Direct naar artikelinhoud
LiveblogHolleeder-proces

Holleeder: ‘Ik ben gewoon een mens als ieder ander’

Vandaag was dag 50 in Vandros, ofwel het Holleederproces, waarin Willem Holleeder terechtstaat voor vijf liquidaties en een poging daartoe. De dag stond in het teken van Peter R. de Vries, die kwam getuigen over de bandopname die hij onlangs aan het Openbaar Ministerie overhandigde.

Peter R. de Vries arriveert bij de Bunker, de extra beveiligde rechtbank in Osdorp.Beeld ANP

Live

  1. Afsluiting

    De rechtbankvoorzitter sluit de zitting af. Op 14 februari gaat het proces verder, dan begint het Openbaar Ministerie met haar requisitoir, in de bunker in Osdorp om 10 uur.

  2. Gewoon een mens dat een bankrekening wil

    Het eerste wat Holleeder zal doen als hij uit de extra beveiligde inrichting in Vught komt, is een bankrekening openen, zegt hij. 

    'Dat klinkt wat gek, materialistisch gezien', zegt de rechter. 'Het eerste wat u doet als u vrijkomt is een bankrekening openen.'

    'Maar zonder bankrekening kun je niks', repliceert Holleeder. Je kunt geen huis huren, niet eens met de tram.

    Holleeder krijgt nu, aan het eind van de inhoudelijke behandeling van zijn proces, waarin hij terechtstaat voor vijf liquidaties en een poging daartoe, het laatste woord. De rechter vraagt hoe hij deze zittingen heeft ervaren. 

    'Een beetje moeilijk', zegt Holleeder, 'maar ik heb mijn best gedaan. Ik ben natuurlijk wel Willem Holleeder, u bent van mijn leeftijd meneer de rechter, u kent mij al langer, maar die andere twee rechters zijn jong, die kennen dat beeld van mij. Maar ik ben gewoon een mens als ieder ander mens.'

  3. Bijna-doodervaring

    Over zijn hart vervolgt Willem Holleeder: 'Ik heb het licht wel gezien. Maar Sonja zei dat ik terug moest komen.'

    De rechter: 'Verdorie zeg. Kan dat ook een operatielamp zijn geweest?'

    Holleeder: Het was een bijna-doodervaring, een lange tunnel van licht.'

    De rechter: 'U zag in ieder geval niet Satan met een drietand.'

  4. 'Ik weet niet of ik in de hemel kom'

    Het hof noemde Holleeder in het Kolbak-arrest een driftige persoonlijkheid. Een getuige verklaarde dat Willem 'joviaal was, maar als je het niet met hem eens was, kon dat ineens, boem, omslaan.' Zus Astrid omschrijft hem als een strateeg en de geliquideerde Thomas van der Bijl noemde Holleeder 'een schaker, een mannetje dat overal mensen heeft, dat zijn z'n schaakstukken.'

    Ik ben geen schaker, antwoordt Holleeder. 'Ik heb een ontvoering gepleegd en daardoor gaan mensen me anders zien dan ik in werkelijkheid ben. Dat komt door de media.'

    Astrid heeft eerder verklaard dat Willem 'eigenlijk heel ongelukkig is', zegt de rechter.

    Holleeder: 'Ik heb best wel genoten van het leven. En ik weet zeker dat Astrid niet weet wat genieten is.'

    De rechtbankvoorzitter: 'Als u bij de hemelpoort voor de heilige Petrus staat, wat zegt u dan?'

    Holleeder: 'Ik weet niet of ik in de hemel kom.' 

    Hij komt uit de Jordaan, zegt Holleeder. Hij had geen geld maar heeft best veel geld verdiend. 'Daar heb ik ook veel ellende van. Maar dat accepteer ik – dat is de keerzijde.'

    Hoe gaat het met uw hart? vraagt de rechter.

    'Hij doet het nog.'

  5. ‘Ik ben geen psychopaat’

    De rechter maakt nu expliciet dat Astrid Holleeder heeft verklaard dat haar broer Willem een psychopaat is, net als zijzelf. Holleeder lacht dat het wat haar betreft wel zo is, maar wat hem betreft niet. Hij weigerde in het Pieter Baan Centrum te worden onderzocht ‘omdat mensen dan gaan interpreteren’, en daar had hij geen zin in.

    De rechter leest voor wat volgens de dikke Van Dale de definitie is van psychopathie. ‘Ik ben geen psychopaat’, zegt Holleeder. 'Ik heb geen antisociale persoonlijkheidsstoornis, ik ben juist heel sociaal.’ En hij denkt dat  zijn zus Astrid een ‘pseudologische leugenaar’ is. (Bedoeld wordt: pathologisch leugenaar, red.)

    U kunt soms  heel boos en agressief worden, zegt de rechter.

    ‘Maar meneer de rechter, dat geldt toch voor iedereen?’

    De rechter zegt dat in iedereen een wolf en een lam schuilt. ‘Mijn moeder schreeuwt ook hoor’, zegt Holleeder. ‘Zo gaan wij met elkaar om.’ Over Holleeders bedreiging jegens Peter R. de Vries was ‘omdat ik dat gezeik met zijn relatie met Sonja zat was, maar Peters vrouw stond erbij, dus toen heb ik maar gezegd dat ik alleen niet in zijn film wilde.’ (Holleeder is voor die bedreiging veroordeeld, red.)

  6. Vriendschap en gebondenheid

    Dino S. was ook een vriend van u, zegt de rechter. En als u bevriend was met iemand, doet u geen zaken met ze.

    ‘Dat klopt’, zegt Holleeder. ‘Bij Endstra was het omgekeerd – dat was eerst zakelijk en die is pas later een vriend geworden.’

    Over Sandra den Hartog, Holleeders ex-vriendin die met de zussen Astrid en Sonja tegen Willem Holleeder heeft verklaard: ‘Zij heeft hier verklaard dat ze altijd voor u moest klaarstaan.’

    Dat is niet zo, zegt Holleeder. Soms was hij er zelfs een paar dagen niet. ‘Daar had ik het veel te druk voor.’

    ‘Met andere vriendinnen?’, vraag de rechter.

    ‘Ik had er nogal wat’, antwoordt Holleeder. En daarover speelde hij open kaart, zegt de verdachte – dat wisten ze van elkaar, dat ze niet de enigen waren.

    ‘Hoe is dat ontstaan?’, vraagt de rechter. ‘Het lijkt nu alsof ik van u probeer te leren, maar dat is toch niet zo. Ik kijk, net als u, terug op mijn leven, onze levens lopen nogal gelijk op. Maar ik zit hier en u zit nu daar. Dat had ook anders kunnen lopen.’

    Holleeder: ‘Natuurlijk heeft het invloed waar je geboren wordt en opgroeit. Ik kom uit de Jordaan, dat zal toch zeker mee bepalen hoe het loopt. Ik heb altijd gesport, maar mijn ouders zijn nooit mee geweest. Mijn ouders stonden nooit, wat je tegenwoordig overal ziet, langs de lijn.’

    De rechter: ‘Heeft u zich weleens gebonden aan iemand? Aan een vriend of aan een vrouw? Dat je zegt: ik sta voor je?’

    Holleeder: ‘Ik sta altijd voor iedereen. Iedereen kan altijd een beroep op mij doen, ik kan geen nee zeggen.’

    Rechter: ‘Dat is niet wat ik bedoel. Dat je je gebonden voelt aan iemand. Dat is niet uit te leggen, dat voel je of dat voel je niet.’ Holleeder lijkt de rechter niet te begrijpen. Die stapt over op een voorbeeld van Astrid Holleeder, die zei: als je Willem niet belde voor z’n verjaardag, was ie pisnijdig.

    Holleeder ontkent dat: ‘Ik heb er juist een hekel aan als ze me bellen.’

    De rechter, die zich zeer invoelend opstelt: ‘Ik ga altijd naar het buitenland als ik jarig ben. Heeft u dat nooit overwogen?’ Holleeder zegt dat eigenlijk alleen zijn moeder en z’n broer weten wanneer hij jarig is.

  7. Ruzie tussen Cor van Hout en Willem Holleeder

    De rechter begint over het vele drinken van Holleeders oude boezemvriend Cor van Hout. ‘Hij bleef maar problemen maken’, zegt Holleeder. Hij kreeg problemen met Klepper en Mieremet en Holleeder loste dat op door dat criminele duo een miljoen te betalen. Cor zag dat als overlopen, maar Holleeder zegt dat hij het voor Cor juist heeft gedaan. Daarna was de vriendschap over.

    Cors drank was zijn zwaktebod, zegt Holleeder. En Cor zat ook in de drugs. Toen zou Rob Grifhorst – ‘Robbie’, een vriend van Holleeder en Van Hout – hebben gezegd, nou trek ik de stekker eruit en ga ik de boel verdelen (de investeringen van het Heineken-losgeld, red.). 

    De rechter roert een pijnlijk onderwerp aan waarover Sonja Holleeder eerder heel emotioneel werd: Cor van Hout en Sonja Holleeder kregen een verstandelijk gehandicapt kind, Beau, ‘dat de Deurloostraat nooit heeft gezien, die werd meteen in een pleeggezin geplaatst’.  Holleeder zegt dat hij dat moeilijk vond: ‘Je laat je kind toch niet achter? Je kunt het op z'n minst proberen.’ Ook zijn moeder vond dat, volgens Holleeder, onverteerbaar.

  8. Niemand kotste Willem uit na de ontvoering van Heineken

    De rechter begint nu over de ontvoering van biermagnaat Freddy Heineken. Ik had dat onderschat, ik was naïef, zegt Holleeder. ‘Maar ik wil het niet goedpraten hoor.’

    Holleeder voegt toe dat zijn familie na die ontvoering ‘nooit meer armoede heeft gekend. Nu doen ze alsof het verschrikkelijk was, maar ze hebben er allemaal van meegeprofiteerd.’ Ook merkt hij op dat hij na zijn detentie ‘door niemand werd uitgekotst’. Hij wil maar zeggen: het is niet waar dat ze die ontvoering allemaal verschrikkelijk vonden.

    Zijn vader is overleden toen Holleeder vastzat in gevangenis de Esserheem. ‘Ik ben naar de begrafenis geweest in die zin, ik kreeg geen verlof, ik vond dat niet correct. Toen kwam de onderdirecteur naar me toe en die vond het ook onredelijk. Die zei: als je belooft dat je niet wegloopt, ga ik met je mee en gaan we er samen naartoe. Maar ik weet nu niet meer of dat bij het afscheid of bij de begrafenis was. In ieder geval ben ik er wel geweest.’

  9. ‘Op een dag sloeg ik mijn vader terug’

    ‘Het lijkt erop dat uw vader de wolf in u voedde. Hij had driftbuien en sloeg’, zegt de rechter.

    Holleeder: ‘Mijn vader was alcoholist. Driftbuien is wat sterk gezegd, het was meer een corrigerende tik. Ik ben daarmee opgegroeid. Ik kan het ook niet zien als iemand zijn kind slaat, dat heeft het wel met me gedaan, maar mijn situatie was niet anders dan andere kinderen in mijn klas. Als mijn vader niet dronk, was hij een hele lieve man.’

    Over vader Holleeders werk bij Heineken: ‘Een flesje bier kostte bij Heineken een stuiver, dus die lui dronken de hele dag. Maar ik heb mijn vader nog nooit in de kroeg gezien.’

    De rechter: ‘U leerde het criminele milieu kennen op de sportschool?’

    Holleeder: ‘Daar kwamen wat pooiers, inbrekers en boeven. En ook wel nette mensen natuurlijk.’

    De rechter: ‘Op een dag, als uw vader u slaat, slaat u terug. Was het toen afgelopen met zijn klappen?’

    Holleeder: ‘Op een dag hoorde ik van Sonja dat hij agressief was geweest, heb ik hem in elkaar geslagen. Toen is hij weggerend en kwam hij terug met de politie. Hij zei: hij (zoon Willem) heeft mij geslagen. Ik was in die tijd al koppelbaas en reed in een Mercedes. Ik ben altijd goed voor mijn familie geweest. Ik heb iedereen gerespecteerd zoals ie was. Ik had gewoon een vriendinnetje en woonde op mezelf.’

  10. Goudvis spoelde tientje door

    Nu gaat de rechtbank Holleeders persoonlijke omstandigheden bespreken. Rechtbankvoorzitter begint met een parabel: ‘Een vader zegt tegen zijn zoon: in elk mens zit bij de geboorte een wolf en een lam. Wat je later wordt, wolf of lam, hangt ervan af welke je het meest voedt. Weet u, meneer Holleeder, wat u geworden bent?’

    Holleeder: ‘Een goudvis.’

    Het gaat over het gezin Holleeder vroeger, in relatieve armoede met vier kinderen. Het gezin Holleeder zou het relatief gezien beter hebben gehad dan andere gezinnen, wat wordt daarmee bedoeld?

    Holleeder vertelt dat hij oude kleren kreeg en weleens gaten in zijn schoenen had, maar dat het niet slecht was.  De rechtbankvoorzitter vertelt hoe hij op de Mavo bevriend raakte met Cor van Hout. Cor had bravoure, en u werd de stille jongen, beweert Auke Kok in zijn boek over Holleeders jonge jaren. Kan Holleeder dat plaatsen?

    Ik ben gewoon mezelf altijd, antwoordt Holleeder. ‘Het kan soms zijn dat je onder invloed van iemand een beetje verandert’, zegt de rechter. Holleeder zegt dat hij veel ging sporten en daardoor wel een beetje sterker werd.

    ‘Heeft u weleens een tientje van uw moeder in boosheid verscheurd en doorgespoeld?’

    Holleeder antwoordt dat hij gisteravond in zijn cel de tweede aflevering van de serie Judas heeft gezien, een verfilming van het boek van zijn zus Astrid. ‘Astrid was in onze familie een buitenbeentje. Ik was met Sonja, en Astrid, daar had niemand wat mee. Het is allemaal leuk in een boek en een film, en ik keek naar die aflevering, ik moet u eerlijk zeggen dat ik halverwege in slaap viel, want het ging weer over Astrid en hoe geweldig ze was. Wat ze allemaal beweert is gewoon helemaal niet waar – zij maakt een heel verhaal van hoe slim en belangrijk ze was, maar dat is helemaal niet zo. Dat verhaal van dat tientje is ook niet waar.’

  11. ‘Niemand wil mij geloven’

    Nu raast een discussie tussen Holleeders advocaat Janssen – ‘Holleeder moest gewoon tegen Paarlberg zeggen dat het fijn zou zijn als Paarlberg wat mensen namens Endstra zou betalen’ – en officier Stemper: ‘Neemt u in uw verhaal ook mee waarom er dan 17 miljoen naar Paarlberg is overgemaakt waar geen grondslag voor was? Dat blijkt uit het Kolbak-onderzoek (waarin Holleeder is veroordeeld voor de afpersing van onder anderen Willem Endstra, red.)’.

    ‘Nee’, zegt advocaat Janssen; hij neemt niet zonder meer aan dat alles klopt wat in het Kolbak-onderzoek is beweerd en (door rechters) geconcludeerd.

    Holleeder: ‘Ik heb een beetje de indruk dat niemand mij wil geloven.’

  12. Officier Stempher verheft zijn stem

    Officier Stempher: ‘U heeft gezegd tegen Paarlberg: u krijgt geld, daarvan mag u verrekenen wat voor uzelf is, en de rest moet u overmaken naar derden. U heeft gezegd dat hij zijn eigen geld óók krijgt, dus er was ook geld voor anderen.’

    Holleeder: ‘Ik weet dat hij daar niemand van heeft betaald.’

    Stempher: ‘Die namen gaat u zeker niet noemen?’

    Holleeder: ‘Dat heeft u goed geraden.’

    Stempher: ‘Waarom zegt u dan op band dat Paarlberg dat deed omdat hij een bange man is, doodsbang, en dat dat terecht is?’

    Holleeder: ‘Waarschijnlijk zal ik daar bedoeld hebben zijn eerste betaling naar Beesemer.’

    Stempher, dwingend en geïrriteerd: ‘We hebben het over Kolbak, vierenhalf jaar celstraf voor Paarlberg, en dat hij doodsbang is. We hebben het al lang niet meer over Beesemer. Waar is Paarlberg bang voor?’

    Holleeder: ‘Ik ga het nog één keer zeggen: hij heeft niemand geld overgemaakt.’

    Stempher: ‘Waar was Paarlberg bang voor?!’

    Holleeder: ‘Dat weet ik toch niet?’

    Advocaat Janssen: ‘Ik vind dat de officier erg hard praat. Als ik een getuige zo ondervraag zou u ingrijpen.’

    Rechtbankvoorzitter: ‘Ja als u dat zou doen wel, want dat is niet uw stijl. Officieren doen dat wel vaker. Maar, meneer Holleeder, kunt u gewoon zijn vraag beantwoorden?’

    Holleeder: ‘Paarlberg heeft geen geld naar anderen overgemaakt.’

    Stempher, rustiger: ‘Waar was Paarlberg bang voor?’

    Holleeder: ‘Dat weet ik niet. Paarlberg heeft dat geld voor zichzelf gebruikt. Het is niet naar Dino S. of naar Hillis gegaan. Ik heb misschien eens een verkeerd woordje gebruikt, en daar word ik steeds op afgerekend.’

    De Rechter: ‘U zegt steeds: het gaat om woordjes. Maar het zijn uw eigen woorden. Peter de Vries vroeg waarom Paarlberg op zitting niet gewoon heeft verklaard hoe het zit. U antwoordde: hij is bang, hij wordt afgeperst.’

    Holleeder: ‘Ik heb dat weliswaar zo gezegd, maar ik heb dat misschien iets anders bedoeld, dat weet ik niet meer na zoveel jaar.’

  13. ‘Het geld was Paarlberg z’n eigen geld’

    De rechter wijst erop dat Paarlberg meer geld van Endstra kreeg dan waar hij recht op had. Volgens de rechter was het de bedoeling dat hij daarvan de schuldeisers van Endstra betaalde.

    Juist, bevestigt Holleeder. ‘En daarom ben ik ertussen gezet.’

    De rechter: ‘Toen ik de bandtranscriptie las, dacht ik dat u bedoelde te zeggen: Paarlberg hoeft niet bang te zijn, want het geld is doorgesluisd naar schuldenaren en bij Paarlberg weg.’

    Holleeder: ‘Dat dat geld weg is, ik weet niet wat ik daar bedoelde. Misschien dat die schuldeisers geen recht hadden op geld. Ik heb het misschien wel zo gezegd, maar mijn manier van praten is anders dan hoe u het juridisch ziet. Paarlberg heeft niemand geld betaald. Uit de boekhouding van Paarlberg blijkt ook dat hij niemand heeft betaald. Ook Hillis heeft geen geld gehad. Paarlberg heeft dat geld gewoon voor z'n eigen gebruikt.’

    De rechter: ‘Hoe weet u dat Hillis geen geld heeft gehad?’

    Holleeder: ‘Ik heb niet van Endstra of van iemand anders gehoord dat Hillis z’n geld heeft gekregen.’

    De rechter: ‘Hoe wist u dan dat het geld weg was?’

    Holleeder: ‘Het woordje ‘weg’ heb ik misschien verkeerd gebruikt. Voor de rest weet ik het ook niet.’

    De rechter: ‘Eerder heeft u verklaard dat Dino S. 18 miljoen heeft ingepikt.’

    Holleeder: ‘Dat heeft Astrid verklaard. Maar Dino kon helemaal niet bij dat geld. Ik heb daar Endstra bedoeld.’

    De rechter: ‘Was het geld dat Paarlberg kreeg nou van hemzelf, had hij daar recht op, of niet? Hoeveel was voor hemzelf en hoeveel niet? Laten we stellen dat het om vijf emmers geld ging, hoeveel was voor hemzelf?’

    Holleeder: ‘Ik weet alleen dat Paarlberg recht had op geld en dat hij daar niemand van heeft betaald. Hillis niet en niemand niet. Hij heeft het voor hemzelf gebruikt. Dus dan zal het wel van hemzelf zijn geweest. Anders zou-ie anderen daar wel van hebben betaald. Dus dan kun je daar niks anders van maken dan dat het zijn eigen geld was.’

  14. Uit de bovenwereld gekukeld

    De rechtbank heeft nog wat vragen voordat zij overgaat op de behandeling van Holleeders persoonlijke omstandigheden. Een van de rechters wijst erop dat Holleeder op band zegt dat Paarlberg niet wist dat zijn geld naar criminelen zou gaan, en dat De Vries Holleeder dan zegt: ‘In de rechtbank heeft hij een heel ander verhaal opgehangen.’ En daarop reageert Holleeder op band met: ‘Maar Paarlberg is ook bedreigd.’

    ‘Hoe het precies zit weet ik niet meer, of wie me dat vertelde, maar ik weet wel dat Paarlberg was bedreigd’, zegt Holleeder.

    De rechter: ‘Feitelijk bevestigt u op band dat Paarlberg onder ede heeft gelogen.’

    Holleeder: ‘Hij had gewoon moeten verklaren dat ik bij hem ben geweest. Dan was er niks aan de hand geweest.’

    Rechter: ‘Waarom moest u als een vooruitgeschoven post naar Paarlberg, als hij gewoon recht had op geld?’

    Holleeder: ‘Endstra heeft geen opdracht gegeven om mensen te betalen, hij heeft alleen geld overgemaakt. Paarlberg werkte alleen maar met buitenlandse vennootschappen. Dat was gunstig, omdat dat geld dan buiten het zicht bleef van Nederland.’

    Officier Stempher: ‘Als Paarlberg recht had op dat geld, waarom zat u daar dan tussen?’

    Holleeder: ‘De bedoeling was dat ik ging zeggen: Endstra heeft geholpen, nu is het de bedoeling dat u hem ook helpt.’

    Stempher: ‘Ik verplaats me in Paarlberg: u zegt ‘Endstra gaat geld naar u overmaken.’ Dan zou ik als Paarlberg zeggen: da's mooi, laat hem dat maar doen. Waarom zat u daartussen, waar was uw hulp dan voor nodig? Vastgesteld is dat u dat geld heeft afgeperst.’

    Holleeder: ‘Ja, dat is wel vastgesteld, maar zo zit het niet. Ik sta alleen maar in het traject dat ik de boodschap overbracht, en verder heeft Endstra het helemaal gedaan.’

    Stempher: ‘Maar u moest druk zetten. Nee zeggen was geen optie.’

    Holleeder: ‘Misschien had Paarlberg anders ook geholpen, maar Endstra vond het nodig om mij ernaartoe te sturen. Mijn kracht was dat ik effe wat druk zou zetten en zou zeggen: hij heeft jou ook geholpen. Zo heb ik mijn geld verdiend en zo ben ik in de bovenwereld terechtgekomen. Maar ja, ik ben er ook weer uit gekukeld.’

  15. Holleeder: ‘Ik heb niemand afgeperst’

    Officier Tammes vraagt aan Holleeder waarom hij Paarlberg zielig noemt en het erg vindt dat hij is veroordeeld, terwijl Holleeder zelf aan Paarlbergs veroordeling heeft meegewerkt. Advocaat Janssen grijpt weer in: ‘Meneer Holleeder spreekt over alles , behalve als het gaat over Dino S.’ De discussie tussen Janssen en Stempher (officier van justitie) wordt stekelig.

    Rechtbankvoorzitter: ‘Boven zit meneer De Vries al twee uur tegen een muur aan te kijken. Dit lijkt me een goed moment om hem naar binnen te halen. Ik zou zeggen: meneer Holleeder, doe even iets nuttigs. Ik stel voor dat we misschien beter even eerst kunnen lunchen.’

    Peter R. de Vries betreedt de zittingszaal. De rechtbankvoorzitter merkt op dat er geen vragen meer zijn. Hij mag in de zaal blijven, achter, bij zijn collega's (journalisten op de publieke tribune).

    Holleeder wil nog doorpraten over Paarlberg. ‘Op het moment dat Endstra geld overmaakte naar Paarlberg was er niks aan de hand, want Paarlberg kreeg steeds geld van Endstra, die twee deden samen zaken. Endstra had nu geld nodig om Hillis terug te betalen, maar Paarlberg wist niet dat dat geld naar criminelen ging. En daarom vond ik het zielig dat hij 4,5 jaar cel kreeg.’

    Officier Tammes: ‘U bent in de zaak Kolbak veroordeeld voor het afpersen van Willem Endstra.’

    Holleeder: ‘Er is zoveel bewezen. Ik heb niemand afgeperst.’

    Tammes: ‘De hele manier waarop u Paarlberg benaderde is toch heel raar? U zegt zelf op band dat u ineens voor zijn neus stond, u had geen afspraak, u hebt hem in een Londens hotel op de wc besprongen.’

    Holleeder: ‘Ik heb Paarlberg op een normale manier gevraagd of hij Willem Endstra kon helpen door geld over te maken.’

    Officier Stempher: ‘U zegt erbij: dat was een ouwe truc van ons’, en: ‘Die man was doodsbang, die slikte wat hij moest doen.’

    Holleeder: ‘Ik heb bij al die nette mensen waar ik langs ben geweest, en dat zijn er best veel, niet hoeven  bedreigen.’

    Stempher: ‘Is het eerlijk om te zeggen dat u in deze constructie ook meneer Hillis ter wille bent geweest?’

    Holleeder: ‘Ik heb samen met Endstra geprobeerd om dat op te lossen. Er waren zoveel mensen die geld van Endstra kregen, toen heb ik zijn kantoor laten beveiligen, zijn huis, IJmuiden, ik heb een gepantserde auto voor hem geregeld. In die context moet u het zien. Als je een probleem hebt met Hillis, heb je echt een probleem. Ik heb dat opgelost voor Endstra, niet voor Hillis.’

    Officier Tammes: ‘Moeten we zo ook het kantoorincident bij Moszkowicz zien?' (Op het kantoor van Holleeders voormalige advocaat Moszkowicz hebben Holleeder en een Joegoslaaf Willem Endstra bedreigd, heeft Endstra verklaard voordat hij werd geliquideerd).

    Holleeder: ‘Dat was gewoon een normaal gesprek en Dino, de oren van Hillis, was daar ook bij. Hij heeft alleen maar geluisterd en heeft gezegd: okee, ik zal het doorgeven (aan Hillis, red.)’.

    Tammes: ‘Uiteindelijk is er 17 miljoen overgemaakt aan Paarlberg.’

    Holleeder: ‘Dat staat in de stukken, maar ik sta daar buiten. Endstra heeft het geld overgemaakt naar Paarlberg. Niet alleen voor Hillis, maar voor allerlei mensen die nog geld van Endstra kregen.’

    Stempher: ‘Paarlberg kreeg wel veel meer geld dan waar hij zakelijk gezien recht op had. Hoeveel geld had u zelf tegoed?’

    Holleeder: ‘Dat ga ik niet zeggen. Dan krijg ik gezeik met de Belastingdienst.’

    Stempher: ‘U zegt wel op band dat wat u kreeg een schijntje was in vergelijking met wat Hillis kreeg.’

    Holleeder: ‘Ik weet niet wat ik daar bedoelde met schijntje. U maakt er wel weer wat spannends van, u lijkt Astrid wel.’

    De rechtbankvoorzitter schorst de zitting voor een lunchpauze. 

  16. Holleeder noemt Paarlberg onschuldig

    Holleeder over Paarlberg: ‘Die man is ten onrechte veroordeeld, hij heeft 4,5 jaar gekregen terwijl hij van niks wist, daar zit ik mee. Elke keer als ik hem naar de rechtbank zag lopen, vond ik dat verschrikkelijk. Ik dacht: straks gaat 'ie zelfmoord plegen in zijn cel, dat is een drama. Daarom heb ik dat opgeschreven.’

    De rechter: ‘Waarom wilde u dat na uw dood bekend zou worden dat Dino S. die Beesemer heeft bedreigd?’

    Holleeder: ‘Dat heb ik in een context gezegd. Maar op dit onderwerp beroep ik me op mijn zwijgrecht. Ik ben niet iemand die mensen erbij lapt. Ik ben nu 60 jaar en ik ga niet veranderen. Als voor mijn (sic) beter zou zijn om wel namen te noemen, dan doe ik het nog niet.’

    Rechter: ‘U schreef die bedreiging van Dino S. jegens Beesemer op zodat Peter de Vries die na uw dood bekend zou maken, en nu zegt u: ik weet eigenlijk niet waarom u dat opschreef.’

    Advocaat Janssen grijpt in: ‘Meneer wil niet verklaren over dingen die gaande zijn. Wat hij toen schreef, was toen gaande. En daar wil hij niet over verklaren.’

    Rechter: ‘Het wordt voor mij heel moeilijk om dit met rust te laten als u zegt: ik weet eigenlijk niet of Beesemer gebruikt is.’

    Holleeder: ‘Kijk, ik ging vaker naar zakenrelaties van Endstra die hem geld schuldig waren. Ik zei dan heel gewoon dat ze moesten betalen, maar die hebben dat steeds als heel bedreigend ervaren. Omdat ik Willem Holleeder heet. Maar Beesemer hoef je helemaal niet te bedreigen, daar was hij het type niet voor. Ik probeer met u mee te denken.’

    Rechter: ‘Ik heb helemaal niet het gevoel dat u met mij meedenkt.’

    Holleeder: ‘Ik denk ook niet met u mee, ik denk met mezelf mee. Ik moet hier wel ontzettend opletten op mijn woorden.’

  17. ‘Ik zie geen bedreiging voor me’

    Officier Stempher vraagt waarom Holleeder in zijn brief aan Peter R. de Vries schrijft dat dat Beesemer (een zakenrelatie van Willem Endstra, red.) in het bijzijn van Holleeder is bedreigd.

    Holleeder: ‘Ik heb hem niet bedreigd.’

    Stempher: ‘Dat schrijft u zelf.’ (Leest de passage voor.)

    Holleeder: ‘Dat was in 2011. Ik zie geen bedreiging voor me.’

    Stempher: ‘Maar toen u dit schreef wel.’

    Holleeder: ‘Maar nu niet.’

    Op de publieke tribune begint iedereen te lachen.

  18. Dino is ‘de oren van Stanley Hillis’

    Nu gaat de discussie over de betrokkenheid van Willem Endstra, Jan-Dirk Paarlberg en advocaat Hingst (die later is geliquideerd). 

    Holleeder: ‘Endstra heeft gezegd dat het Ibizaverhaal moest worden opgelost. (Dat gaat over een discotheek op Ibiza die flopte, en waarin Stanley Hillis had geïnvesteerd, die wilde zijn geld terug, red.) Toen ben ik (Holleeder, red.) naar Paarlberg gestuurd om het op te lossen.’  Die moest geld via een buitenlandse rekening overmaken naar een buitenlandse rekening van Hillis.

    De officieren: ‘Maar wat heeft Endstra ermee te maken?’

    Holleeder: ‘Ik ben namens Endstra met Dino naar Paarlberg gegaan om geld over te maken. Hillis is een wispelturig mannetje, dus Endstra stuurde mijn (sic) en ik dacht: ik neem de oren van Hillis mee (zijnde Dino S., red.)’

    Ook deze informatie op de band is heel belastend voor Holleeder, omdat hij steeds heeft ontkend dat hij zakelijk met Dino S. samenwerkte. Hun relatie zou louter vriendschappelijk zijn.

  19. Waarom ‘cryptisch’ zo belastend is voor Holleeder

    Nog steeds wordt gediscussieerd over de betekenis van het woord ‘cryptisch’. 

    Het woord is heel belastend voor Holleeder, omdat hij eerder steeds zei dat zijn zus Astrid loog als ze beweerde dat hij in codetaal met zijn familie sprak. En met zeven keer het woord ‘cryptisch’ bevestigt hij feitelijk dat ze niet loog, maar dat ze gelijk had, en dat is heel belastend voor hemzelf – het is in dit proces namelijk veelal haar woord tegen het zijne. 

  20. Cryptisch

    Officier Tammes komt terug op wat Holleeder op band (meermaals) zegt: dat hij ‘cryptisch’ met zijn familie sprak. Daarmee bedoelde Holleeder niks bijzonders, zegt hij. ‘Het is net zoiets als in de Jordaan, daar heet ik niet Willem, maar De Neus.’

    Tammes: ‘Maar u zegt het zelf op band. U bedoelt daar heel duidelijk iets mee.’

    Holleeder: ‘Ik bedoelde alleen dat Astrid geen namen moest noemen. Ik heb tegen Peter het woordje ‘cryptisch’ gebruikt, maar ik had ook een ander woord kunnen gebruiken.’

    De rechter: ‘U zegt tot zeven keer toe het woord ‘cryptisch’.’

    Holleeder: ‘Ik had geen informatie die ik cryptisch kon mededelen. Ik zat vast, ik kreeg geen informatie.’

    De rechtbank lijkt Holleeder niet te geloven. De discussie gaat heel lang over wat cryptisch is. Het is ‘het versluieren van woorden’, zegt Holleeder, ‘dus ik heb het verkeerde woord gebruikt’.

  21. Holleeder blijft zwijgen over Dino S.

    Officier Stempher: ‘Uit de band blijkt duidelijk dat die dreiging die u heeft ervaren niet alleen tegen u was gericht, maar ook tegen uw familie. Waarom wilt u daar niks over verklaren?’

    Holleeder: ‘Ik ben niet iemand die namen noemt. Astrid heeft mij opgenomen, daar wist ik niks van. Zij heeft die opnamen met betrekking tot Dino S. bewust opgenomen in het dossier. Daar kan ik niks aan doen. Hetzelfde is met Peter de Vries. Vroeger was Peter z’n woord veiliger als (sic) geld op de bank. Daarom ben ik naar hem gegaan. Ik heb me beroepen op mijn zwijgrecht, en dat blijf ik doen. De afspraak was dat het niet bekend zou worden. Als De Vries mij die garantie niet had gegeven, had ik het niet met hem besproken.’

    Stempher: ‘U noemde steeds als argument voor het niet noemen van namen dat ze u een gunst hadden verleend of dat u bang was dat ze een belastingaangifte zouden krijgen als u zou verklaren, of uit angst. Nu ligt alles hier open. Wat is de reden dat u daarover niet wilt verklaren?’

    Holleeder: ‘Ik blijf me, om mijn redenen die ik niet zal uitspreken, beroepen op mijn zwijgrecht.’

    Rechter: ‘Het feit dat Stanley Hillis toen net was doodgeschoten, had dat invloed op uw angst?’

    Holleeder: ‘Nee.’

    Rechter: ‘Had dat er wel iets mee te maken?’

    Holleeder: ‘Nee, dat had er niks mee te maken, want ik heb helemaal niks met Hillis. Ik weet niet wat Hillis heeft uitgespookt. Daar is geen link naar mij toe.’

    Rechter: ‘Maar op de band zegt u dat Paarlberg geld naar Hillis moest overmaken.’

    Holleeder: ‘Maar dat had niks met de dood van Hillis te maken.’

    Rechter: ‘Maar u had dus wel iets met Hillis.’

    Holleeder: ‘Endstra had iets met Hillis. Er gingen geruchten dat-ie mensen aan het afpersen was. Dat hoorde ik via via, van gedetineerden. Ik weet dat-ie bezig was met afpersen. Het zou zomaar kunnen dat zijn dood daar iets mee te maken had.’

  22. ‘Over Dino beroep ik me op mijn zwijgrecht’

    De rechtbankvoozitter gaat Willem Holleeder bevragen over het opgenomen telefoongesprek. ‘U noemt nooit namen’, zegt de rechter tegen Holleeder. ‘Maar wat ik niet begrijp is wat u op die bandopnames over Dino S. zegt – dat u een valse verklaring moet afleggen. Waarom doet u dat?’

    Holleeder: ‘Ik blijf me beroepen op mijn zwijgrecht. Maar u moet het zo zien: toen ik dat gesprek met Peter de Vries had, heb ik eerst goed afgebakend dat het alleen openbaar mag worden als ik kom te overlijden, of als ik het zelf zeg. Ik zit niet op een wolk, ik zit hier nog steeds. Ik heb geen toestemming gegeven aan De Vries om dit bekend te maken. Ik noem nooit namen. Dat dit gebeurd is, is dat ik ervan uitging dat dit niet openbaar zou worden.’

    Rechter: ‘U geeft geen antwoord op mijn vraag. U voelde zich bedreigd door Ficq. Waarom zegt u niet: ik kan me niet bedreigd voelen door Ficq, want ik noem nooit namen? Dan geldt dat toch ook in de zaak tegen Dino S.? Hoe kan iemand u dan bedreigen met het wel noemen van namen?’

    Holleeder: ‘Ik begrijp uw vraag, het is een slimme vraag, want ik sta voor het blok, en daarom beroep ik me op dat punt op mijn zwijgrecht.’

    Rechter: ‘Heeft u zich daadwerkelijk  bedreigd gevoeld?’

    Holleeder: ‘Als het gaat om Dino S. beroep ik me op mijn zwijgrecht. Als ik daar antwoord op geef, verbreek ik het zwijgrecht.’

    Rechter: ‘Dan verbreekt u een belofte.’

    Holleeder: ‘Ik beroep me op mijn zwijgrecht.’

    Officier Stempher: ‘U zei dat u vragen van de rechtbank ging beantwoorden. U zegt op band dat u zich bedreigd voelt, u heeft het over hogere machten.’

    Holleeder: ‘Daar ga ik wel op antwoorden. Ik heb in de Schie vastgezeten. Ik heb alleen bezoek van mijn familie gehad, en verder met niemand contact gehad. Alles wat buiten speelde heeft Astrid mij verteld. Op die basis ben ik ...’

    Officier Tammes: ‘Wat heeft ze u verteld dan?’

    Holleeder: ‘Om te zeggen dat ze moesten verklaren en dit en dat en zus en zo. Astrid heeft mij verteld waar ze geweest waren (hij benadrukt ‘ze’, red.). Astrid en Sonja voelden zich bedreigd en daar heeft ze het met me over gehad. Nou kom ik op het cryptisch (spreken, red.)wat Peter de Vries zegt:  door de telefoon mocht ze van mij niet al die namen noemen.’

    Officier Stempher: ‘Hoe besprak Astrid dat met u? Zei ze gewoon alles?’

    Holleeder: ‘Op bezoek en aan de telefoon heeft ze dat gezegd, ze is begonnen met de namen te noemen, en daarvan heb ik gezegd: die namen hoef je niet meer te noemen. Ze waren er echt heel overspannen van, Astrid en Sonja.’

    Stempher: ‘Vond u het een reële dreiging?’

    Holleeder: ‘Als iemand dat zo zegt, moet je er wel rekening mee houden dat dat wel mogelijk zou zijn. Als Astrid een opname over Ariën Kaale inbrengt, of De Vries over mij, dan verander ik niet van standpunt.’

    Stempher: ‘Tenzij u zich nog steeds bedreigd voelt door Dino S.’

    Holleeder: ‘Ik beroep me op mijn zwijgrecht.’

  23. Sms’je van Bénédicte Ficq

    De rechter vraagt naar een sms’je waarover advocaat Stijn Franken op band spreekt voordat zij worden gebeld door Willem Holleeder vanuit de gevangenis. ‘Dat was een sms’je van Ficq aan Franken’, zegt De Vries, ‘waarin Ficq reageert over Frankens ontstentenis over de bedreiging. Ze zegt dat hij het verkeerd interpreteert.’ Maar als het echt geen bedreiging was en Franken haar verkeerd zou hebben begrepen, zou ze natuurlijk onmiddellijk de telefoon hebben gepakt om dat recht te zetten, zegt De Vries.

  24. Knutselen met opnameapparatuur

    Advocaat Janssen vraagt of De Vries, die destijds in 2011 de tape heeft besproken met Astrid Holleeder, daarmee niet het gevoel had dat hij zijn belofte brak om Holleeders ‘testament’ niet te openbaren. Nee, zegt de Vries. ‘Zij heeft de tape destijds niet beluisterd, ik heb er oppervlakkig met haar over gesproken.’ Het voelde niet alsof hij daarmee de tape publiek maakte, aldus De Vries.

    Janssen vraagt of De Vries wist dat Sonja Holleeder een gesprek met Ariën Kaale opnam. Nee, zegt De Vries, daar wist ik niks van. ‘Ik moest daaraan denken, omdat Astrid hier heeft verklaard dat ze opnameapparatuur van u kon lenen, maar dat was zo groot dat ze zelf maar aan het knutselen sloeg.’

    ‘U raakt me een beetje in mijn beroepseer’, zegt De Vries. ‘Ik heb haar apparatuur geleend en die was, in het kader van mijn tv-programma, professioneel en niet groot. Ik had professionals zelfs een jas laten maken waarin de microfoon in de naad was ingenaaid, zodat een alerte Willem Holleeder die niet zou opmerken. Maar het feit was dat voor de werking van die apparatuur, er ook een accuutje en recordertje nodig was waarop dat allemaal zou worden opgeslagen. Die apparatuur moest Astrid in haar jaszak hebben, en daar maakte ze zich zorgen over. Ze was ook bang dat Willem ineens zou zeggen: hé, heb je een nieuwe jas? Dus heeft ze gekozen voor zelf aangeschafte apparatuur, waarvan ik zelf achteraf denk, de opnamen hier op zitting te hebben gehoord: misschien was dat met mijn apparatuur toch beter geweest.’

    Advocaat Janssen: ‘Over dat cryptisch spreken, is ‘ome Jan’ voor Jan Tabac een naam die Willem Holleeder zelf heeft bedacht?’ Dat was maar een voorbeeldje, zegt De Vries. ‘Ik weet dat Holleeder altijd cryptisch en verhullend sprak, want hij ging ervan uit dat er altijd richtmicrofoons op hem waren gericht.’

     

  25. Wrevel tussen advocaat Janssen en Peter R. de Vries

    Holleeders advocaat Sander Janssen krijgt de gelegenheid vragen te stellen. Ook hij vraagt waarom dit in de media breed is uitgemeten. ‘Ik denk dat ik dit best helder heb uitgelegd’, zegt De Vries. ‘Er was sprake van hogere machten waaraan Holleeder zich ondergeschikt moest maken. Het was mijn eigen persoonlijke inschatting om dit wijder te verspreiden. Ik word niet beschermd.’

    Hoe beschermt het lekken in de media u, vraagt Janssen. De Vries zegt dat hij inschatte dat het voor zijn persoonlijke veiligheid beter zou zijn als de inhoud van die tape snel naar buiten zou komen. ‘Ik voelde mij daar beter en veiliger bij. Want u vindt, meneer Janssen, is voor mij helemaal niet relevant.’

    ‘Is hier sprake van enige animositeit?’, vraagt de rechtbankvoorzitter. ‘Meneer Janssen is gewoon de advocaat van de heer Holleeder.’

    ‘Nou, ik ben wel meer dan alleen de advocaat van Willem Holleeder’, riposteert Sander Janssen. ‘Het valt me op dat De Vries vaker ‘meneer Janssen zegt’ als het om mij gaat. Is hier sprake van irritatie?’

    ‘Nee, hoor’, zegt De Vries. ‘Ik vind meneer Janssen een buitengewoon beminnelijke persoonlijkheid.’

    De rechtbankvoorzitter: ‘Misschien moet u ooit nog eens gebruikmaken van zijn diensten.’

    De Vries: ‘Dat lijkt me sterk, meneer de voorzitter.’

  26. Dossiertijger

    ‘Ik ben een dossiertijger’, zegt De Vries, in antwoord op Stemphers vraag of hij nog meer heeft dat relevant zou kunnen zijn. ‘In mijn dossier zit veel informatie, maar ik geloof niet dat er nog iets is wat dit proces een andere wending kan geven.’

    De rechtbank heeft ook een vraag ‘die op mijn lippen brandt’, zegt de voorzitter. ‘Waarom is die opname zo uitgemeten in de pers?’

    Goed dat u die vraag stelt, zegt De Vries. ‘Daar wil ik graag iets over zeggen. De reden dat ik de tape bepaalde media heb laten horen, is uit veiligheid. U heeft gehoord dat Holleeder dat op verschillende momenten zegt dat zijn leven in gevaar is als hij over de inhoud van de tape spreekt. Sterker nog: hij houdt mij voor dat ik nog niets, nog geen duizendste weet van wat er werkelijk allemaal speelt, en dat er hogere machten in het geding zijn waar je je soms naar moet schikken. Dat het hem te link wordt, dat hij in gevaar is als hij daar iets over zegt. 

    ‘Die hele tape wemelt van de uitspraken waarvan Holleeder zegt dat zijn leven gevaar loopt als er ook maar iets uitlekt. Toen ik dat hoorde – ik weet niet hoe serieus ik dat moet nemen – dan is het nogal wat dat ik die tape uit handen geef en zorg dat die in een proces terechtkomt. Ik heb voor mezelf ingeschat dat het beter is om de inhoud bij meerderen te verspreiden, en daarmee eigenlijk de zaak min of meer stuk te maken. Anders zou ik de enige zijn die van de inhoud wist. Dus uit veiligheid heb ik ervoor gezorgd dat dit wijder wordt verspreid.’

    ‘Hoe geloofwaardig vindt u het allemaal eigenlijk?’, vraagt de rechter. De Vries wijst erop dat hij Holleeder kritische vragen stelt en hoe Holleeder dan antwoordde. ‘Ik ken Willem Holleeder wel, en ik vond dat uit zijn mond wel [geloofwaardig, red.] klinken.’ Holleeders angst om te worden vermoord was de reden waarom dat hele gesprek plaatsvond, zegt De Vries. ‘Daar ging die hele tape over, dat hij vreesde te worden geliquideerd.’

  27. ‘Een man een man, een woord een woord’

    Peter R. de Vries wil zelf ook graag even iets zeggen: ‘Ik hecht eraan om uit te leggen waarom ik nu pas met deze band kwam. Anders denkt men aan een complot, wat het niet is. 

    ‘Toen ik in 2014 of 2015, nadat Astrid en Sonja Holleeder zich bij politie en justitie hadden gemeld, door de politie ben gehoord, was ik al in dubio of ik iets over die band moest zeggen. Bij het tweede verhoor werd gevraagd of er misschien nog iets is wat ik zou willen verklaren. Toen heb ik een tijdlang gezwegen. 

    ‘Als je de band terugluistert, zal ik zeker een minuut stil zijn geweest waarbij ik de verbalisant aankeek en me afvroeg of ik iets over de band moest zeggen. Maar ik was sceptisch over hoe de politie met mijn verhoren omging – ik kreeg de uitwerking niet te zien. Uiteindelijk besloot ik om er niets over te zeggen. 

    ‘Verder is het zo dat toen ik hier vorig jaar door uw rechtbank ben gehoord, ik er gewag van heb gemaakt dat die tape bestaat. Bij die twee verhoren in 2018 is bij mij de indruk gewekt dat ik nog een derde keer zou moeten terugkomen. Na die twee verhoren hebben de officieren mij gemaild met de vraag of ze de beschikking konden krijgen over de spullen die ik had. Ik heb toen geantwoord dat ze konden krijgen waarover ik heb verklaard (de brief en een contract, red.), maar dat ik niets zou overleggen waarover ik niet had verklaard. Ik dacht in een derde verklaring over die tape te beginnen, maar die mogelijkheid diende zich dus niet aan. 

    ‘Ik bleef het proces volgen, en mij viel op dat Holleeder steeds dingen bleef beweren waarvan ik wist dat ze niet waar konden zijn. Ik dacht: ik moet die tape terugluisteren, die lag nog ergens in een kluis. Dat leidde ertoe dat ik hem half december kon ophalen en terugluisteren. Het gesprek duurt een uur. Toen ik het gesprek terughoorde dacht ik: verhip, hier hoor ik dingen die destijds niet van belang waren, maar in het licht van bepaalde uitspraken van Holleeder nu wel interessant zijn. 

    ‘U heeft gehoord dat ik heb beloofd de tape niet bij Holleeders leven te openbaren, en ik ben van een man een man, een woord een woord, maar hier botst een belofte met een gevoel van rechtvaardigheid. Daar waar Willem Holleeder stelselmatig Astrid en Sonja Holleeder afbrandde, vond ik dat ik er iets mee moest doen. Ik zou niet met mezelf kunnen leven wetende dat ik die tape in een kluis had, en daarom heb ik besloten die bij de officier van justitie neer te leggen.’

  28. Cryptisch spreken

    Op band zegt Holleeder ook dingen over Jan-Dirk Paarlberg (die is veroordeeld voor het witwassen van het geld dat Holleeder van Willem Endstra afperste): ‘Paarlberg had er niks mee te maken.’

    Ook zegt Holleeder op band dat hij ‘cryptisch’ sprak met zijn familie. De Vries, die Holleeder goed kent, zegt dat Willem ‘ook tegen mij cryptisch sprak. Ik herkende wat Astrid en Sonja daarover hier in de zaal hebben gezegd. Ik begrijp dat dit voor buitenstaanders soms misschien moeilijk te begrijpen is, maar ik herken het.’

    Gevraagd naar een voorbeeld, vertelt De Vries over als hij afsprak met Holleeder bij Jan Tabac in Naarden: ‘Ik zie je bij ome Jan.’ Of: ‘Ik zie je wel daar waar ik je vorige week gezien heb.’ Hij sprak altijd op een geheimzinnige, cryptische manier, zegt De Vries. ‘Holleeder praatte altijd om de dingen heen, hij benoemde ze niet.’ Of, als De Vries bij de familie Holleeder thuis was, zei Holleeder tegen zijn zus bijvoorbeeld: ‘As, loop effe mee.’

  29. Geen twijfel

    ‘Heeft u bij Ficq naar dit verhaal geïnformeerd?’, vraagt Tammes. ‘Nee’, antwoordt De Vries, ‘dat vond ik gevaarlijk.’ Bovendien had hij Franken vertrouwelijkheid toegezegd. Wel heeft De Vries er vertrouwelijk met anderen over gesproken. Hij deed er geen onderzoek naar, omdat hij dit gevaarlijk achtte en niet de indruk had dat hij er vrijuit met betrokkenen over kon spreken. ‘Wel ken ik Franken ook al heel lang, en die ken ik als advocaat die met kennis van zaken opereert, hij is geen cowboy. Als Franken, een hoogleraar, iets zegt, heeft dat gewicht.’ 

    Bovendien ging Frankens relaas gepaard met de handgeschreven brief van Holleeder, waarin Holleeder aan De Vries over de dreiging schreef. De Vries mocht die brief alleen openbaren, als een testament, als Holleeder door een onnatuurlijke dood zou komen te overlijden. 

    De Vries heeft er ‘geen enkele twijfel’ over dat zowel Holleeder als Franken Ficqs verzoek als een doodsbedreiging hebben ervaren.

  30. Stijn Franken was ‘verbluft’

    De inhoud van het verzoek van Ficq, ‘of liever de opdracht’, zegt De Vries, kwam erop neer dat Holleeder in Passage moest verklaren dat hij de naam van Dino S. had misbruikt in het afpersen van vastgoedmagnaat Willem Endstra. 

    Officier Tammes vraagt door over Ficqs verzoek en hoe dat is gedaan richting Franken. De Vries meent dat dat zowel mondeling als face to face is gedaan, maar dat daarvan geen schriftelijk stuk was. Hij meent dat Ficq de ‘dreiging’ op het kantoor van Franken heeft gedaan. Franken was ‘verbluft’, zegt De Vries. Zijn indruk is dat Franken het eerst aanhoorde, en pas in tweede instantie heeft gereageerd. 

    Aanvankelijk wilde Holleeder aan het verzoek meewerken, zegt Stempher, refererend aan de opname, maar dat hij weigerde omdat hem ook vervolgvragen zouden worden gesteld over het misbruiken van Dino’s naam. ‘Dat was een brug te ver’, zegt De Vries. ‘Vervolgens is overeengekomen in contacten met Ficqs kantoorgenoot Nico Meijering dat Holleeder zich zou beroepen op zijn zwijgrecht.’

  31. ‘Astrid en Sonja wisten dat er dingen speelden’

    Officier Stempher vraagt hoe Holleeders familie reageerde. De Vries zegt dat hij destijds informeel contact had met Astrid en Sonja Holleeder. ‘Ik kan me herinneren dat die tijd voor hun een stressvolle tijd was.’

    ‘Heeft het verzoek van Ficq rechtstreeks tot stress en angst geleid?’, vraagt officier Tammes. De Vries: ‘Het is niet zo dat Astrid en Sonja wisten dat er een bedreiging van het kantoor van Ficq lag, maar ze wisten wel dat er dingen speelden, dat er onrust was over hoe Willem Holleeder zou gaan verklaren (in het Passageproces, red.).’ 

  32. ‘Advocaat Franken ging uit van levensgevaar’

    Het niet-valselijk getuigen, zegt De Vries, ‘was geen optie’. Franken ging ervan uit dat die dreiging gepaard ging met levensgevaar. Niet alleen gevaarlijk voor Holleeder, maar ook gevaarlijk voor advocaat Franken zelf. 

    De Vries voegt eraan toe dat hij al lang meeloopt in dit vak, en dat advocaten nog weleens los van hun cliënt relativeren wat hun cliënt beweert. Maar in deze zaak was daar geen sprake van, zegt De Vries. ‘Franken was zelf ervan overtuigd dat hier sprake was van een reële dreiging. Hij wilde zelf dat dit werd vastgelegd op geluid, en niet alleen in Holleeders brief. Toen drong de vraag zich op: hoe moet dat dan? Want Holleeder zat gedetineerd. Franken stelde een telefoongesprek voor en faciliteerde zijn geheimhouderslijn.'

    Het gesprek is opgenomen op vrijdag 29 april 2011. Daar zat dus nog geruime tijd tussen, zegt De Vries. ‘Ik vroeg Franken geregeld: is dit nog actueel? Hij persisteerde erin dat het noodzakelijk en dringend was.’

  33. ‘Ik werk niet mee aan de Peter de Vriesshow’

    ‘Ik ga niet meewerken aan de Peter de Vriesshow’, zegt Willem Holleeder als de voorzitter van de rechtbank hem naar de gespreksopname vraagt. Wel zal hij na De Vries’ getuigenis reageren. 

    De camera’s van nieuwsprogramma’s gaan uit, Peter R. de Vries wordt binnengeroepen. 

    ‘Hij laat wel op zich wachten, hè’, zegt Holleeder. 

    De rechter: ‘We hebben hem even apart gezet.’

    Holleeder: ‘Als de sleutel maar niet weg is.’

    Het Openbaar Ministerie trapt haar vragenlijst af. Lars Stempher zegt dat hij een ‘goed’ gesprek met De Vries heeft gehad en de band samen met De Vries heeft beluisterd. ‘Als ik het goed heb’, zegt Stempher, ‘bent u destijds benaderd door mr. Franken voor dit opgenomen gesprek.’ Dat klopt, bevestigt De Vries.  

    De Vries is in 2011 benaderd door Stijn Franken, die op korte termijn op De Vries’ kantoor wilde langskomen. Dat gebeurde in april. Franken en Holleeder waren volgens Franken bedreigd door advocaat Ficq om meinedig te verklaren over Dino S. Even daarvoor had De Vries al een brief van Holleeder gekregen over diezelfde dreiging. ‘Ik kende Ficq goed en heb gezegd: waarom meld je die bedreiging niet gewoon tijdens de rechtszitting? Op dat moment zou Franken hebben geoordeeld dat die dreiging zo serieus was, dat publieke melding geen optie was.’

  34. Peter R. de Vries komt getuigen

    Peter R. de Vries komt vandaag op verzoek van het Openbaar Ministerie getuigen over de bandopname die hij vorige week indiende van een telefoongesprek met Holleeder in 2011, op het kantoor van Holleeders toenmalig advocaat Stijn Franken. Op band is te horen hoe bang Holleeder is voor drugshandelaar Dino S. 

    Het gesprek is op verzoek van Franken opgenomen - hij zag ‘geen andere oplossing’ dan het ter beschikking stellen van zijn vertrouwenstelefoon voor De Vries. Holleeder en Franken zeggen dat S.’ toenmalige advocaat Ficq hem bedreigde; hij zou ontlastend over Dino moeten verklaren, en dus belastend voor hemzelf. Holleeder en Franken interpreteerden dat als: wanneer je dit niet doet, kost dat je je leven. Ficqs advocatenkantoor ontkent de beschuldiging. Zondagavond werd bekend dat Dino S. nu zelf wil komen getuigen in het Holleederproces.

  35. Peter R. de Vries staat geluidsopname af; Holleederproces krijgt nieuwe wending

    In het Holleederproces is vorige week opnieuw een saillante geluidsopname opgedoken. Dit keer niet van Astrid Holleeder, maar van Peter R. de Vries. De misdaadjournalist nam in 2011 een telefoongesprek op dat Willem Holleeder een uur lang met hem voerde vanuit de gevangenis.

    Door de opname, waarin Holleeder voor hemzelf belastende verklaringen doet, krijgt het proces tegen hem een nieuwe wending. In dit stuk staan de belangrijkste fragmenten met toelichting (in cursief).

    Het opgenomen telefoongesprek met Willem Holleeder dat Peter R. de Vries aan justitie heeft afgestaan is een toelichting op de brief van Holleeder uit 2011, die De Vries afgelopen jaar toevoegde aan de processtukken. Lees hier wat in de brief stond.