Direct naar artikelinhoud
Column

Al zijn het er heel wat, er wonen aan de andere kant van de Noordzee niet louter arrogante eikels

Al zijn het er heel wat, er wonen aan de andere kant van de Noordzee niet louter arrogante eikels

Theresa May mag nog even doorgaan met het leiden van een land in verwarring. Woensdagavond overleefde zij een motie van wantrouwen. Niet omdat er geen wantrouwen is – er is louter wantrouwen – , maar omdat niemand haar werk als aanvoerder van een kansloze missie wil overnemen. De gifbeker moet tot de laatste druppel worden leeggedronken, en het is de beklagenswaardige May die geacht wordt dat te doen.

Het grote probleem van de Britten is dat ze een nogal verwrongen kijk op de werkelijkheid hebben. Die vertoont de laatste tijd alle kenmerken van een psychose. Dat kwam op de voor May desastreuze maandagavond mooi naar voren in de reactie van het Conservatieve parlementslid Bernard Jenkin, een van de felste brexiteers. Het was, verklaarde Jenkin, een mooi moment om de EU onder druk te zetten –‘to put pressure on the EU’. De judoka in een houdgreep én verwurging die van zijn tegenstander overgave eist: een tamelijk merkwaardige inschatting van de situatie.

Je kunt lang mededogen hebben met een verwarde persoon, maar op zeker moment wordt het té zielig en moet er een dokter bij komen. Zo is het met landen ook. Dat de Britten menen druk te kunnen uitoefenen op de EU is een tragisch waandenkbeeld. In Brussel bekijken ze de totale politieke puinhoop aan de overkant geduldig, in afwachting van de volgende Britse stap richting afgrond. Als de Britten de uittredingsdatum van 29 maart willen verschuiven dan kan dat, er zal welwillend naar May worden geluisterd, maar echte aanpassingen zitten er niet in.

Het zwaar vertekende zelfbeeld van Groot-Brittannië, dat nog altijd naar zichzelf kijkt alsof de dagen van het Empire niet allang verleden tijd zijn, heeft de verhouding met Europa al sinds de toetreding in de weg gezeten. De Britten hebben zichzelf altijd gezien als een koekoeksjong in een Brussels nest vol kwetterende koolmeesjes.

Het EU-lidmaatschap van de Britten was destijds vooral bedoeld als compensatie voor het verlies van de afzetmarkt van de Commonwealth, overblijfsel van het oude koloniale rijk. Dat daar iets tegenover stond, iets van een Europese gedachte, iets van loyaliteit, is nooit helemaal tot Londen doorgedrongen. Wereldrijken doen niet aan loyaliteit, die doen aan macht. Winston Churchill pleitte in 1946 al voor een VS van Europa. Maar wel zónder Groot-Brittannië – voor zijn eigen land zag hij een rol weggelegd als ‘friend and sponsor’. Zijn epigoon Boris Johnson denkt er zeventig jaar later vanuit een misplaatst superioriteitsgevoel niet veel anders over.

Laten we de zaak van een positieve kant bekijken. Misschien blijkt over een jaar of tien dat de Brexit een therapeutische werking heeft gehad op de patiënt Groot-Brittannië en dat de huidige farce bij het behandelplan hoorde. Misschien kan het Brexitproces ertoe leiden dat de Britten genezen van hun wanen en realistischer naar zichzelf en hun plek in de wereld leren kijken. Dat wordt een pijnlijk proces, niemand stoot zichzelf graag van zijn sokkel. Het zal ook niet meevallen, want de bizarre kijk op de realiteit zit diep in het Britse karakter.

Mocht de Brexit-shocktherapie werken, dan zou het UK als gelijkwaardige, solidaire partner, een belangrijke rol kunnen spelen in de EU. Want al zijn het er heel wat, er wonen aan de andere kant van de Noordzee natuurlijk niet louter arrogante eikels. En Europa kan de scherpzinnigheid, humor en het relativeringsvermogen van de gezonde Britse geest goed gebruiken.