zijn gaan reageren op sommige stellingen, omdat de betekenis ervan verandert. ‘Je ziet dat ook bij IQ-tests’, zegt Wicherts. ‘Bij het woordenschatgedeelte zat daar vroeger het woord ‘terminator’ in, maar sinds Arnold Schwarzenegger ‘I’ll be back’ in de bioscoop zei, weet iedereen wat dat betekent. Dan meet dat item dus geen intelligentie meer.’

Ook sommige vragen van de meestgebruikte narcismetest ontsporen op die manier, ontdekte de Duitse onderzoeker Eunike Wetzel onlangs samen met Roberts. Dat gebeurt wanneer het antwoord op één item opvallend afwijkt, maar de rest gelijk blijft. Zo waren studenten in de jaren negentig het opvallend vaak eens met de stelling ‘Ik ben speciaal’, wat de scores toen tijdelijk omhoog duwde. De Amerikaanse narcismescores krijgen tegenwoordig deels een zetje omdat steeds meer Aziatische studenten de test invullen en daarbij sterk instemmen met een andere stelling: ze zeggen graag ‘nieuwe rages en modes’ te beginnen. Of dat typisch iets voor narcisten is, valt volgens Wetzel te betwijfelen: misschien is het gewoon een niet-narcistisch cultuurverschil.

Terminator

Tegengeluid

Tot nu toe houdt Twenge voet bij stuk: ze wilde niet op dit stuk reageren, maar in geschreven reacties aan wetenschappelijke tijdschriften stelt ze dat haar kritische collega’s de stijgende narcismetrend maskeren door te veel metingen erbij te betrekken, wat zou afwijken van háár meetmethoden. ‘Dat vind ik jammer’, zegt Roberts. ‘Je moet als wetenschapper ook verantwoordelijkheid nemen voor analyses die níét jouw idee ondersteunen.’

Bijzonder aan het hele debat is dat het allemaal weinig met narcisme te maken heeft. Het gaat om de vraag of de gemiddelde NPI-score van 15 is gestegen naar 17; dat zijn beide vrij lage en normale niveaus voor niet-narcistische jongeren, zegt Roberts. Bovendien valt de sprong van twee punten binnen de spreiding die je normaal gesproken onder die groep aantreft. ‘Zo’n verschil kun je daarom helemaal niet opmerken in het echte leven’, zegt Wicherts. Véél interessanter is volgens hem de vraag of het aantal mensen met extreem narcistische trekken toeneemt, dat zich dus daadwerkelijk manipulatief gedraagt ten koste van anderen om zichzelf te verrijken. ‘Maar daarover heb ik nog geen onderzoek gezien.’

Dat negatieve stereotype van de narcistische millennial is dan ook nergens goed voor, klinkt een tegengeluid. Zo meent de Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Jeffrey Arnett dat de nieuwste generatie Amerikaanse jongeren behulpzamer en vriendelijker is dan ooit. In Nederland is dat misschien ook zo. Althans, op persoonlijkheidstests scoren eerstejaarsstudenten psychologie in Amsterdam sinds 1982 een stuk aardiger en gewetensvoller, zegt Wicherts, die dat onderzoek leidde. Ook zijn de studenten van nu ietsje extraverter, wat volgens Wicherts aansluit bij het idee dat jongeren minder onder de indruk zijn van gezag dan vroeger, iets dat wellicht ook samenhangt met de meer individualistische maatschappij. Maar of dat iets met narcisme te maken heeft weet hij niet; de hoogleraar benadrukt gauw dat ook zijn onderzoek een kwestie blijft van ‘koffiedik kijken’.

Waarschijnlijk zijn zorgen om narcistische jongeren van alle tijden, denkt Roberts. Want relatief gezien ís de jeugd wel een tikkeltje narcistischer. ‘Ouderen scoren consistent ongeveer vier punten lager op de narcismeschaal. Je wordt met de jaren dus minder egocentrisch. Ouderen zien dan dat de jeugd zich egoïstischer opstelt dan henzelf, maar vergeten daarbij dat ze vroeger ook zo waren. Ik denk dat het een levensfase is die iedereen doormaakt – misschien is het wel gezond om jezelf centraal te stellen als je nog moet ontdekken wat je plek is in de wereld.’