Direct naar artikelinhoud
boekrecensiewanneer het water breekt

Het was vechten om de laatste citroen in het gammele bootje van Hung

De Vietnamese bootvluchtelingen aan boord van visser Hung krijgen water uit de brandslang. Ze worden na negen dagen gered door een Belgisch vrachtschip, augustus 1981.Beeld Jason deCaires Taylor

Eigenlijk zouden ze met 38 man vluchten, maar op 5 augustus 1981 klommen 63 Vietnamezen aan boord van het gammele bootje van visser Hung. Ze hadden amper meer bij zich dan 25 kilo rijst, vier jerrycans water, vier jerrycans diesel en citroenen tegen scheurbuik en uitdroging. Ze waren op de vlucht voor de Vietcong, de communisten van wie je in strafkampen zelfkritieken moest schrijven en alles moest bekennen wat je sinds je geboorte fout had gedaan. Hung liet zijn hoogzwangere vrouw achter en begon op volle zee prompt te twijfelen. Als de anderen hem niet hadden gedwongen door te varen, had hij rechtsomkeert gemaakt.

Het Russische kompas bleek kapot, dus ze voeren op goed geluk de rijzende zon achterna. Tot de motor het begaf op dag twee. Dagen dobberden ze rond op de Zuid-Chinese Zee. Ze dronken urine en zeewater, deelden met 63 man twee flessen regenwater – één dopje per persoon per zes uur. Toen er een citroen in de oceaan dreef, kapseisden ze bijna door alle commotie.

De Vietnamezen probeerden de aandacht te trekken van zeker 26 schepen – maar die zagen niks, of deden net alsof. Het was een Belgisch vrachtschip dat Hung en zijn passagiers na negen dagen redde. Op foto’s is te zien hoe ze op het vissersbootje water kregen uit een brandslang. Het had heel anders kunnen aflopen: tussen 1975 en midden jaren negentig zijn naar schatting 800 duizend Vietnamezen over zee gevlucht voor de Vietcong; zeker één op de drie overleed als gevolg van ziekte, honger, piraterij of orkanen.

Het was de tijd, zo schrijft de Vlaamse auteur Chris de Stoop in Wanneer het water breekt, dat de media het voortdurend hadden over boat people, de bootmensen, ‘alsof er ergens een nieuwe, speciale stam was ontdekt en de boot hun wezenskenmerk was’. In Vietnam heetten ze de vuot bien: zij die de grens oversteken. De Stoop reconstrueert de boottocht en hoe het de opvarenden is vergaan. Het verhaal draait vooral om Hung en zijn dochter Quyen (‘zeg maar Gwen’). De boeddhistische visser werd hulpkoster in Wichelen, een plaats tussen Gent en Brussel. Quyen kwam in het kader van gezinshereniging in 1986, op haar vijftiende naar België en opende in hartje Brussel het restaurant Little Asia, een populaire pleisterplaats van industriëlen en politieke kopstukken.

Chris de Stoop leerde Hung en Quyen al jaren geleden kennen in België. Hij keerde met ze terug naar Vietnam en zocht tot in Australië meer dan twintig andere opvarenden op. Het verhaal komt wat brokkelig en gefragmenteerd op gang, met korte hoofdstukken en een wirwar aan namen. Het relaas wordt vollediger, intenser en hartverscheurender naarmate meer puzzelstukjes samenvallen.

Het is een kolfje naar de hand van De Stoop. In 1992 debuteerde hij met Ze zijn zo lief, meneer, een geruchtmakend boek over internationale vrouwenhandel. Hij schreef sindsdien geëngageerde boeken en journalistieke reportages over de Rwandese genocide, radicalisering en jihadisme in Brussel en de aardbeving in Haïti. In 2015 verscheen Dit is mijn hof, over het oude boerenland van de Hedwigepolder dat onder water moet worden gezet bij wijze van natuurcompensatie. De journalistiek heeft hij enkele jaren geleden vaarwel gezegd met de bundel Ex reporter. In de media heerst volgens hem niet eens meer de waan van de dag, maar van het moment: ‘te snel, te hectisch en te hard’.

Chris de Stoop, Wanneer het water breektBeeld De Bezige Bij

De Stoop besloot te schrijven over de Vietnamese bootvluchtelingen tijdens de recente ‘Europese’ vluchtelingencrisis, toen tienduizenden Syriërs, Irakezen, Somaliërs en Eritreeërs hun leven riskeerden op de Middellandse Zee. Die actualiteit stipt hij slechts terloops aan in Wanneer het water breekt: Quyen realiseert zich met hoeveel meer empathie de Vietnamezen destijds werden opgevangen dan de vluchtelingen nu. Om dat te beseffen hoeft ze maar langs het Maximiliaanpark in Brussel te rijden, het schimmenrijk waar honderden ontheemden bivakkeren onder slaapzakken en kartonnen dozen.

Veel opvarenden van Hungs boot hebben buiten Vietnam een goed leven opgebouwd – al blijft de heimwee knagen en wennen de koude winters nooit. Schrijnend is het lot van Minh, die op het laatst besloot niet aan boord te gaan. Hij had als ‘mensensmokkelaar’ de reis georganiseerd – hij kocht politie en kustwacht om. Later deed hij zeven vergeefse vluchtpogingen en zat hij jaren in een strafkamp. Ziek, berooid en vol spijt bleef hij achter.

Toch is niet iedereen gelukkig in België. Zoals Ding, die aan boord met een andere jongen vocht om de laatste citroen. Tot twee keer toe komt hij niet opdagen bij een afspraak met De Stoop. Als Ding foto’s heeft ontvangen van de redding op volle zee, belt hij de schrijver huilend op. ‘Ik miste hier mijn familie, vond nooit rust, voel me leeg’, zegt hij. ‘Daarom ben ik niet naar de afspraak gekomen, meneer Chris. Gaat u het voor mij oplossen? Gaat u me mijn leven teruggeven? Nee? Dan zwijg ik liever.’

Hungs dochter Quyen besloot onlangs haar restaurant in hartje Brussel te koop te zetten. Haar reizen naar Vietnam hebben haar aan het denken gezet, zo zei ze begin november in een interview in De Standaard. ‘Na de sluiting van Little Asia ga ik twee maanden naar Vietnam met mijn vader. Al denk ik dat ik nooit voorgoed zal terugkeren. Mijn kinderen en mijn familie wonen in België. Ik weet nu: mijn wortels liggen waar ik de liefde van mijn dierbaren voel, of dat nu in België of Vietnam is.’

Chris de Stoop: Wanneer het water breekt
Vier sterren
De Bezige Bij; 258 pagina’s; € 21,99.