Voor Leo uit China is de studie in Amsterdam nu even alles: ‘Ik hoef geen balans tussen werk en privé’

Steeds meer internationale studenten komen naar Nederland. Zo ook Leo, die hier zijn droom najaagt. En al is hij hier tijdelijk, hij verlangt nog niet naar huis.

24 oktober, de Roeterseilandcampus in Amsterdam

Leo Zhou (29) schudt vermoeid het hoofd. ‘Ik wil er niet over praten. Het is zo stressvol allemaal.’ De Chinese student vouwt zijn handen om het dampende kartonnen bekertje voor zich. Hij heeft een kwartier de tijd voor koffie in de universiteits­kantine. Daarna moet hij terug naar waar hij vandaan komt: zijn plekje in de enorme studiezaal boven, tussen honderden andere studenten.

Het is woensdag 24 oktober, Leo is halverwege zijn eerste tentamenweek van de master international ­finance aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). De student is deze week dagelijks in de universiteits­bibliotheek op de Roeterseiland­campus te vinden. Hij komt aan als de studiezaal opengaat, ’s morgens om half negen, en gaat weg als het gebouw om tien uur ’s avonds sluit.

Zijn eerste tentamen ging ‘oké’, zegt Leo. Op één vraag wist hij het antwoord niet. ‘Van de zenuwen was ik een formule vergeten.’ Hij baalt ervan. De student wil het maximale uit zijn tijd in Nederland halen. Als het om zijn studie gaat, althans. ‘Ik wil achteraf geen spijt hebben omdat ik er niet alles aan heb gedaan.’

De laatste weken maakt hij dagen van minimaal twaalf uur, zeven dagen per week. Koken met de snelkookpan die hij speciaal heeft mee­genomen uit China, doet hij steeds minder. Hij leeft op magnetron­maaltijden. Dat is snel en goedkoop. ’s Nachts staart hij naar het plafond en voelt hij zich schuldig. Omdat hij onderweg naar de Albert Heijn gedachteloos door de stad heeft gedwaald. Zonde van de tijd, denkt Leo eenmaal in bed.

Zoals Leo Zhou zijn er duizenden. Vorig jaar telde Nederland in totaal ruim 122 duizend internationale studenten, blijkt uit cijfers van Nuffic, de organisatie voor internationalisering van het onderwijs. Een record, net als het jaar daarvoor. Dit jaar zijn het er naar alle waarschijnlijkheid nog meer. Nederland is in trek als studiebestemming. In tien jaar tijd is het aantal buitenlandse studenten dat hierheen komt meer dan verdubbeld.

Ze komen af op het grote aanbod aan Engelstalige opleidingen: driekwart van alle masterprogramma’s wordt in Nederland alleen nog in het Engels aangeboden. Nederlandse universiteiten staan relatief hoog aangeschreven op internationale ranglijsten, en studeren is hier een stuk goedkoper dan in de VS of in het Verenigd Koninkrijk.

Na Duitsland levert China de meeste internationale studenten in Nederland: vorig collegejaar waren het er bijna 4.500. Ze kiezen voor een studie in het buitenland om hun horizon te verbreden of omdat ze hopen dat een diploma van een buitenlandse instelling hun carrièrekansen zal verbeteren. Dat blijkt uit een enquête onder ruim zeshonderd Chinese studenten in Nederland die het Leiden Asia Centre in 2016 hield.

In het geval van Leo speelt er nog iets mee: hij heeft in China al een studie afgerond. Zou hij nog een opleiding willen volgen, zou hij opnieuw een tijdrovend toelatingsexamen moeten doen. In Nederland hoeft dat niet.

Onderwijsinstellingen mogen graag pochen met de aanwezigheid van buitenlandse studenten; zegeven de opleiding een werelds elan. Ze doen het goed op brochures als uitdragers van het zogenoemde inter­national classroom-ideaal – een leeromgeving waarin studenten uit alle windstreken kennis uitwisselen.

De praktijk is weerbarstiger. Het is Leo in de eerste maanden van zijn opleiding bijvoorbeeld nog niet gelukt contact te krijgen met zijn Nederlandse studiegenoten. ‘Ik lachte in het begin altijd vriendelijk naar ze’, zegt hij, ‘maar ze liepen me straal voorbij, alsof ik niet besta.’ Inmiddels is hij gestopt met lachen. ‘Dat is ook zo ongemakkelijk. Nu doe ik hetzelfde als zij: ik kijk gewoon langs ze heen.’

De student trekt wel veel op met vier andere Chinese studenten. Zij hebben hun zinnen gezet op Giethoorn voor aankomend weekend. De tentamens zitten er dan op en de studenten krijgen twee dagen adempauze in een bomvol studieprogramma. Behalve Amsterdam heeft Leo in ruim twee maanden tijd nog niets gezien van Nederland. Giethoorn, zeggen zijn vrienden, daar moet je geweest zijn. Maar hij twijfelt. ‘Ik ben heel moe. Misschien ga ik gewoon het hele weekend slapen.’

29 juni, de Nederlandse ambassade in Beijing

Werken, eten, slapen. Verder niets. Het is wat Leo Zhou gewend is, thuis in Beijing. Hij werkt sinds het voltooien van zijn studie al een paar jaar als marketing-manager logistiek voor een Europese consultancy-firma. Hij is ambitieus, maar hij is bang dat zijn carrière vastloopt omdat hij geen ­financieel-economische achtergrond heeft. Met een master international ­finance in Amsterdam hoopt hij zijn kansen te verbeteren.

Leo is overigens niet zijn Chinese naam, dat is Huiyong. Veel Chinezen kiezen al op jonge leeftijd een internationale naam, of ze krijgen die van hun leraar Engels. Dat is makkelijker in de omgang met buitenlanders en veel Chinezen vinden zo’n internationale naam ook leuk.

In Beijing staat Leo’s leven in het teken van werk. Elke dag reist hij twee uur heen en twee uur terug naar zijn werk, in een overvolle metro in de gruwelijke spits. Eenmaal thuis bestelt hij online een maaltijd en als hij die op heeft, is hij te moe om nog iets te ondernemen. De weekeinden zijn om bij te slapen of over te werken. Heel soms gaat hij met kennissen iets drinken, maar zijn leeftijdsgenoten leiden hetzelfde leven als hij. Iedereen is altijd te moe of te druk.

Vandaag gunt hij zich de luxe van een snipperdag. Het is 29 juni, anderhalve maand voor vertrek. Leo krijgt vanmiddag op de Nederlandse ambassade zijn studiebeurs uitgereikt. Het is het begin van zijn nieuwe leven in Nederland.

Collegegeld, kamerhuur, eten: Leo heeft een strak budget van 39 duizend euro voor de hele onderneming. Dat geld komt uit zijn eigen zak. Rijk is hij niet en zijn ouders hebben het ook niet breed, dus toen hij zag dat hij in aanmerking kwam voor een studiebeurs, was de keuze voor Amsterdam snel gemaakt. ‘New York is geweldig’, zegt Leo, ‘maar financieel onbereikbaar. Betaalbare studiekosten, een internationale stad, plus die studiebeurs: dat maakt Amsterdam aantrekkelijk.’

De Orange Tulip-beurs is een initiatief van Nuffic, dat met kantoren over de hele wereld het Nederlandse hoger onderwijs internationaal op de kaart wil zetten. Het geld komt van hoger­onderwijsinstellingen. Sommige beurzen dekken een deel of het volledige collegegeld, sommige meer. Leo krijgt 10 duizend euro, ongeveer de helft van zijn collegegeld.

Naast Leo huppelt zijn 10-jarige zusje Zhou Hui-en, op haar nieuwe witte schoenen. Speciaal gekocht voor het bezoek aan de ambassade. ‘Als je goed je best doet op school hoef je later niet met je handen te werken en heb je veel meer mogelijkheden,’ zegt Leo, die vastbesloten is er een opvoedkundig uitstapje van te maken.

Het is een lange zit, met speeches, videopresentaties over het Nederlands studentenleven en een spelletje over cultuurverschillen. ‘Wat doe je als de hoogleraar met een theorie komt die je niet begrijpt? Vraag je om uitleg of houd je je mond uit angst voor gezichtsverlies?’ Leo’s prestatiedrang steekt de kop op. Het spelletje waar deelnemers via een inlogcode op hun mobiel aan mee kunnen doen, laadt niet goed op Leo’s telefoon. ‘Daardoor mis ik een punt terwijl ik het antwoord wist. Assertiviteit wordt in Nederland gewaardeerd.’

Wat die middag in de ambassade niet ter sprake komt, is de discussie die het afgelopen jaar in Nederland is opgelaaid over de komst van studenten als Leo. Nederlandse studenten maken zich zorgen dat buitenlandse concurrenten hen bij numerusfixusstudies als psychologie verdringen.

Kamernood

expanded De zoektocht naar een kamer is door de instroom van internationale studenten nog moeilijker geworden.

Leo heeft van dat alles in China niets meegekregen. Hij verwacht dat het onderwijs in Nederland goed is en dat hij welkom is. De universiteit heeft toch niet voor niets internationale studieprogramma’s?

Als hij de beurs krijgt uitgereikt, houdt Leo een dankwoordje voor de bos oranje tulpen, oranje studiebeurs-certificaat en de oranje goodie-bag die hij heeft gekregen. ‘Vanaf vandaag gebruik ik meer oranje in mijn leven’, zegt hij. De eerste contacten met zijn nieuwe land vallen hem mee. ‘Iedereen is superaardig.’

19 augustus, het vliegveld van Beijing

‘Zo moet een misdadiger zich voelen als hij wacht op een uitspraak van de rechter.’ Leo staat in vertrekhal 3 van het internationale vliegveld van Beijing. Hij heeft twee grote koffers en een kleintje bij zich, allemaal loeizwaar, plus een overbeladen rugzak die hij als handbagage probeert mee te krijgen. De bagagelimiet is 30 kilo.

De ruimte in een van zijn grote koffers wordt voor de helft in beslag genomen door een joekel van een multifunctionele snelkookpan. In Nederland wil Leo zo veel mogelijk Chinees koken. ‘Dat is goedkoop en het helpt tegen de heimwee.’

Erg leuk was zijn laatste dag in China niet, zegt hij. ‘Een maand geleden was ik blij en opgewonden over een nieuw leven in het buitenland. Nu maak ik me zorgen over mijn familie. Mijn vader heeft allerlei kwaaltjes.’ Gisteren heeft hij zijn ouders voor de zekerheid meegenomen naar een ziekenhuis voor een check-up. Hart, longen, bloed: alles grondig doorgelicht – en iedereen is gezond.

Intussen probeert hij ze te overtuigen langs te komen in Amsterdam. ‘Nu kunnen ze zich er niets bij voorstellen. Ze zijn bang dat ik in een gevaarlijk of achterlijk land terechtkom.’ We videochatten wel, had zijn moeder gezegd.

Leo is afgestudeerd als scheepsbouwkundig ingenieur. Niet dat hij dat vak zo boeiend vond, maar kiezen is er niet bij in het Chinese schoolsysteem. ‘Op de middelbare school beul je je af voor een zo hoog mogelijke eindexamenscore. Op grond van die score kreeg ik een plek toegewezen op de faculteit scheepsbouwkunde van een topuniversiteit. Met wat ik zelf wilde, was ik niet bezig.’

Hij komt uit een eenvoudige familie, die een heilig ontzag heeft voor alles wat met onderwijs te maken heeft. ‘Mijn vader kan net zijn naam schrijven, mijn moeder heeft basisschool. Van jongs af vonden ze mijn opleiding een serieuze zaak.’ Leo’s grootouders werkten nog in de rijstvelden, zijn ouders maakten al een sprong vooruit door een restaurant te beginnen. Toen Leo werd toegelaten aan de universiteit in Tianjin , verhuisden zijn ouders mee om in die grote havenstad een cateringdienst op te zetten. Leo heeft als derde generatie met zijn goed stel hersenen en tomeloze werklust alle mogelijkheden. En hij hoeft zich niet tot China te beperken.

Aanvankelijk waren zijn ouders niet gecharmeerd van de nieuwe studieplannen. Een jongen van zijn leeftijd, met zo’n nette baan, moet settelen: een appartement kopen, trouwen en kinderen krijgen. ‘Ze snappen niet waarom ik zo nodig mijn horizon moet verbreden. Ik wil die internationale ervaring opdoen, anders kom ik niet verder in mijn carrière.’

Ze beginnen net over de schok heen te komen, zegt Leo. Gun me dat jaar, dan doe ik alles wat jullie van me verwachten, heeft hij beloofd.

Bij het afscheid op zijn werk heeft een Britse collega hem een tip gegeven. ‘Niet in je eentje een jaar gaan zitten blokken. Plezier maken hoort ook bij je horizon verbreden.’ Dat wordt nog een uitdaging. Op lekker eten na heeft Leo geen hobby’s. Als hij aan zijn nieuwe Nederlandse leven denkt, is dat vooral in termen van presteren. ‘Met de trein kun je handig andere steden bezoeken’, zegt hij. ‘Maar de studie is het belangrijkste en die schijnt heel pittig te zijn.’

Hij heeft zich wel voorgenomen contact te krijgen met de plaatselijke bevolking. ‘Nederlanders staan als ­tolerant bekend. Ze accepteren buitenlanders gemakkelijk.’ De laatste maand nam hij daarom zijn cursusboek Nederlands mee in de metro naar zijn werk. ‘Goedemorgen, ik ben Leo, hoe gaat het?’ Het komt er vlot uit. ‘Als ik me eenzaam voel, ga ik ­eropuit om nieuwe mensen te leren kennen’, zegt Leo optimistisch. ‘Je moet er een beetje positief instaan.’

Aan de incheckbalie wordt ondertussen het oordeel geveld: Leo moet 5 kilo achterlaten. Hij is niet de enige, meer Chinese studenten met bestemming Amsterdam staan panisch opnieuw in te pakken. Ze helpen elkaar door de bagagecrisis heen. Shampoo, wasmiddel, dat kunnen we allemaal daar kopen, ­adviseren ze elkaar.

Niets is zo belangrijk als die snelkookpan, die moet absoluut mee. En dus besluit Leo zijn zware eetkommen en koffiebekers op te sturen naar zijn ouders. Met elke gram die hij opgeeft, voelt hij zichzelf ook iets lichter worden. ‘Ik heb alles tot in de puntjes geregeld. De school heeft een busservice vanaf het vliegveld. Ik heb een kamer. Ik weet waar ik een simkaart kan kopen’, zegt Leo. ‘Mijn Nederlandse leven kan beginnen.’

3 september, de Roeterseilandcampus in Amsterdam

Leo steekt zijn hand de lucht in. Universitair hoofddocent Stefan Arping heeft zojuist gevraagd hoeveel studenten er van buiten Nederland komen. De meerderheid van de handen gaan omhoog: van de 88 studenten die zich hebben ingeschreven voor de master international finance, zijn er 66 internationaal.

Het is maandagavond 3 september. Het eerste college van de opleiding staat op het punt te beginnen. De studenten hebben zich verzameld in een zaaltje met grijsgeverfde muren, boven in het Roeterseilandcomplex van de UvA.

‘In het buitenland studeren is altijd een avontuur’, zegt Arping, die in Duitsland, België en Spanje gestudeerd en gewerkt heeft. ‘Hebben jullie allemaal een kamer kunnen bemachtigen?’ Leo heeft geluk gehad. Via de universiteit kreeg hij er een in een centraal gelegen complex voor internationale studenten.

Is een kamer vinden al lastiger geworden voor Nederlandse studenten, voor veel buitenlandse studenten is het een nog groter struikelblok. Zij hebben geen netwerk en studentenhuizen hebben vaak als voorkeur ‘Dutch only’– in de collegebanken is Engels prima, vinden veel Nederlandse studenten, maar thuis spreken ze graag hun moedertaal. In Groningen liep de kamernood dit jaar zo hoog op, dat de Rijksuniversiteit aan medewerkers vroeg internationale studenten tijdelijk onderdak te bieden.

Bij de studentenvakbond komen verhalen binnen over buitenlandse studenten die noodgedwongen in hotels, campings of zelfs in een auto moesten verblijven. Sommigen vertrokken onverrichter zake weer – terug naar huis.

Leo is dat allemaal bespaard gebleven. De twijfels die hij van tevoren had over een studie in het buitenland, waren al in het vliegtuig verdwenen. ‘Zodra ik instapte, wist ik: het is goed dat ik naar Amsterdam ga. Dit wordt een avontuur.’

Zijn eerste weken in Amsterdam heeft Leo gebruikt om zijn buurt te verkennen en praktische zaken te regelen en zich voor te bereiden op zijn studie. Hij heeft alvast oude tentamens gemaakt en de programma’s van de verschillende vakken bestudeerd.

Aan het begin van dit college heeft hij al zijn benodigdheden voor zich uitgestald. Een thermoskan met koffie in de hoek, daarnaast een recorder waarmee hij het college opneem. Voor zich een etui, een notitieblok en een laptop.

‘Deelt u alle sheets achteraf met ons?’, vraagt de onderuitgezakte student links van Leo. Op zijn bureau ligt alleen een vel papier. Er staat niks op. Leo heeft de powerpointpresesenatie die de docent gebruikt al op zijn laptop staan. Dat weerhoudt hem er niet van om op een notitieblok alle formules en schema’s die voorbij komen, nog eens na te tekenen. Het college was ‘erg goed’, stelt hij achteraf tevreden vast. ‘Nu zit ik weer helemaal in de studie-modus.’

19 september, Leo’s studentenkamer in de Haarlemmerbuurt

‘Ik moet erop letten dat ik niet te veel tijd verspil aan koken’, zegt Leo met een frons. Hij staat naast een plastic stoel in zijn sober ingerichte studentenkamer. Er staan een bed, een bureau, een kast en een rek waaraan hij zijn overhemden en jasjes hangt. Foto’s of andere vormen van decoratie ontbreken.

Het studiejaar is net begonnen, maar Leo leeft al volgens een strikt regime. Hij staat ’s ochtends vaak om zeven uur op en werkt tot een uur of elf ’s avonds. Ook in het weekend. Als hij niet meer in staat is om na te denken, maakt hij een rondje door de buurt of gaat hij naar de supermarkt ter ontspanning. Boodschappen doen moet hij toch.

Afgelopen weekend was uitzonderlijk: Leo heeft helemaal niets gedaan. Eerst doet hij er vaag over, later zegt hij dat hij wel had willen studeren, maar dat het domweg niet lukte. ‘Ik voelde me te slecht. Geen idee hoe dat kwam.’ Uiteindelijk is hij die zaterdag met een Italiaanse buurvrouw patat gaan halen. ‘Dat was leuk. Je hebt toch menselijke interactie nodig.’

Verdrinken in de studieboeken

expanded Het aantal buitenlandse studenten met psychische klachten stijgt

Leo benadrukt dat de universiteit niets verkeerd doet. ‘De studie is echt heel goed.’ Dat hij veel stress heeft, zegt de student, is omdat hij zichzelf zoveel druk oplegt. ‘Toen ik in China studeerde was ik nog niet serieus genoeg. Ik was toegelaten tot een topuniversiteit, maar ik besefte niet genoeg hoe bijzonder dat was.’ De master in Nederland betekent voor Leo een tweede kans.

25 november, het eetcafé tegenover de universiteitsbibliotheek

Afspreken met Leo wordt hoe langer hoe gecompliceerder. Hij heeft het tot Kerst eigenlijk te druk, zegt hij. Maar als we kunnen afspreken in een eetcafé tegenover de universiteitsbibliotheek waar hij in het weekend veel te vinden is, kan hij wel wat studietijd missen.

Het gaat goed, zegt Leo. Na een videochatgesprek met zijn moeder heeft hij zich voorgenomen iets minder hard te werken. ‘Ze zei tegen me: maak gewoon die studie af en kom naar huis. Mijn moeder heeft niet zulke hoge verwachtingen van me als ik zelf. Dat zette me aan het denken: misschien kan het allemaal iets minder.’

Nu slaapt hij soms een uurtje langer door. Op zondag blijft hij weleens de hele dag in bed liggen, games spelend op zijn telefoon. Het lukt hem inmiddels ook beter contact te krijgen met Nederlandse studenten. ‘Ik ben pro-actiever geworden. Ik vraag hoe met ze gaat en dan maken we een praatje.’ Na zijn tentamens is hij zelfs met zijn studiegenoten mee geweest naar Giethoorn. ‘Een mooi dorp’, zegt Leo. ‘In China zijn dorpen vaak veel armer.’

Wat hij na dit jaar in Amsterdam gaat doen, is nog niet zeker. Zijn studiebeurs voorziet in de mogelijkheid zijn visum te verlengen voor een Nederlandse stage of het opzetten van een start-up. Aan de andere kant heeft hij de zekerheid van een terugkeergarantie bij zijn huidige werkgever, die helemaal achter zijn studieplan staat. Leo houdt zijn opties open. Vast staat dat hij iets groots wil bereiken. Een carrière buiten China trekt hem nog het meest. ‘Ik wil geen saai leven’, zegt hij. ‘Ik ben een avontuurlijk type.’

Er is nog een reden dat hij graag in het buitenland blijft. Zijn moeder wil dat hij trouwt en een gezin sticht. Bij thuiskomst zal ze hem proberen te koppelen aan een geschikte vrouw. Leo ziet er als een berg tegenop. Het is niet waarom hij naar Nederland gekomen is, zegt de student, maar het is wel een gunstige bijkomstigheid van een studie in het buitenland: een kans om even te ontsnappen aan verwachtingen van thuis.

Ondertussen probeert hij hier in ­Amsterdam zijn eigen verwachtingen te temperen. De uitslagen van zijn eerste tentamens zijn binnen. Leo doet hard zijn best zich te verzoenen met de uitkomst: hij heeft gemiddeld een 8 gescoord. ‘Het is niet perfect, maar het is voor mij oké’, zegt hij. ‘Echt.’

Als het even later over zijn toekomst gaat, vlamt zijn tomeloze ambitie toch weer op. ‘Ik hoef geen balans tussen werk en privé in mijn leven’, zegt Leo opeens. ‘Ik wil alleen maar een carrière.’

Met medewerking van Grace Qi