Direct naar artikelinhoud
InterviewShula Rijxman

‘Ik besef weer hoe belangrijk het is wat ik doe bij de publieke omroep’

Shula Rijxman.Beeld Jeroen Hofman

Shula Rijxman is de hoogste baas van de NPO. Elitair volgens rechts, populistisch volgens links, ze doet het nooit goed en toch ging ze door. Tot ze kanker kreeg.

Slikken gaat niet zo goed. De lunch die halverwege het interview wordt geserveerd bestaat dan ook uit sandwiches zonder korstjes. Shula Rijxman (59) praat zacht. Het is de nasleep van de bestralingen die volgden nadat er een kwaadaardige tumor in haar hals verscheen. Het was 23 maart 2018, de dag dat ze ineens een knobbel voelde. ‘Een collega bij de NPO heeft zeven jaar als arts in een ziekenhuis gewerkt’, vertelt ze in het houten huisje in Laren waar haar levenspartner Sabine de Jong (53) kantoor houdt en waar ook haar persvoorlichter is aangeschoven. ‘Eerst zei hij te denken dat het niks was. Maar een minuut later stond hij te ijsberen voor mijn deur en zei: ‘Je moet naar de huisarts.’ Twee dagen later nam de patholoog een biopt en zei hij: ‘Dit zijn verkeerde cellen.’

Rijxman: ‘Je maakt een grapje’, zei ik. ‘Dat soort grapjes maak ik niet’, zei hij. Toen ben ik naar buiten gegaan en heb ik mijn zusjes gebeld. Maar dan duurt het nog vier, vijf dagen voor je zeker weet wat er precies aan de hand is. Dat zijn lange dagen geweest.’

Wat gebeurde er met je toen je het hoorde?

‘Er gebeurt van alles. Je wordt angstig. Je denkt aan het allerergste. Maar er komt ook een soort beschermlaag om je heen waardoor het net is of de wereld ineens een beetje verder van je af staat. En vanaf dat moment ben je patiënt. Dus je gaat naar de oncoloog, je gaat naar het ziekenhuis, dan begint dat hele gedoe. Na het weekend hoorde ik dat het inderdaad kwaadaardige cellen waren en dan krijg je allemaal scans, MRI’s, bloed afnemen, slangetjes, echo’s, alles. En een operatie. Eerst dachten ze dat de tumor in een keelamandel zat. Tijdens de operatie kwamen ze erachter dat dat niet het geval was, dus toen zijn ze met de operatie gestopt en overgegaan op een bestralingsplan. Dat was een tegenvaller. Ik hoopte dat ze de tumor eruit zouden halen en dat ik daarmee dan klaar zou zijn. Achteraf bleek dat bestralingstraject veel minder gevaarlijk dan de operatie, maar bij mij heerste vooral onzekerheid of de bestraling wel zou aanslaan. Die onzekerheid heeft weken geduurd.’

Een goede vriendin van je, die vaak mee is geweest naar het ziekenhuis, vertelde dat de arts had gezegd dat er maar weinig mensen zijn die dat bestralingstraject zonder morfine doorstaan. Maar jij wilde per se geen morfine.

‘Nee, inderdaad. Maar ik weet niet of ik het nog een keer zo zou doen. Paracetamol is na een paar uur uitgewerkt, je mag er maar vier per dag en die bestraling is heel pittig. Je wordt verbrand in een kwetsbaar gebied, daar zit je spraak, je smaak, het slikken. Maar ik had inderdaad een paar besluiten genomen: ik wilde proberen het op paracetamol te doen, zodat ik in ieder geval een bepaalde mate van onafhankelijkheid zou houden. Als je morfine slikt, kun je niet autorijden, helemaal niks. En ik wilde ook een beetje blijven doorwerken, anders ben ik de hele dag met die ziekte bezig. Verder wilde ik op gewicht blijven. Dat is moeilijk, want je eet niet meer gemakkelijk, maar ik probeerde toch zo veel mogelijk vast voedsel binnen te krijgen. Het is niet echt Sabines favoriete bezigheid om te koken, maar ze deed al snel goede uitvindingen, zoals een gebakken ei uit de magnetron. En veel zalm. Dat glijdt.’

‘Shula deed het op zijn Shula’s’, zei je NPO-collega tv-directeur Frans Klein. ‘In de vechthouding. Ze is in die periode ook altijd blijven werken, blijven aansturen. Dat is ten diepste wie Shula is. Altijd doorgaan.’

‘Ik wil het nadrukkelijk geen vechten noemen, het is discipline. Want er valt niks te vechten. Je weet niet wat je moet doen, want je weet ook niet waarom het gebeurd is. Het is een foutje, een mutatiefout. Je hebt daar geen enkele invloed op. Ik leefde vrij gezond, ik sportte, ik rook niet, ik ben geen grote drinker, ik eet veel biologische producten, bijna geen vlees. Alle dingen die je hoort over gezond leven, deed ik eigenlijk. Dus toen bleef als enige mogelijkheid over dat ik zo goed mogelijk die ziekte moest ondergaan. Maar er zijn dagen geweest waarop ik dacht: ik kan niet meer. Dagen waarop het eten niet goed ging. Dagen waarop de pijn heftig was. Op een gegeven moment had ik een brandwondenverband om mijn nek zitten. Ik zag groen, ik zag eruit als E.T. Eigenlijk heb ik dat beroemde zinnetje uit de film pas begrepen toen ik ziek was: ‘E.T. phone home’. Uiteindelijk wil iedereen naar huis. Naar zijn thuis. Dat waren de momenten waarop ik het echt ingewikkeld en zwaar vond.’

Sabine zei dat het ondanks alle steun die je kreeg toch ook een eenzaam proces voor je was.

‘Ja. Tijdens de bestraling lig je in je eentje op een plaat, met een speciaal op maat gemaakt masker op en vastgeklemd, zodat je niet beweegt. En dat iedere dag, in totaal 35 of 36 dagen. Dat is eenzaam. Tegelijkertijd werd ik omringd door de allerbeste mensen van de wereld. Mijn familie, Sabine, mijn pleegfamilie, mijn vrienden en een aantal collega’s hadden een clubje gevormd zodat ik nooit alleen naar het ziekenhuis hoefde. Iedere dag was er iemand bij. Maar de angsten die je hebt, kun je alleen maar zelf bedwingen. Plotseling gaat het niet meer over de NPO of over de vraag: wat gaan we voor leuks doen? Het gaat over leven en dood.’

CV Shulamith Juliëtte Bijxman

21 september 1959 Geboren in Bussum. Opleiding: mavo.

1978 Leerling-journalist bij de tv-gids Televizier.

1984 Overstap naar marketing en communicatie-sector.

1996 Directeur en mede-eigenaar Martsell Productpresentaties.

2001 Martsell overgenomen door productiemaatschappij IDTV, Rijxman wordt daar manager. 2010 Ceo van IDTV.

2012 Lid van de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). 2016 Bestuursvoorzitter van de NPO.

Daarnaast was Rijxman o.m. voorzitter van de raad van toezicht van Pink Ribbon, bestuurslid bij Women Inc., lid van de raad van commissarissen van de Rai en van Amsterdam Marketing. Nu is ze lid van de raad van toezicht van Nationale Opera & Ballet en bestuurslid van onder meer de Ster.

Shula Rijxman woont samen met partner Sabine de Jong in Blaricum.

Ben je bovengemiddeld bang voor de dood?

‘Nou, ik ben er geen fan van. Als ik mag kiezen, ga ik liever naar de film. Sommige mensen zeggen: ‘De dood maakt me niet uit, dan weet je het toch niet meer.’ Dat soort teksten hoor je mij niet zeggen.’

Heeft je ziekte je veranderd?

‘Het zet je op iets meer afstand van de dagelijkse gang van zaken. En ik vind dat ik niet meer zo moet morsen met mijn tijd. Maar het is allemaal nog vers, hè? De eerste uitslag na de behandeling kreeg ik pas een paar weken geleden, die was gelukkig goed. Er is wel een ander besef gekomen. Ik ben na een zware, commerciële, goedbetaalde baan als bestuursvoorzitter bij televisieproductiemaatschappij IDTV bij de publieke omroep terechtgekomen, omdat ik dacht: ik moet iets gaan doen waarmee ik mensen bij elkaar kan brengen, dat was een diep gevoelde behoefte. Toch ben ik de afgelopen jaren te vaak in beslag genomen door onderlinge conflicten over de NPO, heb ik gevechten lopen voeren. Dat wil ik niet meer. Ik wil weer een verbindende factor zijn, positief, in plaats van me te laten meesleuren in allerlei incidenten.

‘Ik heb de afgelopen periode ook tijd gehad om meer te lezen, zoals het boek van Madeleine Albright over opkomend fascisme. Ik schrok van de optelsom die ze daarin maakt van landen waar het vrije woord onder druk staat. Niet alleen in Turkije, Rusland, Afrika, het Midden-Oosten, ook in Europa. Totalitaire regimes worden populairder en methodieken die in de Tweede Wereldoorlog gebruikt zijn, komen terug. Namelijk: zoek een vijand en gebruik propaganda om het volk tegen die vijand op te zetten. Als je dat weet, wordt het alleen maar belangrijker om te vechten voor het vrije woord. Het deed me weer beseffen hoe ongelooflijk belangrijk het is wat ik doe bij de publieke omroep. Zeker in een tijd van verharding in de maatschappij. Ik ben ervan overtuigd dat de enige manier waarop we verder komen, is door met elkaar in gesprek te blijven. Door begrip te kweken. Door alle stemmen te horen. Door niet te zwijgen, maar door te spreken, zoals minister Sigrid Kaag dat zei in de Abel Herzberg-lezing die ze hield.’

De Telegraaf schreef: ‘De NPO-baas vindt meer geld noodzakelijk want de samenleving verhardt en mensen horen en zien alleen nog maar datgene wat ze in hun eigen gelijk bevestigt. Die visie getuigt van een volledig misplaatste arrogantie. Alsof andere media in ons land geen ruimte geven aan andere meningen. Rijxmans visie is een treurige combinatie van arrogantie en naïviteit.’

‘Ik heb nooit willen zeggen dat wij dat alleen willen doen. Het enige wat ik bedoel te zeggen, is dat wij als NPO een onafhankelijke status hebben omdat we geen eigendom zijn van een commerciële partij. Dat is een luxe, omdat we het geld van de overheid krijgen, maar het is ook een noodzaak.’

Maar vind je dat het vrije woord in Nederland onder druk staat?

‘Ik weet niet of het in Nederland onder druk staat, behalve dat ook hier algoritmen ons mediagedrag sturen waardoor je in je eigen bubbel blijft hangen. Terwijl het zo belangrijk is dat je ook andere verhalen hoort. Het voordeel van de publieke omroep is dat je van alle kanten, van WNL tot BNN-Vara tot de VPRO informatie krijgt.’

Ergens blijft het een lastige boodschap om over te brengen. Frans Klein vertelde vol bewondering hoe jij hoogstpersoonlijk 40 miljoen aan bezuinigingen hebt weten terug te draaien, maar je krijgt ook veel kritiek. Heb je Shula weer met haar grijsgedraaide ‘er moet nog meer bij’-bedeldeuntje, las ik. En: zie haar eens in haar villa met zwembad wonen in een van de duurste gemeenten van Nederland. Van belastinggeld dat door hardwerkende Nederlanders wordt opgehoest.

‘Dat laatste stond in de Story. Daar klopt helemaal niks van. Dat huis heb ik samen met Sabine gekocht ruim voordat ik bij de NPO ging werken. Ik vind het vooral grappig om te lezen omdat ik, de geldverslindende Shula, er zelf voor heb gekozen over te stappen van IDTV naar de NPO en daarmee de helft van mijn salaris heb ingeleverd. En sinds de Wet Normering Topinkomens heb ik opnieuw salaris ingeleverd. Toch blijf ik zitten, omdat ik geloof in wat ik doe. Dus zo geldverslindend ben ik.’

Shula Rijxman.Beeld Jeroen Hofman

Rechts noemt je elitair, links vindt dat de NPO te populistisch wordt: wél Ranking the stars en een nieuw programma met Rutger Castricum en tegelijkertijd bezuiningen op Zembla, Brandpunt en Tegenlicht. Hoe komt het dat jouw boodschap zo moeizaam overkomt?

‘Er gebeurt iets interessants. Als je kijkt naar de programma’s van de NPO doen we het verschrikkelijk goed. Op televisiegebied zijn we marktleider. Op de radio zijn we nagenoeg marktleider. Dus onze programma’s zijn ongelooflijk populair, maar op de een of andere manier roept het instituut publieke omroep aversie op. Ik denk dat we ook onszelf daarop moeten aankijken. We hebben steeds enorme discussies over het bestel, over wie nu eigenlijk over wat gaat, terwijl we het verschrikkelijk goed doen, dat zéggen we te weinig. Het helpt ook niet als partijen de boel op straat gaan gooien als er een discussie is. Tijdens mijn ziekteperiode is ons televisiejaarplan, dus het plan voor onze programmering, gelekt. Wie bedenkt het in deze tijd van grote concurrentie - nationaal en internationaal - om dat op straat te gooien? Dat zijn dingen die me echt verbijsteren. Dan geef je gewoon voer aan de pers om weer negatief over de publieke omroep te gaan schrijven. Als we elkaar wat meer zouden vasthouden en met de deuren dicht op elkaars hoofd zouden slaan in plaats van met de deuren open, dan zou het instituut aan sympathie kunnen winnen.’

Heeft het ook iets met jouw optreden te maken? Je pleegbroer Eric Heertje zei: ‘Ik vraag me af of Shula haar huidige baan wel moet willen. Ze is heel goed één op één op de vierkante meter, in dat soort relaties kan ze een verschil maken, maar in grote organisaties met veel politieke lading niet. Ik vond haar beter in de luwte dan in de spotlights. Ze is nu niet op haar plek.’

‘Ik denk dat mijn kracht zit in het feit dat ik én één op één wat kan, maar ook goed weet wat de groep nodig heeft. Maar kijk, hij is mijn pleegbroertje, dus ik kan me voorstellen dat hij zich soms gewoon zorgen over me maakt. Dit is natuurlijk een functie waarin je 24 uur per dag aan staat en ik kan me voorstellen dat hij zich afvraagt: is dat wel goed voor haar?’

Ik kreeg het van meerdere kanten terug dat de discrepantie enorm is tussen hoe je achter de schermen bent - grappig, warm, one of the boys, moedig, vechtlustig, trouw, goudeerlijk - en hoe je op de voorgrond bent - geen groot redenaar, niet zo warm, niet geestig. Klein vertelde dat hij weleens tegen je zegt: ‘Shula, jezus, mag er ook een grap in die toespraak? Het leven is niet alleen een opdracht.’

‘Ik ben enorm van de grappen, maar in het begin, toen ik bij de publieke omroep kwam, moest ik enorm wennen aan het feit dat je in een commerciële baan gewoon mag zeggen wat je denkt en dan dóór kunt, terwijl je als publiek figuur enorm op je kop krijgt over het minste of geringste. Ik werd ook meteen, ongetraind, bij De Wereld Draait Door aan tafel gezet en door Powned geïnterviewd. Ik wist niet wat me overkwam. Maar dat was een goede leerschool. Ik zou het nu beter doen, denk ik. En inmiddels ben ik wel zover dat ik weet dat er altijd wel iemand boos is als ik iets zeg. Dat was al zo vanaf het allereerste begin. Ook weer toen ik per se een vrouw wilde als anchor van het programma dat DWDD verving. Dat is Margriet van der Linden geworden. De NPO wil overigens doorgaan met M, we vinden dat je mensen langer een kans moet geven dan één seizoen.’

Frans Klein zei: ‘Dat Shula zich zo inzet tegen de verruwing in de samenleving heeft met haar joodse achtergrond te maken. Ze heeft bijna fysiek gevoeld wat het betekent als mensen verdrukt worden.’

‘Het is ingewikkeld bij jezelf te zien wat voor invloed het heeft dat je kind van twee joodse ouders bent. Ik denk dat ik daardoor bewust ben van wat het leven wel en niet voor je kan doen. Ik heb een fantastische wijze moeder gehad, die me heeft geleerd dat vergeven, luisteren, goed opletten en mensen bij elkaar brengen een betere manier is dan omkijken in rancune, ondanks alles wat ze in de oorlog had meegemaakt.’

Wat heeft ze meegemaakt?

‘Er werd niet over gesproken, maar ik weet dat ze tweeëneenhalf jaar met haar broertje op een kamertje ondergedoken heeft gezeten, van haar 14de tot haar 16de. Ze mochten niet bewegen, niet lopen, want de Duitsers zaten beneden ingekwartierd. Drie jaar geleden overleed de beste vriendin van mijn moeder en gaf haar zoon ons een pakketje brieven van onze moeder. Daarin vertelt ze over de nachtmerrie van het op een kamertje zitten, zonder contact met de buitenwereld, niet wetend of het winter, zomer of lente is, terwijl je halve familie wordt afgevoerd.

‘Ik weet nog dat ik als kind aan het spelen was en haar Jodenster vond. ‘Mama, wat is dat?’, vroeg ik. ‘Dat is niks’, zei ze, en ze stopte hem terug in haar bureau. De volgende dag ging ik weer kijken, maar toen was-ie weg. Bij pijn heb je twee mogelijkheden: of je bent er heel erg mee bezig en gaat ervoor in therapie of je zwijgt erover. Mijn moeder zweeg. En ze is jong overleden, dus op de leeftijd waarop je vragen gaat stellen, was ze er niet meer.’

Hoe oud was je toen je moeder ziek werd?

‘Het zijn twee fasen geweest. Ze kreeg een hartaanval toen ik 12 was, waarna ik bij mijn pleegmoeder Betty Heertje in huis kwam (met econoom Arnold Heertje als pleegvader en (nu cabaretier) Raoul en Eric als pleegbroers, red.). Daarna ben ik weer teruggegaan naar mijn moeder. Uiteindelijk was ik 19 toen ze overleed. Ze was op. Ook door haar huwelijk. Ze trouwde niet met de goede man.’

Jouw vader, die rector was op een middelbare school.

‘Ja.’

Ik begreep dat hij daar geschorst is wegens ontucht.

Rijxman schrikt. Komt even niet uit haar woorden. Dan, bijna onverstaanbaar: ‘Mijn vader is geschorst vanwege ontucht, ja...’

Vind je het moeilijk om te zeggen?

‘Het overvalt me. Ik had het denk ik zo ver weggestopt, dat ik er niet eens aan heb gedacht dat je hierover zou kunnen beginnen. Het is heel erg geweest voor de jongens die het hebben mee-gemaakt, en ook voor ons als gezin.’

Wat deed het met jou?

‘Er valt eigenlijk niets méér over te zeggen dan dat dit niet iets is wat je wil meemaken. Ik had geen aardige vader. Het is lang geleden. Het is niet mijn schuld. Dus dat hoofdstuk is voorbij. Ik kijk vooruit.’

Het lijkt me een traumatische gebeurtenis in het leven van een meisje.

‘Die hele periode was een heftige tijd. En ik was heel jong. Op dat moment wist ik niet wat er aan de hand was.’

Wanneer hoorde je dat je vader zich hieraan schuldig had gemaakt?

‘Ik hoorde het voor het eerst op een feestje van een meisje, die had het weer gehoord van haar vader. Toen was ik 12 of 13. Mijn moeder lag in het ziekenhuis. Ik ben ernaartoe gerend om haar te vragen of het waar was.’

Wat zei ze?

‘Ze kon er toen niet over praten, want ze was op dat moment erg ziek. Dus het heeft nog een tijd geduurd voordat ik echt wist dat het waar was.’

Ik las ook een verhaal over een jongen die, nadat hij door de Kinderbescherming uit huis was geplaatst, bij jullie in huis werd opgevangen. Hij is vervolgens door je vader misbruikt, vertelde hij.

‘Ja.’

Waar was jij toen?

‘Ik woonde thuis. Ik was klein, ik denk dat ik een jaar of 4 was, en ik heb daar geen weet van. Dat is een verhaal van die jongen, dat heeft hij verteld. Ik was veel te jong om er iets van te merken.’

Shula Rijxman.Beeld Jeroen Hofman

Heb je je vader op latere leeftijd weleens gevraagd of hij er spijt van had?

‘We hebben er nooit over gesproken. Maar ik heb niet, nu niet en toen ook niet, de behoefte om terug te kijken. Bij mijn moeder heb ik dat overigens wel. Hoe fijn het zou zijn als zij er nog was. Dat had ik ook erg toen ik ziek was. E.T. phone home. Ik heb mijn vader nog wel gesproken voordat hij overleed, ik was toen 45. Maar de connectie was verdwenen. Die was er alleen toen ik een jong meisje was. Ik weet wat ik moet weten om in te zien dat ik nooit kan en wil begrijpen wat hij heeft gedaan. Dat stuk is afgesloten en tot rust gekomen.’

Later, als ze even naar de wc is geweest: ‘Ik begrijp dat we het hierover hebben. Natuurlijk ben ik niet blij dat dit zometeen in de krant staat, natuurlijk voel ik daar schaamte bij. Maar eigenlijk zou het toch niet zo mogen zijn dat hier een taboe op rust. Dat je je als kind levenslang moet schamen. Dat je hiervoor verantwoording moet afleggen, voor iets waar je geen schuld aan hebt. Het zou goed zijn als we met meer openheid durven te spreken over dit soort zaken die je het liefst weg zou willen stoppen. Niet zwijgen, maar spreken, zoals Sigrid Kaag stelt. Geen schandpaal, maar mensen de veiligheid bieden hierover te kunnen praten. Juist in deze tijd. Maar ik ben ook terughoudend om erover te vertellen, omdat ik ben geworden wie ik ben door veel méér dan alleen maar door wat hij heeft gedaan. Daarom vind ik het prettiger om het niet alleen hierover te hebben, maar over het totaalplaatje. Over wat het met je doet als je opgroeit in een onveilige omgeving. En die creëerde mijn vader, ja.’

In een eerder interview kwam naar voren dat je een onveilige jeugd had doordat je een agressieve vader had. Je had daardoor een sterk ontwikkelde antenne voor de waarheid gekregen.

‘Ja, je leert goed door te krijgen wat waar is en wat niet. Vooral ook omdat mijn vader met de waarheid speelde. Dat deed hij niet alleen over dit onderwerp, maar over heel veel onderwerpen. Dat is als kind best ingewikkeld. Normaal vertellen je ouders wat klopt en wat niet. Doordat hij ook agressief was, moest je op alle fronten alert zijn. Daarbij was het ingewikkeld dat niet goed te onderscheiden viel wat de gevolgen waren van zijn Joodse geschiedenis en wat te maken had met zijn persoonlijkheid. Daartegenover stond een moeder die alles vol liefde deed, totaal tegengesteld aan hoe hij was. Daarom was het zo verschrikkelijk dat zij met hem zo’n leven moest leiden. Het heeft me ongelooflijk geraakt dat ze zo jong en vol mentale pijn aan een hartaanval gestorven is. Haar ziekte en haar overlijden hebben een enorme impact op me gehad. Je kunt je makkelijker losmaken van iemand die iets heeft gedaan waarmee je jezelf niet kunt verenigen dan van iemand die zo veel van het leven had moeten krijgen en dat niet gekregen heeft.’

Je was geen makkelijk kind. Je hing aan dakgoten, rookte op je 13de, ging er op je 14de met de auto van je moeder vandoor. Heeft dat met die onveilige jeugd te maken?

‘Het speelt vast mee, maar het zal ook karakterologisch zijn. Mijn oudste zusje vertelde dat ik altijd wegliep als er buiten iets spannends gebeurde. Toen we een keer in het Kurhaus sliepen, stapte ik ’s nachts uit bed om met een ober te gaan praten. Dus dat deed ik al vanaf dat ik jong was, maar het zou goed kunnen dat dat werd bevorderd doordat het thuis niet altijd even veilig was.’

Een goede vriendin van je zei over hoe je je ziekte tegemoet trad: ‘Blijven rennen is ook een manier om ermee om te gaan.’ Is dat altijd doorgaan in die onveilige jeugd ontstaan?

‘Bij onveiligheid zijn er een paar mogelijkheden: je implodeert, je explodeert of je gaat door. En ik denk dat doorgaan mijn methode is. Ik denk dat mijn drive daaruit te verklaren is.’

Iets wat volgens Sabine ook altijd doorgaat is je intieme relatie met je telefoon.

‘Haha. Mijn ziekte heeft daar wel iets aan veranderd, maar wat ik als kind al had, altijd met iedereen contact willen maken, heb ik gehouden. Ik wilde voortdurend in verbinding staan met iedereen, appte iedereen altijd gelijk terug. Dat bedoelde ik in het begin van het gesprek met dat ik te veel mors met mijn tijd. Ik heb te vaak te veel energie gestoken in mensen die niet zo dichtbij me stonden in plaats van me rijk te voelen met de mensen die in het ziekenhuis er voor me waren. Als ik op de heuvel stond, wilde ik in het dal zijn, en als ik in het dal was, moest ik de heuvel op. Nu ben ik vaker tevreden met wat ik heb.’

Natalie Huigsloot vindt zichzelf niet heel kritisch, liever port ze een beetje rond om diegene echt te leren kennen. Het resultaat: haar interviews maken vrijwel zonder uitzondering veel los. En toch is ze er nog altijd bloednerveus voor. ‘Ik ben een onzeker type. Als ze me zouden bellen en zeggen: ‘dit was het slechtste interview ooit, wil je nooit meer in het Volkskrantgebouw komen’, dan zou ik dat heel makkelijk aannemen.’