Direct naar artikelinhoud
AchtergrondVerdwenen vaders

Voor deze generatie kinderen kwam het co-ouderschap te laat: de vader verdween na een scheiding uit beeld

Bij de eerste grote scheidingsgolf vanaf de jaren zeventig verdween één op de vijf vaders buiten beeld, blijkt uit een groot onderzoek onder hun nu volwassen kinderen. ‘De loyaliteit sloeg door naar één kant.’

Samantha Hamer (31), dochter van gescheiden ouders, heeft geen contact meer met haar vader.Beeld Freek van den Bergh

‘Hij kwam langs voor mijn 7de verjaardag. Toen hij wegging, zei hij: ik zie je binnenkort.’ In werkelijkheid zou het achttien jaar duren voordat Samantha Hamer uit het Zeeuwse Scherpenisse haar vader weer zou zien. Haar ouders waren een paar jaar eerder gescheiden. Het verhaal van Hamer is er één uit vele: 20 procent van de nu volwassen kinderen heeft geen contact meer met hun vader.

Dat blijkt uit een groot onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar de relatie van kinderen met hun gescheiden ouders en stiefouders. In het onderzoek werden meer dan zesduizend kinderen van gescheiden ouders tussen de 25 en 46 jaar ondervraagd over de relatie met hun biologische ouders en hun nieuwe partners na een scheiding. Daarnaast namen ruim negenduizend ouders aan het onderzoek deel.

De onderzoekers kozen deze generatie omdat juist zij de zogeheten ‘scheidingsgolf’ heeft meegemaakt. In 1971 was de toename van scheidingen al ruim onderweg, een realiteit die dat jaar verder een impuls kreeg door een liberale wet.

‘Dat het contact met de vader een op de vijf keer werd verbroken, vonden we een opvallend veel’, zegt Matthijs Kalmijn, gezinssocioloog en demograaf aan de Universiteit van Amsterdam en initiatiefnemer van het onderzoek. ‘Een hele groep vaders is uit beeld verdwenen na een echtscheiding. Je zou kunnen zeggen dat het probleem nu deels is verholpen, onder meer door de mogelijkheid van het co-ouderschap. Maar voor een hele generatie kinderen en vaders kwam die optie te laat. Daar zit dus zeker wat leed.’

‘Over mijn afwezige vader dacht ik altijd: wat je niet kent, mis je het ook niet. Maar je mist toch iets’, zegt Hamer, nu 31 en student sociaal-pedagogische hulpverlening. ‘Wat ik niet bij mijn vader vond, zocht ik bij anderen. Zo had ik vaak een nieuw vriendje. Als ik maar aardig genoeg doe, dacht ik, gaan ze niet weg.’

Toen Hamer 25 was, probeerde ze opnieuw contact te maken. ‘Ik zag zijn profiel op Facebook en impulsief stuurde ik hem een berichtje. We spraken af in een café. Maar hij zei niet één keer sorry en begon onmiddellijk mijn moeder zwart te maken. Toen was het voor mij klaar.’

Dat de vader vaak uit beeld verdwijnt, komt meestal doordat een meerderheid van de kinderen opgroeit bij hun moeder. Dat fenomeen werd door de jaren heen minder, maar kinderen in zowel de jongere als de oudere generatie uit het onderzoek woonden vaker bij hun moeder.

Ook Anke Velstra (36) uit Leeuwarden ging na de scheiding van haar ouders, op haar zevende, bij haar moeder wonen. ‘In de beginperiode was er gewoon een omgangsregeling tussen mijn vader en de kinderen. Maar ik merkte dat er veel verdriet en boosheid bij mijn moeder zat. Als kind wil je graag loyaal zijn aan beide ouders, maar dat kan niet. De loyaliteit sloeg door naar één kant: ik woonde immers bij mijn moeder.’ Hoewel haar vader niet zonder succes rechtszaken aanspande om het contact te herstellen, was de uitkomst dat zij en haar jongere broer en zus hem na een jaar of vier niet meer zagen.

‘Of de vader ook na de scheiding betrokken blijft bij het kind, is sterk afhankelijk van zijn rol tijdens het huwelijk’, zegt Anne-Rigt Poortman, gezinssocioloog aan de Universiteit Utrecht, gespecialiseerd in co-ouderschappen. Net als Kalmijn constateert Poortman dat de huidige generatie kinderen van een scheiding in een andere wereld leeft dan toen. ‘Vaders zijn veel meer betrokken bij de opvoeding. In de wetgeving, maar ook in de publieke opinie is veel meer nadruk komen te liggen op een gelijkwaardig ouderschap, ook na een scheiding.’ Maar, benadrukt Poortman: ‘Hoe meer conflict er is, hoe kleiner de kans op een co-ouderschap of gelijksoortige regeling, want dan moet je elkaar blijven zien.’

Na een mislukte poging om het contact met haar vader te herstellen, kwam Velstra drie jaar geleden toch weer bij haar vader uit. ‘Uit een familieopstelling (therapie die uitgaat van de plek die een persoon in een gezin of familie inneemt, red.) werd snel duidelijk dat, als ik mijn problemen wilde oplossen, ik mijn vader nodig had. Kort daarna hebben we samen gegeten en veel dingen uitgepraat. We bleken heel erg op elkaar te lijken.’

Velstra begeleidt nu zelf mensen bij familieopstellingen. De omgang met haar vader is genormaliseerd. Haar ouders kunnen niet altijd makkelijk met elkaar overweg, zegt Velstra, die nu zelf kinderen heeft: ‘Als er een familieaangelegenheid is, nodig ik ze beiden uit. Het is aan hen hoe ze daarmee omgaan. Het is niet mijn taak om de vrede te bewaren.’