Direct naar artikelinhoud
Nieuws

Facebookpost met ‘ugh’, ‘ik’ of ‘pijn’ mogelijke aanwijzing voor depressie

Mensen die dreigen in een depressie te belanden, geven hiervoor mogelijk aanwijzingen in hun Facebookberichten. Hun posts kunnen daarom bruikbaar zijn om eerder en beter diagnoses te stellen, schrijven Amerikaanse wetenschappers in vakblad PNAS.

De ingang van het hoofdkantoor van Facebook in Californië.Beeld AFP

Veel depressiepatiënten lopen volgens hen rond zonder juiste diagnose, laat staan goede medische behandeling. Dat terwijl depressie met 300 miljoen patiënten wereldwijd een van de ziektes is met de grootste maatschappelijke impact, aldus de Wereldgezondheidsorganisatie.

Zijn de enorme hoeveelheden data die mensen van zichzelf achterlaten op sociale media niet bruikbaar om mensen die depressief worden op te sporen? Om die vraag te beantwoorden, bekeken de onderzoekers de Facebookgeschiedenis van 683 patiënten die zich hadden gemeld bij de spoedeisende hulp. 114 van hen werden gediagnosticeerd met een depressie. Een algoritme zocht in deze Facebookberichten naar verschillen tussen de mensen die uiteindelijk depressief werden en mensen die dat niet werden.

Huilen, ugh en pijn

Patiënten die later een depressie kregen, gebruikten gemiddeld meer woorden als ‘huilen’, ‘ugh’ en ‘pijn’. Ook schreven ze vaker in de ik-persoon. De kans dat het algoritme hiermee een depressie correct voorspelde, was hoger dan de kans dat het vals alarm gaf. Het werkt ongeveer net zo goed als huidige screeningmethodes met vragenlijsten, volgens de onderzoekers.

Het is niet zo dat er nu een kant-en-klaar programma klaarligt dat wereldwijd depressies kan voorspellen, verduidelijkt Marieke Wichers, hoogleraar emotieregulatie bij UMC Groningen. ‘De enige opties waren hier: naar de spoedeisende hulp voor een depressie of naar de spoedeisende hulp voor iets anders. Een echte populatie is veel complexer. En zelfs nu is de voorspelling nog niet top. Er is een behoorlijke kans dat het algoritme iemand verkeerd inschat.’ In combinatie met andere gegevens is het ooit misschien wel toepasbaar, denkt ze.

Psychiater Eric Ruhe van het Radboudumc denkt er net zo over. Als hoofdonderzoeker van het SMARD-project bestudeert hij de mogelijkheid om een smartphone-app te bouwen die een terugval bij depressiepatiënten ziet aankomen. Als iemand minder beweegt en meer op zijn telefoon zit, kan dit bijvoorbeeld een aanwijzing zijn. De inhoud van getypte berichten is geen onderdeel van het project, maar het Amerikaanse onderzoek toont volgens hem aan dat dit ooit mogelijk wel kan.

Er zijn ook minder nobele toepassingen van zo’n algoritme denkbaar, stelt Ruhe. ‘Stel dat Facebook zelf zoiets loslaat op zijn data. Dan zou het gericht advertenties kunnen sturen voor bijvoorbeeld antidepressiva of een klinische psychologenpraktijk. Het laat weer zien dat bedrijven als Facebook enorm veel persoonlijke kennis van ons kunnen krijgen via data, en dat we goed moeten nadenken over hoe we daarmee omgaan.’