Direct naar artikelinhoud

Ondanks alles is Michael Boogerd terug in koers als ploegleider

Sinds zijn schorsing zit Michael Boogerd weer achter het stuur van de ploegleidersauto van Roompot. Hij dacht met zijn biecht schoon schip te maken, maar toen verscheen de biografie van Thomas Dekker. Die aanval snijdt nog altijd. Gelukkig is zondag de Ronde van Vlaanderen.

Ploegleider Michael Boogerd in de volgauto.Beeld Klaas Jan van der Weij / de Volkskrant

Het is de slotfase van de Handzame ­Classic, zo’n vroege wielerkoers over de kronkelweggetjes van West-Vlaanderen, met de modderplassen nog in de bochten, een van de vele voorjaarswedstrijden in de aanloop naar de Vlaamse hoogmis van zondag, de Ronde van Vlaanderen. De renners passeren rijen populieren en elzen die alvast reikhalzend het spinsel van kale takken naar de blauwe voorjaarslucht richten. Ze denderen door dorpen met lange, blinde muren in verschoten baksteen, langs vermoeid ogende hoeves en frissere façades van royale fermettes.

‘2.10. Peloton op 2.10.’ Michael Boogerd (45) heeft één hand aan het stuur van de volgwagen, de andere heeft de microfoon van de communicatie­apparatuur vast die aan de binnen­spiegel bungelt. Zijn blik schiet heen en weer tussen de bumper van de auto die slingerend vlak voor hem rijdt en een scherm op het dashboard.

Daarop ziet hij hoe Roompot-renner Oscar Riesebeek zich even losmaakt uit een achtkoppige kopgroep, waarin ook Peter ­Koning van Aqua Blue Sport rijdt. ‘Doorrijden nu. De mannen achter je hebben het niet makkelijk. Jij en die ­Koning zijn de sterksten. Jullie moeten even wat bespreken, zo. Misschien kunnen jullie samen iets proberen.’ Even kraakt de speaker in de auto. Dan klinkt, verwaaid, de stem van ­Riesebeek. ‘..Ja.’

Hij is terug in het peloton, de winnaar van twee etappes in de Tour de France, de Amstel Goldrace, de tweevoudig Nederlands kampioen en erkend dopinggebruiker. Boogerd, 15 kilo aangekomen sinds hij stopte als renner, is weer ploegleider bij Roompot, het team dat hij samen met de oud-profs Erik Breukink en Jean-Paul van Poppel en manager ­Michael Zijlaard in 2014 oprichtte.

Zondag zit hij achter het stuur in de Ronde van Vlaanderen, banneling af, na een schorsing van twee jaar die volgde op een bekentenis in maart 2013 dat hij zich tien jaar, tot aan het eind van zijn carrière in 2007, ­bediende van onder meer epo, bloedtransfusies en cortisonen.

Halverwege die periode op non-actief verscheen het boek Mijn gevecht, waarin oud-Raborenner Thomas Dekker een sluier over de wielerwereld en de bijbehorende mores wegtrok, met voormalig ploeggenoot Boogerd als kwade genius. De renner met de breedste en witste lach van het peloton stond voortaan te boek als een bedrieger die zijn collega’s aanzette tot het gebruik van verboden middelen, en een hoerenloper.

1.24. Peloton op 1.24.’ De voorsprong van de kopgroep neemt af. Boogerd: ‘Oscar kampte met een blessure in de winter. Dan is het goed dat je weer een hele wedstrijd rijdt met druk op je poten.’ Op de achterbank, goeddeels gevuld met vier wielen, waarschuwt mecanicien Dennis Kreder voor een naderende renner. ‘Opletten, Mike. Anders heb je iemand achterin liggen.’ Boogerd: ‘Die gek rijdt de hele koers al tussen de auto’s. Wat is-ie nou aan het doen?’

Heeft hij de koers gemist? ‘Eerlijk gezegd, nee, niet heel erg. Nadat ik als renner was gestopt, had ik al afstand genomen. Ik deed alleen wielergerelateerde zaken: commentaar, analyse, clinics, een praatje hier en daar. Zelf in de koers rondlopen hoeft voor mij niet zo. Ik kijk nog altijd het liefst naar de wedstrijd op tv, lekker op de bank, een Westmalletje erbij.

‘Er verandert ook weinig. Er komt in de organisatie nog altijd zoveel van die onzin voor. De ploeg is klein, we moeten veel zelf doen. Briefings bijwonen. Rugnummers halen. Licenties controleren. Stickers voor de auto meenemen. Tickets boeken. Auto’s regelen. Soigneurs en mecaniciens inschakelen. Het heeft zo weinig met het fietsen zelf te maken.

‘Maar mijn drijfveer is dat ik plezier beleef aan het opzetten van het team, een kans geven aan talentvolle jongens die nergens aan de bak kunnen komen. Dan is het prachtig als ze kunnen doorschuiven naar grotere teams.’

Dat zijn rentree, in januari tijdens de Ronde van Mallorca, werd voorafgegaan door een schampere opmerking van de voorzitter van de internationale wielerfederatie UCI, liet hem niet onberoerd. David Lappartient noemde zijn terugkeer ‘geen goede zaak’.

Boogerd: ‘Daar was ik verbaasd en verdrietig over. Als je ziet wie er nog steeds in het wereldje rondlopen, dan is het rot dat hij mij eruit pakt. Ik heb een groter hart voor de wielrennerij dan deze meneer. Het wielrennen is mijn dna, al vanaf mijn kleutertijd ben ik met fietsen opgegroeid. Bovendien: ik heb mijn straf uitgezeten. Dan had de UCI me maar levenslang moeten schorsen.’

Hij verbrak na de uitspraak met de sanctie de banden met de ploeg en liet zich als eigenaar uitschrijven. ‘Ik wilde bewust afstand nemen. Maar ik mocht ook ineens niks meer. Niet meedoen aan een marathon, niet deelnemen aan een tennistoernooi, niet eens jeugdtrainer zijn bij het voetbalteam van mijn zoon. Dat was lastig.’

‘Peloton op 1.09. 1.09.’ Broer Rini belt vanuit Den Haag naar Boogerd in de auto. Hij kijkt tv. ‘Oscar is sterk, hè.’ Boogerd: ‘Iedereen is naar de klote, heb ik het idee.’ Hij buigt zich naar het scherm. ‘Zitten wij nou in dat bolletje, in het peloton?’ Hij grijpt weer naar de microfoon. ‘Dit wil ik zien, jongens. Goed gegroepeerd.’ Voorin zet Riesebeek opnieuw aan en rijdt weg. Boogerd: ‘Ploegleidertje, hè.’

Wat heeft in terugblik zijn bekentenis over dopinggebruik hem opgeleverd? ‘Nou, niks. Alleen maar ellende. De druk was zo groot, langer ontkennen zou niet geloofwaardig meer zijn, de verhalen bleven komen. Ik had gehoopt bevrijd te zijn, dat er niet meer op me gejaagd zou worden. Maar het ging maar door. Ik zou dit, ik zou dat.

‘Het was een moeilijke tijd. Begrijp me goed, ik wil niet het slachtoffer uithangen, helemaal niet. Het was mijn eigen schuld, het was mijn keuze. Maar wat ik deed, voelde destijds als normaal. Iedereen deed het. Dit was het leven als wielrenner. Het stoorde me dat ik degene was die de klappen kreeg. Dat voelde als onrecht. Nog steeds, ja. De dopingautoriteiten vroegen of ik namen wilde noemen, in ruil voor strafvermindering. Ik heb het nooit gedaan. Ik zou het vreselijk vinden als een ander mij zou verlinken. Ik weiger ook om te snappen dat als je een ander erin luist, je wordt beloond. Dat maakt het vergrijp toch niet minder erg?’

Zou hij, in de wetenschap van de latere ervaringen, het dopinggebruik weer hebben opgebiecht? ‘Dat is een lastige. Als ik onbekender was geweest, een minder publiek figuur, had ik mijn kaken wel op elkaar gehouden. Maar ik rekende op een soort collectieve bekentenis, van onze tijd, van onze generatie. Die kwam niet.’

‘18 seconden nog, 18 seconden.’ Boogerd: ‘Oscar rijdt niet meer voor de overwinning. Maar hij heeft zich laten zien. Goed gedaan.’ Tegen de renners: ‘Eén klimmetje nog. Attent zijn nu.’ Langs de weg zwaait een toeschouwer naar de auto. ‘Hé, Boogie!’ Vanochtend bij de start in Bredene vroegen supporters om zijn handtekening. De ploegleider lacht. ‘Ik geloof dat ik nog de bekendste van de ploeg ben.’

Hoe kijkt hij terug op de onthullingen van Thomas Dekker? ‘Dat was nog erger dan de bekentenis. Dat was vreselijk. Er staan dingen in die kloppen, maar het staat ook vol feitelijke onjuistheden. Wat me raakte, is dat hij vooral mij heeft genoemd en niet de anderen die erbij betrokken waren. Ik was de rode draad in het boek. Ik was de initiator, terwijl ik niet de initiator was.

‘Ik herken het beeld niet. Natuurlijk heb ik overwogen om naar de rechter te stappen, maar dat zou me niks hebben opgeleverd. Iedereen die ik om advies vroeg zei: niet doen. Het levert alleen maar meer aandacht op, terwijl het kwaad al geschied was.

‘Dit had ik niet verwacht. Ik ging goed met hem om, hij kwam geregeld bij ons thuis, ik ging ook wel eens naar hem toe. Ik had hem nooit zo in vertrouwen moeten nemen. Ik ben er niet vrolijker van geworden, geen leuker mens ook. Ik kan het nog steeds geen plek geven. Het zit me heel hoog. Laten we erover ophouden, dit voelt heel ongemakkelijk. Ik heb hem nadien geregeld benaderd, maar hij reageert niet.’

Wat zou hij Dekker willen vragen? ‘Simpel: waarom?’

‘9 seconden’ Boogerd: ‘Ik zie ze even niet. Zijn wij dat? Die klotekleuren. We dachten origineel te zijn met oranje helmen. Van alles en nog wat draagt oranje. O nee. Valpartij. Is dat er nou een van ons?’ De volgauto laveert tussen renners die verdwaasd op het asfalt zitten. Met 120 kilometer per uur rijdt Boogerd, stuiterend over Vlaamse betonplaten, het gat met de voor hem rijdende auto’s dicht.

Wat kan hij zijn renners bijbrengen? ‘Mijn belangrijkste expertise heb ik nog niet kunnen aanwenden: hoe rij je voor het podium in grote klassiekers. Het niveau ligt nu eenmaal wat lager dan het niveau waarop ik gewend was te koersen.

‘Wat ik probeer, is ze momenten te laten kiezen waarin ze een keer door een barrière kunnen gaan en zo te laten zien wat ze dat kan opleveren. Leren stappen te zetten. Dat we in sommige koersen zullen ontbreken, zoals Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik, is niet zo erg. Wat heb je eraan als je na de eerste kasseienstroken al gezien bent? Durf gewoon wat kleiner te denken. We hebben het budget niet om overal mee te kunnen doen.

‘Ik train één renner, Sjoerd van Ginneken. Ik volg ook de programma’s van de anderen, ik kan de tabellen ­lezen. Soms denk ik: daar kan nog wel een tandje bij, zo kom je niet verder. Maar dat heeft ook met mijn eigen opvattingen te maken. Ik zal een voorbeeld noemen. We zaten eerder dit voorjaar op trainingskamp in Calpe, toen Chantal Blaak belde. Ze zat in de buurt en vroeg of ze mocht meerijden. Het was een rit van 200 kilometer, over zes uur. Ze moest de snelste groep laten gaan, maar ze kon de wat mindere renners bijhouden.

‘Niks ten nadele van Chantal, ze is niet zomaar wereldkampioen geworden, maar daar zou ik na afloop dus goed chagrijnig van zijn. Waarom is het niet gelukt een vrouw te lossen? Ik vertelde dat ook na afloop, de jongens dachten dat ik een grap maakte, maar ik was bloedserieus.’

Vindt hij het met zijn besmette verleden moeilijk om zijn renners voor te houden dat ze van doping moeten afblijven? ‘Iedereen weet: als je tegen de lamp loopt, is het einde verhaal. We zijn aangesloten bij de MPCC, ploegen die een geloofwaardige wielersport propageren. Die staan ook gerommel in het grijze gebied niet toe. Een positieve test betekent een schorsing, klaar. Je ziet dat andere ploegen nog wel de grens opzoeken. Kijk naar Sky. Ze zijn heus niet de enige. De regels van de UCI staan het ook toe, je kunt attesten krijgen als je iets mankeert.

‘De sport is zeker schoner geworden. Vroeger in het peloton ging het bijna nergens anders over. Die zou dat middel hebben gepakt, die had weer wat anders gevonden. Dat is niet meer zo. Maar het is zeker niet uitgebannen. Je ziet zelf toch ook dat er nog steeds renners worden gepakt? Ja, ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken dat er bij ons niet wordt gebruikt. Er zijn bij ons nog nooit afwijkende bloedwaarden vastgesteld. Nu zijn de prestaties van onze ploeg ook niet dusdanig dat we onder het vergrootglas liggen, maar ik heb zelf nooit iets verdachts gezien. Renners hebben me hierover nog nooit iets gevraagd. Als iemand tegen mij zou zeggen: maar jij deed het zelf toch ook, dan zou dit mijn antwoord zijn: kijk naar wat het mij heeft opgeleverd. Dat wil je niet meemaken.’

‘Peloton compleet’ Boogerd kijkt naar het scherm op het dashboard, waar de massasprint wordt ingezet. De hoop is gevestigd op Wouter Wippert. Hij moet door anderen worden gebracht. Boogerd geeft aanwijzingen. ‘Laat het nou één keer raak zijn. Positie kiezen. Gooien. Gooien! Kwakken! Kwakken nu! Ach, nee. Alles zit ingesloten. We zitten te ver.’ Hij hangt de microfoon aan de spiegel. ‘Geen top-10, geloof ik.’ Wippert wordt 16de.

Net buiten Handzame, het dorp van de aankomst, wacht Boogerd bij de teambus de renners op. Een korte evaluatie volgt. Wippert: ‘Eigenlijk ging alles goed. We zaten telkens mee. Alleen die laatste 200, 300 meter, daar kwamen we tekort.’ Boogerd: ‘Daar hadden we met twee man extra moeten zitten.’ Hij is niet ontevreden. ‘We hadden een plan en dat is behoorlijk uitgevoerd.’

Hij leunt nu op de motorkap van de volgwagen en belt zijn zoon. Of hij veilig thuis is gekomen na school? ‘Dat is ook belangrijk.’