Direct naar artikelinhoud
column

Nepnieuws was in de Koude Oorlog en ver daarvóór al alomtegenwoordig

Nepnieuws was in de Koude Oorlog en ver daarvóór al alomtegenwoordig

Toen Claas Relotius – op zijn 33ste al sterverslaggever van het eerbiedwaardige Der Spiegel, gelauwerd journalist, maker van schitterende reportages – was afgereisd naar Fergus Falls, een Amerikaans plattelandsdorp met 13 duizend inwoners, om de ziel van Trumpland bloot te leggen, trof hij weinig aan dat zijn werkhypothese ondersteunde. De mensen waren aanmerkelijk gematigder dan hij nodig had voor zijn verhaal.

Relotius dacht niet ‘jammer, ik bel de krant dat er geen verhaal in zit’. Relotius nam de brede weg die naar verderf leidt. Verzon een eigen Trumpversie van Fergus Falls. Verzon een bord (‘Mexicans keep out’). Verzon personages (Neil, de fabrieksarbeider ‘wiens handen altijd zwart zijn’). Verzon wapens alom (mensen gaan ‘met een Beretta naar het werk’, een school ‘met wapendetector’). In het 7300 woorden tellende verhaal, schreef iemand uit Fergus Falls later, klopten enkel het inwonertal en de gemiddelde temperatuur.

Woensdag ging Der Spiegel, al 70 jaar bastion van journalistieke Duitse degelijkheid, diep door het stof. Hun paradepaard, winnaar van serieuze journalistieke prijzen, heeft minstens veertien verhalen goeddeels verzonnen. Hij voerde mensen op die hij nooit had gesproken, hij fabuleerde gebeurtenissen bij elkaar die nooit hadden plaatsgebonden.

Schitterende verhalen waren het, die in hun pracht iedereen verblindden – de snurkende eindredactie van Der Spiegel incluis. ‘In diverse jury’s hebben bisschoppen en ondernemers, mensenrechtenactivisten en mediaprofessionals zich vol extase gebogen over zijn teksten. En terecht: ze waren vaak groots en mooi,’ schreef Der Spiegel berouwvol.

Relotius stal flarden van Facebook-berichten, YouTube-video’s, oude kranten en obscure blogs. Daaruit schiep hij zijn personages ‘als een speelse kleine god’, aldus Der Spiegel. ‘Soms laat hij ze zingen, soms huilen, soms bidden. En als hij het leuk vindt, laat hij zijn hoofdpersoon met scherp schieten in de nacht.’

In jammerende commentaren las ik dat het rampzalig is dat ‘juist nu’ blijkt dat fictie voor echt is aangezien, vanwege ‘nepnieuws en tanend vertrouwen in de media’. Ook daar valt op af te dingen: nepnieuws was in de Koude Oorlog en ver daarvóór al alomtegenwoordig. En het vertrouwen in gevestigde kranten en omroepen in Nederland zweeft, volgens het SCP dat het elk kwartaal aan de mensen in het land vraagt, al ruim een decennium rond de 70 procent.

De journalistieke fantast duikt met enige regelmaat op. Bij The New York Times (Jayson Blair), bij The New Republic (Stephen Glass), bij Trouw (Perdiep Ramesar), bij De Volkskrant (een overijverige stagiair, Jan Haerynck). Het betreft meestal een bescheiden, aardige, attente, hardwerkende, getalenteerde, jonge man. Hij is geliefd, want zijn reportages appelleren aan de diep-menselijke behoefte aan overzichtelijke verhalen die orde en betekenis aanbrengen in de vieze, onbegrijpelijke chaos daarbuiten. Die de lezer doen geloven dat hij na lezing van de reportage over twee ‘leeuwenwelpen’, broertjes van 12 en 13 jaar oud uit het kalifaat die zich opbliezen in Kirkuk, een dieper begrip heeft van de krankzinnigheid. Dat hij inzicht heeft gekregen in de psyche van voorstanders van de doodstraf na het verhaal van Gayle, een Amerikaanse die als vrijwillige getuige executies bijwoont. Gayle is vroom, Gayle wordt snel wagenziek, Gayle had kúnnen bestaan, Gayle is een droomprotagonist.

Méér, méér, smeken zijn opdrachtgevers. En de fantast levert.