Direct naar artikelinhoud
AnalyseRode Khmer

Rode Khmer-tribunaal - vloek of zegen voor Cambodja?

Twee stokoude kopstukken van de Rode Khmer werden veertig jaar na de door hen aangerichte genocide onder 1,7 miljoen Cambodjanen tot levenslang veroordeeld. Heeft het te lang geduurd en kostte het Khmer-tribunaal met 300 miljoen dollar te veel, of is het toch een succes doordat mensen weer over die gruwelijke periode praten?

CAMBODJA - Advocaat Victor Knoppe (vooraan) en Nuon Chea (met zonnebril) in de rechtszaal van het Rode Khmer-tribunaal.Beeld ECCC

Het tribunaal, het succes

Wat de een traagheid noemt, noemt de ander zorgvuldigheid. In 1997, bijna twintig jaar na de opkomst en de val van de Rode Khmer, vroeg de toenmalige regering van Cambodja om hulp bij het opzetten van een tribunaal. Zes jaar later was er een akkoord met de Verenigde Naties: Cambodja kreeg een tribunaal zoals de wereld er nog nooit een had gezien.

Hybride zou het worden, een mengsel van internationaal en nationaal, waarin recht zou worden gesproken volgens internationale normen, en waarin de Cambodjanen zelf altijd het laatste woord zouden hebben. Het Rode Khmer Tribunaal werd getooid met de naam ‘Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia’ (ECCC). Het zou een voorbeeld worden voor tribunalen van de toekomst.

De afspraak was dat alleen de zwaarste gevallen, ‘de nog levende kopstukken’ en de ‘hoogst verantwoordelijken’ van de oorlogsmisdrijven zouden worden berecht. Het grootste kopstuk was natuurlijk de leider van de Rode Khmer, Pol Pot zelf, maar die was inmiddels overleden.

Van zijn naaste handlangers waren er nog vier in leven: Ieng Thirith mocht in 2011 naar huis omdat zij dement was geworden; haar man, Ieng Sary, overleed in 2013; Nuon Chea en Khieu Samphan zijn nu veroordeeld. En dan is er nog Kaing Guek Eav, alias Duch, de kampcommandant van het martelcentrum S21. Hij werd als eerste berecht, en eveneens tot levenslang veroordeeld.

Maar volgens onderzoeker Youk Chhang telt niet het aantal veroordelingen. ‘Dat er over de geschiedenis wordt gesproken, dát is belangrijk’, zegt hij. Chhang geldt als de ‘Simon Wiesenthal van Cambodja’, de onvermoeibare verzamelaar van bewijzen, getuigenissen en verhalen. Voor hem is het tribunaal niet alleen een erkenning van zijn sisyfusarbeid, maar veel meer.

Tot het tribunaal was de Rode Khmer-periode een zwart gat in de Cambodjaanse geschiedenis. De jaren 1975-’79 waren de jaren waar iedereen over zweeg. Ze hingen als een onweerswolk boven het land, waar bijna iedereen een slachtoffer was of een dader. Tot het tribunaal begon. Ineens had iedereen het erover. Mensen luisterden naar de zittingen, getuigen doken op, verhalen werden gedeeld, en de Rode Khmer-periode werd eindelijk ook opgenomen in de geschiedenisboeken. Het psychologische effect daarvan kan niet worden overschat.

Overlevenden doorzoeken het puin in Phnom Penh in februari 1975 nadat de Rode Khmer de hoofdstad van Cambodja heeft bestookt. Beeld Christine Spengler/Sygma/Corbis

Het tribunaal, de teleurstelling

Het tribunaal mag van geluk spreken dat de twee oude, lichamelijk verzwakte hoofdverdachten het tot nu toe hebben volgehouden, want zonder hen zou er niets over zijn geweest om twaalf kostbare jaren en 300 miljoen dollar te rechtvaardigen.

Het lage aantal veroordelingen is het gevolg van het hybride karakter, ooit een zegen maar inmiddels een vloek. De internationale aanklagers willen door, met nieuwe zaken en nieuwe verdachten, maar Cambodja is tegen, en Cambodja heeft het laatste woord.

De autocratische premier Hun Sen vindt dat er nu wel diep genoeg is gegraven. Hij heeft daar misschien wel reden toe: hij was zelf een commandant van de Rode Khmer, en ook enkele van zijn naaste medewerkers liepen ooit achter Pol Pot aan. Een al te actief tribunaal zou weleens te dicht bij kunnen komen. Dit heeft het geloof in het ooit zo geprezen tribunaal danig aangetast. Donorlanden gaven met groeiende tegenzin. Meer dan eens moest een noodinzamelingsactie een faillissement voorkomen.

Ook de keus om kampcommandant Kaing Guek Eav, of Duch, als eerste te berechten leidde meteen tot kritiek. Hij was helemaal geen kopstuk, hij was maar een uitvoerder (maar wel een die toezag op marteling van en moord op zo’n 15 duizend gevangenen). Duch had spijt betuigd en was bereid zijn straf te ondergaan. Hij was kortom beschikbaar.

Vanaf het begin heeft dat bij het Cambodjaanse tribunaal meer dan elders vragen opgeroepen over het nut en het belang ervan. Waar doe je het voor? Gerechtigheid? Wat voor gerechtigheid is dat dan?

Een van de grootste critici is de man die ooit begon als een oprecht ‘gelovige’ in internationale tribunalen, de Nederlandse tribunaal-advocaat Victor Koppe. ‘Dit tribunaal heeft helemaal niets opgeleverd. Het was en is de grootse farce in de geschiedenis van het internationaal strafrecht.’ Vrijdag, na het vonnis, speelde hij met de gedachte om ermee op te houden, en het komende hoger beroep te laten voor wat het is. Maar hij moet toch nog even door. Niet vanwege het tribunaal, maar voor ‘broeder nummer 2’. ‘Ik wil zelf erg graag stoppen maar er is toch de loyaliteit ten opzichte van Nuon Chea. Ik ben al elf jaar zijn advocaat en het is voor mij heel moeilijk hem in de steek te laten.’

Resten van slachtoffers van de Rode Khmer.Beeld AP

Twee kopstukken levenslang

De twee laatste nog levende kopstukken van de Rode Khmer zijn vrijdag in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom-Penh veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Nuon Chea en Khieu Samphan hebben zich volgens het internationale Rode-Khmer-tribunaal schuldig gemaakt aan genocide, zuiveringen, deportaties, martelingen, moord, slavernij en vervolging van religieuze en etnische minderheden. Zij hebben leiding gegeven aan een bewind dat verantwoordelijk is voor de dood van 1,7 miljoen Cambodjanen.

Nuon Chea (92) geldt als de ideoloog van de Rode Khmer. Hij was rechterhand van leider Pol Pot en werd aangeduid als ‘broeder nummer 2’. Khieu Samphan (87) was het ‘politieke gezicht’ van de Rode Khmer. Hij was het staatshoofd, en de man die Cambodja voor het buitenland vertegenwoordigde. 

Na 1979 hadden beide mannen zich samen met Pol Pot en een klein leger verschanst in een uithoek van Cambodja, aan de Thaise grens. Pas in 1998, na de dood van Pol Pot, gaven ze zich over. Een helikopter bracht ze naar Phnom-Penh, waar premier Hun Sen ze trakteerde op een lunch. Hun Sen weigerde ze te laten arresteren. Dat gebeurde pas in 2007.