Direct naar artikelinhoud
interviewhuisarts Michel Karsten

‘Als dokter had ik de plicht ze te helpen, anders zouden ze naar de zwarte markt gaan’

Michel KarstenBeeld Linelle Deunk

Vlak voor zijn overlijden sprak huisarts Michel Karsten nog eenmaal over doping bij topsporters. Hij onthult dat in de jaren negentig veel meer schaatsers bij hem kwamen.

, en

Michel Karsten (76) is ernstig vermagerd. Hij heeft ­alvleesklierkanker en niet lang meer te leven. Voor hem staat een zwarte koffie, eten doet hij niet.

Hij zou nu thuis kunnen zitten en met zijn familie zijn laatste weken kunnen doorbrengen. Maar hij zit hier in een hotel langs de snelweg in Sassenheim. Om te praten over het onderwerp dat hem al zijn hele leven bezighoudt: anabole steroïden. Het zal zijn laatste interview zijn, al weet hij dat nu nog niet. Hij overleed vorige week donderdag in Frankrijk.

Als arts werd hij op handen gedragen én verketterd. Sporters prezen zijn begeleiding bij het gebruik van verboden spierversterkende middelen, maar schaatsers daagden hem voor de rechter omdat hij zei dat een van hen bij hem kwam voor doping.

Tussen de 150 en 200 sporters bezochten hem naar eigen zeggen in zijn praktijk. Atleten, judoka’s, wielrenners, kracht- en vechtsporters.

En schaatsers, al ontkennen ze dat tot op de dag van vandaag.

De Volkskrant spoorde vier sporters op die bij hem kwamen, om zo zijn werkwijze te verifiëren. Hun verhalen komen op de meeste punten overeen. Ze waren op zoek naar roem, net als Karstens’ andere klanten. Ze hoopten dat de huisarts hen met zijn anabolen sterker zou maken. Ze wilden beter bestand zijn tegen de harde trainingen die nodig waren om te top te ­halen.

Karsten oogt onvermoeibaar en vastberaden. Hij wil zijn kennis doorgeven. Hij wil dat ook de positieve kanten van anabole steroïden worden belicht. En hij vindt dat over ­doping openlijk gesproken moet kunnen worden. Zelfs nu hij doodziek is, blijft hij daarin het voortouw nemen, zoals hij zijn hele werkzame leven al doet.

Nog steeds verbaast hij zich over de manier waarop in Nederland over ­doping wordt gesproken: alsof het hier nauwelijks voorkomt. Iedereen die openlijk twijfelt aan de zuiverheid van Nederlandse atleten wordt mikpunt van verontwaardiging en woede.

Hij denkt terug aan de keer dat hij zelf dat mikpunt was. Aan de bommelding in zijn praktijk, 26 jaar geleden.

Michel KarstenBeeld Linelle Deunk

Maart 1992: In de televisiestudio

Het is maandag 23 maart 1992 als ­Michel Karsten plaatsneemt onder de felle lampen van een televisiestudio. Presentator Gert Berg heeft hem persoonlijk uitgenodigd te praten over doping. Over anabole steroïden.

De komende minuten zullen zijn leven veranderen, al is de huisarts uit Haarlem zich dan nog van geen kwaad bewust.

‘U bent huisarts en u doet veel met topsporters’, zegt Berg. ‘Hoeveel topsporters komen er bij u voor doping?’

‘Tussen de 150 en 175’, zegt Karsten.

Berg: ‘Topsporters?’

Karsten: ‘Dat zijn mensen die tot de top gaan.’

Berg: ‘Mensen die wij bij Studio Sport zien optreden?’

Karsten: ‘Die zitten erbij, ja.’

Karsten praat op tv zoals hij altijd over doping praat: open en zonder omhaal.

En dan begint presentator Berg over de Nederlandse schaatsers.

‘Mag je zeggen dat leden van de kernploeg gebruiken?’, vraagt Berg. ‘Komen ze bij u?’

Karsten: ‘Nou gaat u het zo generaliseren. Ik kan alleen maar zeggen dat ik mensen heb die daar inderdaad op hoog niveau presteren.’

Berg: ‘Leden van de kernploeg ­komen bij u?’

Karsten: ‘Ja.’

Berg: ‘Heeft u naar de Olympische Spelen in Albertville gekeken en heeft u daar mensen zien schaatsen die bij u over de vloer kwamen?’

‘Ja’, zegt Karsten zonder aarzeling.

Berg: ‘Ook mensen die medailles hebben gewonnen?’

Karsten: ‘Daar kan ik me niet over uitlaten.’

In het publiek ontstaat geroezemoes. Horen ze dit echt?

Met zijn woorden doorbreekt de huisarts een taboe: er zijn dus schaatsers die doping gebruiken. En blijkbaar zijn het niet de minsten. Maar wie zijn het? En hoeveel?

Er is ongeloof. Schaatsers, dat zijn de jongens en meisjes die het doen op bruine boterhammen met kaas. Die vaak zijn afgetroefd door de gedrogeerde Russen en Oost-Duitsers.

Bijna niemand weet dan nog dat dit al de tweede dopingaffaire is die schaatsbond KNSB in zeven jaar treft. Op de slotdag van het EK allround in 1985 is een koffertje met urinestalen van onder meer Yvonne van Gennip en Ria Visser gestolen uit het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen. Volgens betrokkenen zou de toenmalige bondsarts verantwoordelijk zijn geweest voor de diefstal, mogelijk om een dopingcontrole te voorkomen. De affaire is in de doofpot gehouden.

Maar deze nieuwe rel valt met geen mogelijkheid te verbergen. In de dagen na de uitzending wordt Karsten volop onder druk gezet om de namen te noemen van de schaatsers die hij begeleidt. Maar daar peinst hij niet over.

De tegenaanval

De lampen van de tv-studio van Veronica zijn nog maar net gedoofd of schaatsbondscoach Ab Krook heeft op zijn hotelkamer in Canada al de eerste journalisten aan de telefoon. Kan hij soms vertellen wie van zijn schaatsers doping gebruikt?

‘Grote kolder’, snauwt hij in de telefoon. ‘Mijn schaatsers kennen die man niet eens, laat staan dat ze bij hem langs zijn geweest.’ Toch gaat hij de hotelkamers van de schaatsers af om hun reacties te peilen.

Bondsarts Frank Nusse vindt de beschuldigingen ‘te gek om los te lopen’ en Karsten ‘een bedenkelijke figuur’. Schaatsbond KNSB noemt het ‘absolute waanzin’. Maar op het bonds­bureau is men er toch niet helemaal gerust op. Wat als Karsten gelijk heeft? Wat betekent dit voor de schaatsers die aan de Spelen in Albertville meededen? Voor Leo Visser, Bart Veldkamp, Yvonne van Gennip en Falko Zandstra?

Michel Karsten in zijn spreekkamer in Haarlem in 1992.Beeld ANP

In de dagen die volgen, vragen de KNSB en sportkoepel NOCNSF Karsten naar een hotel te komen om zijn uitspraken toe te lichten. Karsten: ‘De KNSB zei tegen me: als jij nou zegt hoeveel schaatsers het zijn, dan stoppen we ermee. Ik zei toen dat het er één was. Maar daarna stopten ze dus helemaal niet.’

Aan de Haarlemse Zijlweg, waar Karsten zijn praktijk heeft, staan ondertussen journalisten aan de overkant van de straat te posten, om te ontdekken welke sporters bij de huisarts op bezoek komen.

Normaal ontvangt Karsten elke avond drie of vier sporters in zijn praktijk. ‘Maar toen waren er allerlei toestanden’, vertelt hij. ‘Mensen waren bang. Ik zei: kom maar niet meer naar mijn praktijk, dat is te gevaarlijk. Want het waren vaak mensen die bekend waren. Ik heb toen een hele tijd geen sporters in mijn praktijk gehad.’ Noodgedwongen ontvangt hij hen thuis in Aerdenhout.

Drie dagen na de uitzending wordt Karsten gebeld door een onbekende. De anonieme beller beweert dat er tijdens het spreekuur een bom in zijn wachtkamer zal afgaan. De huisarts schrikt zich wild. Nooit had hij voorzien dat zijn uitspraken zo veel commotie zouden veroorzaken. ‘Het is niet mijn bedoeling geweest een bepaalde groep sporters in een negatief daglicht te stellen’, zegt hij. ‘Ik wilde slechts de dopingproblematiek relativeren.’

Uit voorzorg geeft hij de medische dossiers aan de sporters mee. ‘Als er een inval zou komen van de Belastingdienst, of als er ingebroken zou worden, dan zou er in elk geval niets te vinden zijn. Dus namen alle sporters gewoon elke keer hun mapje mee.’

Intussen stelt de schaatsbond alles in het werk om te weten komen op welke schaatser Karsten doelt. Bondsarts Nusse voert met alle olympische schaatsers een persoonlijk gesprek. Ook krijgen alle leden van de kernploeg een brief thuisgestuurd waarin de bond hun vraagt anoniem naar ­voren te treden over eventueel dopinggebruik. De oproep blijft onbeantwoord.

Op zondag 29 maart, zes dagen na de tv-uitzending, landen de schaatsers na de wereldbekerwedstrijden in het Amerikaanse Butte op Schiphol. Ter plekke houden ze een persconferentie, onder meer Yvonne van Gennip, Bart Veldkamp, Rintje Ritsma, Falko Zandstra en Gerard van Velde schuiven aan. Naast hen staat bondscoach Ab Krook.

Een boze Veldkamp leest een verklaring voor, ondertekend door alle schaatsers van de Spelen in Albertville. Daarin staat dat niemand Karsten heeft geconsulteerd, bij hem is geweest of doping van hem heeft gekregen. Ook geven ze hem collectief toestemming zijn beroepsgeheim te schenden: van hen mag hij bekendmaken wie het is.

Maar volgens Karsten hebben de schaatser en hij heimelijk contact gehouden. Hij herinnert zich dat de schaatser bang was, zich in het nauw gedreven voelde. ‘Maar ik zei: joh, dat is helemaal geen punt, je kunt honderd procent op me vertrouwen. Ik zei dat hij gerust die verklaring kon ondertekenen en dat ik nooit iets zou zeggen.’

Bart Veldkamp en coach Ab Krook op het NK Afstanden in Heerenveen.Beeld Hollandse Hoogte / VI Images

‘Ik weet wie het was’

Bijna iedereen keert zich tegen Karsten, behalve Harm Kuipers. De voorzitter van de medische commissie van de schaatsbond, laat in eerste instantie weten niet te twijfelen aan de woorden van zijn collega. ‘Hij is in mijn ogen oprecht’, zegt hij in NRC Handelsblad. Maar na een gesprek met Krook stelt Kuipers zijn mening bij. ‘Ik denk dat hij gebluft heeft’, zegt hij tegen de NOS.

Alle twintig schaatsers uit de kernploeg spannen, gesteund door de KNSB, een kort geding aan tegen Karsten. Ze eisen dat hij zijn uitspraken herroept en zijn excuses aanbiedt. ‘Ik weet zeker, dat niemand binnen ons team naar hem toe is geweest voor advies over dopinggebruik’, zegt Bart Veldkamp tegen de pers.

De Haarlemse rechter oordeelt uiteindelijk dat hij zijn beroepsgeheim niet hoeft te schenden. Wel moet hij rectificeren. Hij heeft zijn uitspraken niet aannemelijk kunnen maken. Van de rechter moet hij dat ook toegeven in een korte verklaring aan persbureau ANP.

Karsten neemt zijn verlies. Hij wist vooraf dat de rechter hem vanwege het beroepsgeheim niet zou verordonneren de naam van de schaatser te noemen en hij is tevreden dat hij ook niet hoeft te zeggen dat zijn uitspraken niet klopten.

Met de schaatser in kwestie heeft hij na de rechtszaak nog een paar keer contact gehad, zegt hij nu. ‘De schaatser was vooral blij dat het afgelopen was.’

Twee jaar later, als de storm allang weer is gaan liggen, staat Karsten ineens oog in oog met bondscoach Ab Krook op een bijeenkomst van sportartsen. Hij staat net met zijn vrouw te praten als Krook op hem afloopt.

‘Ik wéét wie het was’, roept Krook uit. ‘Ik wéét wie er toen bij jou kwam.’

Als Krook de naam van een schaatser noemt, reageert Karsten laconiek: ‘Nou’, zegt hij, ‘dan waren het er twee. Want die was het niet.’

Achteraf zegt Krook dat hij ‘geen concrete informatie’ had over de schaatser die hij destijds noemde, maar dat hij op deze manier Karsten ‘uit zijn tent probeerde te lokken’.

Veel meer schaatsers

Als Karsten in 1992 had gezegd hoe het écht zat, dan was het land te klein geweest. Wat hij toen niet zei, zegt hij nu wel.

Niet één, maar tien topschaatsers kwamen volgens hem in zijn praktijk op zoek naar doping. Het waren zowel mannen als vrouwen. ‘Ik heb een tiental van hen geadviseerd over anabole steroïden’, zegt Karsten.

Hij stelt vier mannelijke schaatsers injecties te hebben gegeven met Deca-Durabolin, waarmee hij hun spieropbouw en herstelvermogen bevorderde. ‘Ze deden mee aan EK’s en WK’s. En ze kwamen ongeveer in ­dezelfde periode bij me. Begin jaren negentig.’

De methode die hij gebruikte, was periodiseren: negen weken lang injecties, negen weken niets. In de rustperiode kon het lichaam weer zelf testosteron aanmaken, daardoor zijn er minder bijwerkingen. Na een aantal injecties keek hij altijd of de sporters niet te snel spiermassa aanmaakten: was dat toch zo, dan verlaagde hij de dosis.

De zes vrouwelijke schaatsers zegt hij alleen voorlichting te hebben gegeven. Karsten zegt dat hij het gebruik van anabole steroïden door vrouwelijke sporters afraadde. ‘Het kan onomkeerbare gevolgen hebben voor vrouwen. Ze kunnen er onvruchtbaar van worden, ze krijgen een lagere stem en lichaamsbeharing op vreemde plaatsen. Als dat eenmaal gebeurt, is dat niet terug te draaien. Later hoorde ik dan weleens dat vrouwen het toch hadden gedaan. Maar dat waren er enkelen.’

De schaatsers hebben volgens hem waarschijnlijk nooit van elkaar geweten dat ze dezelfde huisarts bezochten. ‘Ze kwamen onafhankelijk van elkaar en nooit met zijn tweeën. Ik denk dat ze bij me kwamen via mond-op-mondreclame. Ze kenden me van ­horen zeggen.’ Volgens Karsten zochten schaatsers contact met hem omdat ze dachten dat ploeggenoten ook doping gebruikten.

Een sporter die hem om anabole steroïden vroeg, hielp hij niet zomaar, zegt hij. Eerst probeerde hij diegene ervan te overtuigen dat je met volharding en hard trainen ook een heel eind kan komen. ‘Maar als ik er na een aantal keer van overtuigd raakte dat ze sowieso zouden gaan gebruiken, dan vond ik dat ik de plicht als dokter had om hen te helpen. Als ik dat niet zou doen, zouden ze het spul op de zwarte markt gaan halen. En dat is de grootste rotzooi. Had ik hen dan willens en wetens aan dat gevaar bloot moeten stellen? Wat voor een dokter was ik dán geweest?’

Dat Karsten ook open was over de nadelen van anabolengebruik, bevestigt Jaap ten Kortenaar, voormalig tijdritspecialist in het wielrennen. ‘Ik waardeerde hem omdat hij niet zo ­iemand was die zei: gewoon doen. Hij was ook sceptisch en eerlijk. Natuurlijk zijn er bijwerkingen, zei hij. Hij liet de keus echt aan de sporter. Ik heb het uiteindelijk dus ook niet gedaan.’

‘Ik was besmet’

Nu, dertig jaar later, stoort Michel Karsten zich nog altijd aan de hypocrisie. Hij moet constateren dat de discussie over doping alleen maar heftiger is geworden.

‘Er is een totale gekte ontstaan. Van de ene kant is de dopingrepressie enorm. En van de andere kant is de druk om te presteren zó groot. En het wordt alleen maar erger. Het is niet te bestrijden. Daarom ben ik er ook mee gestopt.’

Na de schaatsrel in 1992 liep het storm in zijn praktijk, zegt hij. Nieuwsgierige sporters meldden zich. Ook zij wilden hun grenzen verleggen en het hoogst haalbare nastreven.

‘Iedereen belde’, zegt Karsten. ‘Vanuit het hele land kreeg ik telefoontjes.

Maar de schaatsers hielden het na die affaire voor gezien, aldus de arts. ‘Te gevaarlijk. Ik was besmet.’

Dit verhaal is na het overlijden van ­Michel Karsten voor publicatie voorgelegd aan zijn twee zoons.

Lees hier ervaringen van sporters met Michel Karsten

Jaap ten Kortenaar, oud-wielrenner

‘Mijn fietsmaat en ik waren talentvolle wielrenners. We hoorden dat er veel doping was in onze sport. Om beter te worden overwogen we zelf anabolen te gaan gebruiken. En iedereen wist: voor anabolen moet je bij Karsten zijn.’

‘We parkeerden de auto niet recht voor zijn praktijk, maar ergens in een zijstraat. Het was avond, in de winter van 1989. Als je zo’n afspraak met een arts hebt, denk je echt dat iedereen het doorheeft. Ik voelde me niet op mijn gemak.’

‘We moesten aanbellen en Karsten deed zelf de deur van zijn praktijk open. We hebben zeker een uur met hem zitten praten. We vroegen: heeft het nou veel zin om anabolen te gebruiken als wielrenner? Hij zei dat we sterker zouden worden en dat we meer training zouden aankunnen. Maar hij zei ook dat hij niet veel wielrenners begeleidde en dus moeilijk kon inschatten hoe effectief het zou zijn.’

‘Hij vertelde dat je, als het op een goede manier gebeurde, niet te pakken was. Kleine hoeveelheden als je geen wedstrijden rijdt. Dan kon er niet veel gebeuren, zei hij.’

‘Ik waardeerde hem omdat hij niet zo iemand was die zei: gewoon doen. Hij was ook sceptisch en eerlijk. Natuurlijk zijn er bijwerkingen, zei hij. Hij liet de keus echt aan de sporter.

‘Ik had altijd al een hoge bloeddruk en dat was slecht te combineren met anabolen. Bovendien had ik al best veel succes zonder doping. Uiteindelijk besloot ik het niet te doen.’

Ap Steenbeek, voormalig wereldkampioen bodybuilding

Ap Steenbeek werd in de jaren tachtig en negentig door Karsten begeleid: ‘Hij was een vooruitstrevend arts. Gedreven. Wij werden in die tijd vaak uitgenodigd voor lezingen op Papendal. Iedereen kende Michel. Hij heeft veel mensen wegwijs gemaakt.

‘Als ik bij hem kwam, onderzocht hij me altijd van top tot teen. Het was niet ‘even de spuit erin en wegwezen’. Het ging er heel serieus aan toe. Zo deed hij het ook bij andere bodybuilders. Hij was heel eerlijk. Te eerlijk misschien. Tijdens dat interview met Berg gaf hij gewoon iets te enthousiast antwoord op de vraag. Hij is vaak tegengewerkt. Daar op Papendal kwamen ook mensen die later zeiden dat ze hem nooit hebben gekend. Dat vind ik vreemd.

‘Hij onderging de meeste kritiek vrij gelaten. Maar hij vond het wel erg om te worden aangevallen op zijn arts-zijn. Erica Terpstra zei een keer: iemand die doping geeft, is geen echte arts. Daar raakte ze hem heel erg mee. Het klopte ook niet. Karsten handelde juist als arts. Hij deed dit ècht om te voorkomen dat mensen gingen experimenteren en klooien op de zwarte markt. Hij begreep eigenlijk niet dat anderen dat niet zagen. Ik heb nooit iets betaald aan hem. Bij mijn weten deed hij alles voor niks. En allemaal in de avonduren. Hij kon dit niet loslaten. En hij vond het ook wel mooi om met die sporters bezig te zijn.’

Dick Vrij, voormalig vechtsporter en sportschoolhouder

‘Nadat ik ben gaan kickboksen, kwam ik bij Karsten. Het was denk ik 1986, ik was een jaar of 20, 21 en ik kende zijn naam al uit de sportwereld. Iemand heeft me bij hem geïntroduceerd.

Ik wilde wel gaan gebruiken, maar voorzichtig. Ik nam hooguit twee Sustanon (testosteron, red.) per week. Mijn herstel werd er beter door, merkte ik. Ik kon op vrijdag nog net zo hard trainen als op maandag.

Ik zei tegen Karsten: ik wil gebruiken, maar wel verantwoord. Hij zei: weet wel waar je aan begint. Jij begint nu ergens aan en je komt er bijna niet meer vanaf. Zulke mensen moeten geprezen worden.

Ik zit nog steeds midden in die wereld, ik gebruik zelf nog steeds via een andere arts. Ik zie om me heen wat er gebeurt met mensen die het bij illegale adressen halen. Niks wordt gecontroleerd, ze hebben geen idee wat ze inspuiten. Daarom voelde ik me goed dat ik wist dat ik het bij een arts als Karsten vandaan had.

Gooi het in de openbaarheid, dat vond hij ook van dopinggebruik. Ik snap dat sporters dopinggebruik ontkennen. Als ze doping bekennen, worden ze gebrandmerkt en lopen hun sponsors weg. Ik kon er altijd makkelijk voor uitkomen, ik had zulke sponsors niet.’

Zijn laatste levenswerk

Het Amsterdamse revalidatiecentrum Reade overweegt anabole steroïden toe te gaan dienen aan dwarslaesiepatiënten. Het plan ontstond als gevolg van een bijeenkomst tussen artsen en wetenschappers die Michel Karsten, de huisarts uit Haarlem die vorige week overleed, onlangs initieerde. De laatste jaren pleitte hij vooral voor het gebruik van anabolen in de revalidatie.