Direct naar artikelinhoud
boekennon-fictie

Twee portretten uit dezelfde literaire generatie: het ijkpunt en de poortwachter

De Nederlander Jan Greshoff en de Belg Jan Walravens waren beiden belangrijk in de literatuurgeschiedenis. Terwijl de een niets moest hebben van nieuwlichterij, was de ander daarvan juist een pleitbezorger.

Twee portretten uit dezelfde literaire generatie: het ijkpunt en de poortwachter
Beeld Olivier Heiligers

Er zijn schrijvers die bekender zijn om wat zij deden dan om wat zij schreven. De Nederlander Jan Greshoff (1888-1971) en de Belg Jan Walravens (1920 -1965) waren zulke figuren: belangrijk in de literatuurgeschiedenis, maar niet per se om hun verdienstelijke gedichten (Greshoff) of romans (Walravens). Beiden kregen onlangs een biografie die behalve een levensverhaal ook een tijdsbeeld neerzet, een portret van een literaire generatie.

Walravens en Greshoff werden allebei na een mislukte schoolloopbaan journalist, literair criticus, tijdschriftredacteur, bloemlezer en vooral onvermoeibaar promotor van collega-schrijvers en stimulator van jong talent. Beiden waren bevriend met de belangrijke schrijvers van hun tijd.

Jos Joosten, biograaf van Walravens, gebruikt het woord ‘ijkpunt’. Hugo Claus zei dat hij zich bij alles wat hij schreef afvroeg: ‘Wat zou Jan ervan denken?’ Louis Paul Boon, die in Walravens tijdschriften publiceerde en door hem aan bijbaantjes werd geholpen, dacht vaak: ‘Dit zal Jan mooi vinden!’.

Bij Annemiek Recourt komt vaak het woord ‘poortwachter’ voor: Greshoff was een van de mannen die bepaalden wie toegang kreeg tot de republiek der letteren. Hij bemoedigde een onzekere Annie M.G. Schmidt, hielp het werk van Hans Lodeizen de wereld in en kreeg Willem Elsschot weer aan het schrijven, met Kaas als gevolg.

Maar daar houden de overeenkomsten wel op. Of ze elkaar gekend hebben is de vraag, ook al hebben ze beiden tussen 1927 en 1939 – Walravens was toen een tiener, Greshoff correspondent – in Brussel gewoond. Hoewel 32 jaar na Greshoff geboren, ging Walravens zes jaar eerder dood, op zijn artistieke en publieke hoogtepunt, op zijn 44ste. Greshoff stierf op zijn 82ste, een verbitterde oude man, die vond dat vroeger alles beter was, en naar wie niemand meer luisterde.

Zelf ken ik Greshoff van de vergeelde knipsels die ik in recensie-archieven tegenkom, van de naar hem genoemde essayprijs en van één gedicht: Kleine S.A.-man, slaap zacht,/ Hitler houdt immers de wacht;/ Voor hèm heb je pas in het holst van de nacht/ Een zoodje marxistische joden geslacht:/ Kleine S.A.-man, ’t gaat goed,/ Geen betere meststof dan bloed.’ Daarom vond ik het verrassend om te lezen dat deze erkende Hitlerhater, bevriend met Roland Holst, Vroman, Ter Braak en Du Perron, in de jaren dertig had geflirt met het fascisme. Hij was geïnspireerd door de anti-democraat Charles Maurras, die het gelijkheidsbeginsel van de Franse revolutie verwierp en pleitte voor een heerschappij van de culturele bovenlaag.

Greshoff, een pure individualist, moest niets hebben van mensen die achter een leider aanliepen, zoals de nazi’s, maar zou ook na de oorlog een onverbeterlijk anti-democraat blijven. Hij had een afkeer van het socialisme, en vreesde een wereld waarin de domme massa aan de macht was. Hij koesterde een wereld waarin schoonheid boven alles ging en de elite bepaalde wat goed voor de mensen was.

Na de Tweede Wereldoorlog bestond die wereld niet meer, maar hij volhardde in zijn standpunten. Dat maakt hem een tragische figuur. Hij woonde na 1939 in Zuid-Afrika, ook al geen aanbeveling. Hij was geen voorstander van apartheid, maar had er alle begrip voor en schreef schaamteloos racistisch over ‘negers’. Vanuit Zuid-Afrika had hij geen goed woord over voor de nieuwe generatie schrijvers en dichters in Nederland en Vlaanderen: Lucebert, Kouwenaar, Schierbeek, Claus, Hermans en Reve, hij vond ze allemaal verschrikkelijk. Bij de laatste twee zag hij wel talent, maar Hermans is ‘een verzuurde, verbitterde, verschraalde wrokker’ en de ‘vieze kleinburgerlijkheid’ in De avonden stond hem tegen. Het werk van Anna Blaman vindt hij ‘ordinair’. Hij ziet zo weinig intellect in dit proza, dat ‘de geur van ongewassen ondergoed’ uitwasemt, zo weinig schoonheid. Maar de tijd van deze generatie breekt aan, de zijne is voorgoed voorbij.

Walravens was juist een pleitbezorger van de naoorlogse generatie, van de avant-garde. Hij was enthousiast over Sartre en het existentialisme, over CoBrA en de experimentele dichters. Hij zag het grote talent van Hugo Claus toen die De Metsiers (een boek dat Greshoff neersabelde) schreef, hij bood jong talent en nieuwlichters de mogelijkheid tot publicatie. Hij wilde de literatuur juist wél naar een breder publiek brengen. Als een van de eersten zag hij begin jaren zestig de mogelijkheden daartoe van televisie. Een interview door Walravens was het tv-debuut van W.F. Hermans.

Deze twee biografieën komen uit de academische hoek – Walravens-biograaf Jos Joosten is hoogleraar Nederlandse letterkunde in Nijmegen; Annemiek Recourt promoveerde met haar biografie in de boekwetenschap. Beide boeken zijn goed gedocumenteerd en goed geschreven. Mijn probleem met De verdeelde mens is dat ik geacht word al van alles te weten over Walravens, zijn reputatie en het journalistiek-literaire milieu van zijn tijd. Joosten tekent wel een tijdsbeeld, maar houdt het smal, hij geeft weinig context. Ook krijg je geen scherp beeld van het karakter van Walravens, behalve dat hij een maniakale werker en een trouwe vriend was.

Recourt slaagt erin om een compleet beeld te schetsen van een wonderlijke man, een milieu, een generatie, en daarmee ook van een verwarde, gevaarlijke, wrede eeuw. De tegenstellingen die zij schetst, tussen elite en massa, democratie en leiderschap, vernieuwing en conservatisme, zijn nog steeds actueel.

Annemiek Recourt: Moralist van de ontrouw – Jan Greshoff (1888-1971)

Van Oorschot; 864 pagina’s; € 44,99. Vier sterren.

Jos Joosten: De verdeelde mens – Jan Walravens (1920-1965) – Schrijver, ijkpunt, avant-gardist

Vantilt; 320 pagina’s; € 29,95. Drie sterren.

Op allerlei manieren over boeken schrijven, daar is de boekenredactie van de Volkskrant de hele dag mee bezig. Maar hoe kiezen zij welke boeken uit het enorme aanbod worden behandeld, en hoe bepaal je wat goed en slecht is? Boekenchef Wilma de Rek: ‘Een roman is goed als je erin wilt blijven wonen.