Direct naar artikelinhoud
De GidsIedereen doet maar wat

Zo voorkom je dat pakjesavond verandert in een ordinair graaifestijn

Anna van den Breemer schrijft elke woensdag over een alledaags opvoedkundig probleem waarvoor ze een oplossing zoekt. Deze aflevering: wie bepaalt wat er op Pakjesavond in de zak zit? U of uw kind?

Beeld Claudie de Cleen

Nieuwsbrief

Vanaf nu kun je elke woensdagmiddag interessante opvoedkwesties en trends op het gebied van modern ouderschap in je mailbox ontvangen. Schrijf je hier in voor de opvoednieuwsbrief.

Met pakjesavond voor de deur zijn moeders en vaders druk bezig de Sinterklaascadeaus binnen te halen – in de winkelstraat of thuis vanachter de computer. Volg je slaafs de verlanglijst van je kind waar vier keer ‘slijm’ op staat, of kies je zelf iets uit? En hoe voorkom je dat het familiefeest op 5 december verandert in een graaifestijn?

Wat zeggen de deskundigen?

‘We geven te veel speelgoed aan onze kinderen’, zegt pedagoog Marijke Bisschop, auteur van het boek Opvoeden in een Verwenmaatschappij. Een belangrijke oorzaak hiervoor is het schuldgevoel van veel ouders, aldus Bisschop. ‘Vaders en moeders werken veel en brengen minder tijd door met hun kinderen. Dus gaan we die arme stakkers lekker verwennen. De momenten thuis, en dus ook pakjesavond, moeten héél leuk zijn.’

Een onderzoek door de Universiteit van Oxford uit 2001 onder drieduizend kinderen tussen de 3 en 5 jaar oud toonde aan waarom een overvloed aan speelgoed schadelijk kan zijn. Kleuters met veel speelgoed bleken sneller afgeleid, concludeerden de onderzoekers, waardoor ze minder geconcentreerd speelden. En dat is zonde. Op die manier blijft het kind haken bij de eerste fase van spelen (‘wat kan dit speelgoed’), terwijl bij het ontdekken en uitproberen (‘wat kan ík met dit speelgoed’) creativiteit en verbeeldingskracht worden aangeboord. Pedagoog Elly Singer, die onderzoek deed naar het spelen van peuters op crèches, constateerde eerder al dat kinderen op Nederlandse kinderdagverblijven ook last hebben van dit ‘fladdergedrag’.

Less is more dus. Maar bestaat er ook zoiets als goed en fout speelgoed, vanuit pedagogisch oogpunt gezien? ‘We kopen vaak speelgoed met te veel nadrukkelijke kenmerken, wat de fantasie van het kind in de weg kan staan’, zegt speelgoeddeskundige Marianne de Valck. ‘Een goede pop kan niets en dus alles. Aan een poepende en pratende pop valt immers weinig te verzinnen. Een brandweerauto met lichtjes en geluid zal in het hoofd van het kind minder snel een andere auto worden.’

Er zijn ook alternatieve soorten speelgoed. Neem de ‘Loose Parts’-trend. ‘Dit is de pedagogische tegenhanger van commercieel speelgoed waarvan de fabrikant precies heeft bedacht wat het kind ermee moet’, zegt De Valck. Eigenlijk zijn het gewoon losse onderdelen in een doos, zoals knopen, kurken en schelpen. Maar je kunt ook denken aan speelgoedmerken als Kapla, Grimm’s en Wobbel. ‘We geven kinderen tegenwoordig steeds minder de kans om gewoon wat aan te rommelen. Als een puzzel twee keer is gelegd, dan is het alweer tijd voor een nieuwe.’

Hoe moet het dan wel?

Wat het voeren van een verstandig cadeaubeleid lastig maakt, is dat je als ouder niet alles zelf bepaalt. ‘Er is veel druk van buitenaf om bepaalde cadeaus te kopen, vanuit klasgenoten en reclames’, constateert Marijke Bisschop. Bij pubers bereikt die drang naar spullen een hoogtepunt. Onderzoek wijst uit dat kinderen tussen 12 en 16 jaar het gevoeligst zijn voor de aantrekkingskracht van mooie dingen. Dit hangt vermoedelijk samen met een daling in het zelfvertrouwen tijdens die periode. Een kleine troost voor ouders van materialistische pubers: daarna wordt het dus minder erg.

Wie deze decembermaand voor minder cadeaus wil gaan: in Engeland en Amerika is de 4-cadeauregel populair. Je koopt één ding van de verlanglijst, iets wat zoon of dochter echt nodig heeft, één ding om aan te trekken en iets om te lezen. 

Het heerlijk avondje kan trouwens ook een goed moment zijn om spullen weg te doen. ‘Met mijn dochters zocht ik Barbies uit om naar het Leger des Heils te brengen’, zegt Bisschop. ‘Je kunt uitleggen dat Sint Nicolaas erg vrijgevig was.’ Zo leren ze, tussen de pepernoten en presentjes door, dat het niet alléén om ‘hebben’ gaat. 

Hoe moet het dan wel?