Direct naar artikelinhoud
OpinieOnderzoek in hoger onderwijs

Student profiteert niet van het vele onderzoek in het hoger onderwijs, maar betaalt er wel voor

Studenten sociale wetenschappen aan de Hogeschool Utrecht, 2009.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Opnieuw worden studenten opge­zadeld met een ­onzalig plan van minister Ingrid van ­Engelshoven:  studenten moeten bij een gemiddelde studieschuld meer dan 5.000 euro meer rente betalen, ondanks de eerdere toezegging van Jet Bussemaker dat de rente laag zou blijven (Opinie & Debat, 8 december).

Het is begrijpelijk dat Van Engelshoven een oplossing zoekt voor de bekostiging van het hbo en universitair onderwijs, maar om (toekomstige) studenten hiervoor op te laten draaien, is niet alleen onredelijk en ongewenst, maar vooral onnodig. Het geld kan namelijk uit het hoger ­onderwijs zelf worden gegenereerd. Hiervoor is een andere manier van denken nodig; een omkering van waarden.

Toen ik in 1982 – na de toenmalige eis van zes jaar studie – was afgestudeerd en als neerlandicus het voortgezet onderwijs instapte, had ik een eerstegraadsbevoegdheid en een ­didactische aantekening (na proefdraaien op een middelbare school). Ik was zogezegd kwalitatief volledig inzetbaar. Na mijn overstap in 1987 naar het hbo heb ik tot mijn pensioen het vak Nederlands gegeven, zij het niet zonder strijd en strubbelingen. Hoe vreemd het ook klinkt: een echte ­leraar in het onderwijs moet knokken voor zijn vak.

De tijden zijn veranderd. In het hbo ontstond een instroom van lager gekwalificeerde docenten. Jet Bussemaker, rector van de Hogeschool van Amsterdam (2011-2012), wilde door middel van een hoger niveau van de docenten de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. Tegelijkertijd kwam er meer aandacht voor onderzoek, het nieuwe toverwoord. In de afgelopen jaren is het accent in het hoger onderwijs verschoven van onderwijs (dus lesgeven) naar onderzoek.

Een steekproef in de vacature-­overzichten van hogescholen maakt duidelijk dat het in het algemeen om vier categorieën banen gaat: onderwijs, onderzoek, management en ondersteuning. Binnen deze indeling beslaat slechts een kwart van de vacatures onderwijs en zelfs dat niet, als we een aantal functieomschrijvingen binnen onderwijs nader onder de loep nemen. Want een opleidingsassistent, onderwijscoördinator en onderwijsassistent horen in feite bij ondersteuning en niet in de categorie onderwijs (in de zin van les­geven).

In een vacatureoverzicht van de ­Hogeschool van Amsterdam (HvA) werden enige tijd geleden zeven ­docenten gevraagd – ook wel aangeduid als ‘trainer/researcher’ of ‘lecturer/researcher’. Daartegenover staan zestien banen onder het kopje ­‘Management en Ondersteuning’. De actuele vacatures van andere hogescholen bevestigen dit beeld: Fontys Hogeschool 17 vacatures, 10 docenten, Hanzehogeschool Groningen: 11 vacatures, 5 docenten, waarvan 1 docent onderzoek, Haagse Hogeschool: ondersteunend 5, onderwijs en onderzoek 4, Hogeschool Windesheim: 4 docenten, 5 ondersteunend.

Heb je als docent al of niet betaald door en in de lestijd van de hogeschool je master gehaald (zie de kwaliteitsverbetering van Bussemaker), dan kun je promoveren in ‘maximaal vijf jaar’. In het ‘voorbereidingsjaar’ krijgt de docent één dag per week vrij van lesgeven of andere onderwijs­taken. Dan volgen er nog vier jaar, waarin de docent ‘ten minste drie ­dagen per week’ besteedt aan ‘onderzoektijd’. Voor een promotie kunnen alleen al aan de HvA docenten kiezen uit 55 lectoren die voornamelijk bezig zijn met onderzoek(begeleiding).

De vraag is wat er van al dat onderzoek bij de studenten terechtkomt; in de klas, de collegezaal, het project. ­Zeker is dat de studenten een deel van de rekening betalen, al wordt er wellicht ook geld via Brussel en het ­bedrijfsleven voor onderzoek binnengehaald.

Er lijkt sprake van scheefgroei, waarbij de vraag rijst of het hoger onderwijs niet eens stevig gesaneerd moet worden onder de noemer her­ijking of omkering van waarden. ­Zonder aan kwaliteit te verliezen kan er in het hoger onderwijs worden ­bezuinigd ten gunste van de studenten. Een goudmijn die zo voor de hand ligt, dat ook de minister er overheen kijkt. Wat een kans om de ­studenten beter onderwijs en meer ­financiële armslag te geven.

Nu we het toch over onderzoek hebben. Misschien moet het ­ministerie van OCW eens onderzoek doen naar de inhoud van het hbo-­onderwijs, voor het de studenten ­onnodig op nog hogere studiekosten jaagt. 

Nico Keuning is neerlandicus en oud-hbo-docent.