Direct naar artikelinhoud
columnPeter Middendorp

PSV jankte terwijl het klappen uitdeelde, zes in getal – een morele perversiteit

PSV jankte terwijl het klappen uitdeelde, zes in getal – een morele perversiteit

In de tiende minuut van de wedstrijd PSV - FC Emmen, die we met 6-0 zouden verliezen, deed PSV’er Denzel Dumfries alsof hij een vuistslag in zijn ­gezicht had gekregen van Anco Jansen, onze ­aanvoerder, die de bal even uit zijn handen had getikt. Dumfries stortte krijsend ter aarde en rolde kermend over het veld, de handen voor het gezicht.

Ik schrok, ik kon het eerst niet goed geloven. ­Probeerden ze ons nou een rode kaart aan te smeren? Probeerden ze de wedstrijd nu kapot te maken? Tegen ons, FC Emmen, de kleintjes? Echt? Niet dat we anders tegen PSV ook maar een schijn van kans hadden gehad, maar dat was nu juist ook wat er zo verbazingwekkend was.

Getver – ik wilde al fan van Dumfries worden, de jonge back van PSV en Oranje, maar nu was het alsof ik naar een Duitse voetballer van voor de val van de Muur zat te kijken. En zoals Ronald Koeman, Frank Rijkaard en Hans van Breukelen zich indertijd over Matthäus bogen, zo vertelde Jansen nu aan Dumfries wat hij van hem dacht.

De landskampioen tegen de degradatiekandidaat: ­afwachten, inzakken, Emmen het spel laten maken, zichzelf laten vallen, de ander kaarten proberen aan te smeren. Ik ben opgevoed in de wijsheid dat je niet ­eerder mag janken voordat je klappen hebt gekregen, en, als je dat toch doet, je een extra laag klappen hebt verdiend. Maar PSV jankte terwijl het klappen uitdeelde, zes in getal – een morele perversiteit.

Ik dacht altijd dat onsportiviteit voortkwam uit emoties, frustratie, wanhoop. Er gebeurt de hele tijd iets waar jij niet tegen kan, bijvoorbeeld onrecht, en uit machteloosheid doe je dan iets wat niet zo mooi is. Maar als je er in de tiende minuut mee begint tegen Emmen, is het een onderdeel van je spel, strijdplan en strategie.

Is het daarmee ook een onderdeel van wie je bent, je persoonlijkheid? Zeker weten doen we het niet, maar het kan wel gebeuren. Het een loopt na verloop van tijd wel in het andere door. Zie Toivonen. Zie Mark van ­Bommel. Telkens als hij met zijn gezicht op de televisie verschijnt, klinkt in de hoofden van minstens drie ­miljoen kijkers tegelijkertijd het woord ‘eikel’ op, luid en duidelijk – de prijs van onsportiviteit.

Van Bommel, bezig aan zijn eerste seizoen als trainer van PSV, zal het gedrag van Dumfries waarschijnlijk wel weer hebben toegejuicht, en misschien wel weer ‘slim’ hebben genoemd, ‘professioneel’. Maar van iemand die zich als speler al zo amechtig aan de onsportiviteit heeft vastgeklampt, kun je misschien ook niet meer verwachten dat hij die als trainer ooit nog zal durven loslaten.

Gelukkig hebben wij bij FC Emmen Dick Lukkien, een trainer uit één stuk. Een man die het volgens mij net als ik jammer vindt dat het woord ‘matennaaien’ uit het voetbalvocabulaire is verdwenen. De spelers van ­Emmen hoeven het niet in hun hoofd te halen om het spel te bederven – Lukkien tolereert het niet, en zal er fors tegen optreden. Dat weet ik niet. Dat vind ik. Dat wil ik. En anders zoekt-ie het maar uit met zijn club. Maar dan schrijft hij deze rubriek voortaan ook maar mooi zelf.