Direct naar artikelinhoud
Column

Genetische manipulatie is ontegenzeggelijk eleganter dan de ruwe wijzen waarmee vroeger aan de menselijke soort werd geboetseerd

Als ik mezelf had mogen ontwerpen, als ik met een zilveren schaartje in mijn dna had mogen knippen en plakken toen ik nog een minuscuul ­klompje cellen was, een god in mijn eigen CRISPR-Cas-universum, dan was ik immens lang geweest met benen waar geen eind aan komt, dan had ik meer ­talent gehad voor koetjes-en-kalfjespraat, was ik socialer en attenter, liever en minder lui. Had ik geen levensbedreigende ziekten, en liever ook nooit hoofdpijn. En als ik toch bezig was: een beter geheugen.

De Chinese wetenschapper die naar eigen zeggen onlangs niet één maar zelfs twéé CRISPR-Cas-baby’s heeft ­afgeleverd – ’s werelds eersten – hield het bescheidener: na enig knutselwerk zouden beide meisjes niet bevattelijk zijn voor hiv. Het is niet te controleren, het is niet zeker, misschien is de man krankzinnig geworden en aan het ijlen geslagen, of had hij zin in een vroege 1-aprilgrap. Niettemin was het wereldnieuws.

Omdat het kan, kinderen scheppen die aan een verlanglijstje voldoen. (Of nou ja, tot op zekere hoogte, als het om verlangens gaat die relatief eenvoudig in de materie te ­lokaliseren zijn.)

Omdat er al sinds het kan, of eigenlijk nog veel langer, gepalaverd wordt of het wel verantwoord is, en of de mens nog wel kan overzien wat de gevolgen zijn van zo diep en zo grondig en zo onomkeerbaar ingrijpen in de bouwstenen van het leven.

En omdat er genoeg wetenschappers zijn die, wanneer ze weten dat iets kan, met jeukende vingers afwachten tot de praters uitgepraat zijn en het eindelijk ook mág.

Boetseren aan de soort is een oeroude menselijke ­behoefte. Vroeger probeerden de mensen het op ruwere wijze. Door het vergassen van ongewenste volkeren, door het vermoorden van het gebroed van de vijand, door ­gehandicapte kinderen uit het zicht op te bergen, door via strategische seks te werken aan kinderen met de sociaal gewenste huidskleur en dito haarsoort. Er was massamoord op babymeisjes, in India en China bijvoorbeeld, totdat geslachtsbepaling in de baarmoeder en het selectief aborteren van meisjes mogelijk werd. Dat werd zo ­populair dat er een generatie jongens opgroeit die geen meisjes kan krijgen, omdat ze er domweg niet zijn. Het is makkelijk schande spreken over die meisjesabortussen, maar sinds de vruchtwaterpunctie en de twintigweken­echo en de pre-implantatie genetische diagnostiek worden ook hier kinderen aan wie iets mankeert niet ge­boren.

Dan is genetische manipulatie ontegenzeggelijk eleganter. Wegknippen wat niet zint, en we zijn een stap verder op de weg naar perfectie. In film en literatuur wordt er alles aan gedaan om het ons tegen te maken, van The Boys from Brazil met zijn Hitler-kloontjes, tot Brave New World met zijn broedcentrales voor de perfecte mens en waarin de nobele Wilde het enige min of meer normale personage is. Maar als het op een mooie dag mogelijk wordt: een spuitje krijgen met het pakket ‘socialer, attenter, ­liever en minder lui’: ik zou het onmiddellijk doen.

En toch, als ik met een zilveren schaartje in het dna van mijn kinderen had mogen knippen toen ze nog minuscule klompjes cellen waren: ik zou niets veranderen.