Direct naar artikelinhoud
AnalyseKernenergie

Kernenergie heeft de taboesfeer weer verlaten

Kernenergie ging van grote belofte tot volksvijand en weer terug. Klimaatdoelen zijn mogelijk onhaalbaar zonder de bouw van extra kerncentrales, maar de angst voor nucleaire catastrofes is nog altijd springlevend.

De kerncentrale van BorsseleBeeld ANP

Kernenergie leek als een vat nucleair afval onder een dikke laag beton begraven. Een herinnering aan vervlogen tijden, toen hippies rondreden in Volkswagenbusjes met gele ‘Kernenergie, nee bedankt!’-stickers, en grimmige krakers in leren jacks en met bromfietshelmen op slag voerden om de kerncentrale bij Dodewaard.

Maar kernenergie is helemaal terug. Zondag trok tv-presentator Arjen ­Lubach nucleaire energie ‘uit de taboesfeer’ als enige manier om de opwarming van de aarde tijdig te stoppen. Een dag later pleitte VVD-leider Klaas Dijkhoff in vrijwel dezelfde bewoordingen voor de bouw van nieuwe centrales. Volgens een peiling van EenVandaag zou 54 procent van de Nederlanders voor kernenergie zijn, 35 procent tegen. Van de jaren zeventig tot 2010 was altijd een meerderheid tegen kernenergie, constateerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in 2010.

In de jaren vijftig gold nucleaire energie als een grote belofte. In Rotterdam en Amsterdam werden tentoonstellingen over ‘het Atoom’ gehouden, in Brussel verrees in 1958 het Atomium, monument voor een nieuw tijdperk van onuitputtelijke energie en oneindige economische groei. Walt Disney maakte er een film over, Onze vriend het atoom.

De omslag kwam in de jaren zeventig, toen de twijfel groeide over een industrieel model van eindeloze groei ten koste van de natuur. De zorg om het milieu raakte verknoopt met een antikapitalistische visie op de wereld. Weg met groei en consumptie, terug naar de natuur, naar een eenvoudig maar waardevol leven. Bovendien werd kernenergie verbonden met de kernbom, waartegen het verzet eveneens groeide. Zo werd het atoom van vriend tot vijand. In 1979 gaven artiesten als Jackson Browne, Carly Simon, Bonnie Raitt en de Doobie Brothers het concert No Nukes, voor een niet-nucleaire wereld. ‘Geef ons de warme kracht van de zon’, zongen ze in het slotlied, ‘de rusteloze kracht van de wind, de troostende gloed van het haardvuur, maar haal je nucleaire gif weg.’

Tsjernobyl

In Nederland beleefde de antikernenergiebeweging haar hoogtijdagen. In september 1981 deden activisten een poging de centrale van Dodewaard te blokkeren met cement, hout en stenen. De daaropvolgende veldslag met de mobiele eenheid kostte de beweging veel krediet in de publieke opinie. Ze bloedde dood, en het no-nonsensekabinet van premier Lubbers dacht in mei 1986 de bouw van minstens twee nieuwe centrales door de Kamer te loodsen. Juist op dat moment ontplofte in de Sovjet-Unie de reactor van Tsjernobyl. Wekenlang verkeerde Europa in de greep van een radioactieve wolk die zich langzaam over het continent verspreidde.

Uiteindelijk werd de bouw van nieuwe centrales afgeblazen. Door Tsjernobyl, maar ook doordat de prijs van olie en gas inmiddels zo was gedaald dat de centrales niet meer rendabel waren. Het leek de dood van de kernenergie, in elk geval in Nederland.

Aan het begin van de 21ste eeuw kregen de voorstanders van nucleaire energie een nieuwe troef in handen: het klimaat. Juist toen ze weer een beetje moed begonnen te krijgen, werd de centrale van Fukushima getroffen door een tsunami. Meteen bleek hoe gevoelig kernenergie nog altijd lag. De Duitse bondskanselier Merkel besloot tot een Energiewende, waarbij kerncentrales gesloten werden en fors zou worden geïnvesteerd in zonnepanelen en windmolens. Tot dusverre zijn de resultaten teleurstellend. De kosten zijn hoog en Duitsland haalt zijn klimaatdoelen niet, mede doordat er nog altijd veel vervuilend bruinkool wordt gestookt.

Nuclear Pride Party

Zo komt kernenergie weer in beeld. De scheidslijn tussen rechts en links lijkt minder scherp te zijn dan weleer. In zijn bestseller Verlichting nu hekelt de toch behoorlijk linkse psycholoog Steven Pinker de terug-naar-de- natuurromantiek van de traditionele milieubeweging, ‘een misantropisch ecologisme dat de moderne mens beschouwt als een verdorven sloper van de planeet’. Hij bepleit een ‘verlicht ecologisme’ dat de planeet respecteert, maar vooral probeert mensen met wetenschappelijke middelen uit hun armoede te verheffen. Daarbij is kernenergie onmisbaar, vindt Pinker. Zo zijn er meer ‘ecomodernisten’ die geloven dat de aarde slechts gered kan worden door nieuwe technologieën in te zetten. Onlangs hielden ze in München een ­Nuclear Pride Fest.

Zo zijn we weer bijna terug bij het vooruitgangsoptimisme van Walt Disney in Onze vriend het atoom. Of het ook echt tot een nucleaire renaissance zal komen, is de vraag. Mensen hebben maar een klein zetje nodig om tegen kernenergie te zijn, stelde het SCP in 2010. Nucleaire energie roept diepe angsten op, voor onzichtbare radioactieve wolken, voor een catastrofe die zoveel angstaanjagender is dan een reeks kleine ongelukken, voor afval dat nog radioactief blijft als we al lang dood zijn. Kernenergie is ‘alsof je een zondagsrijder in een Ferrari zet’, zei minister van Milieu Pieter Winsemius ooit. Weinig andere technologieën belichamen zo sterk de angst voor de tovenaarsleerling die zijn vinding niet meer beheerst.

Koudwatervrees, vindt Pinker: ‘Het team dat de wereld schone energie in overvloed bezorgt, zal de mensheid meer ten goede komen dan alle heiligen, helden, profeten, martelaren en laureaten uit de hele geschiedenis bij elkaar.’