Direct naar artikelinhoud
ReportageSchevenings Nieuwjaarsvuur

Hoe de Scheveningse bouwers hun geliefde nieuwjaarsvuur proberen te redden

Op het strand van Scheveningen is de voorbereiding voor een nieuwjaarsvuur in volle gang.Beeld ANP

Na de vonkenregen in Scheveningen doen de bouwers er alles aan om hun geliefde nieuwjaarsvuur te redden. En het zou ze best eens kunnen lukken. 

De sfeer in buurtcentrum De Nieuwe Vonk in Scheveningen staat op het punt van omslaan als vreugdevuurbouwer Dennis Rog met zijn onvervalste Haagse tongval een buurtbewoner smekend toespreekt. De man heeft zich als verstekeling in de zaal journalisten gemengd en weigert te vertrekken.

‘Alstublieft meneah’, zegt Rog, terwijl hij zijn hand vriendelijk op de schouder van de man legt, ‘verlaat gewoon de zaal, dan beloven we na de bijeenkomst met u te praten.’

Het is woensdagavond 2 januari, twee dagen nadat een regen van brandend houtskool van het Scheveningse nieuwsjaarsvuur is neergedaald op het vissersdorp en daarbij huizen, auto’s en fietsen heeft beschadigd. De bouwers van het vuur houden in het buurtcentrum een persconferentie ‘om uitleg te geven naar het land toe en de bewoners van Scheveningen rustig te houden’.

Achter in het zaaltje staan ze, zo’n dertig vooral jonge mannen die tussen Kerst en Nieuwjaarsnacht de pallets op het Scheveningse strand stapelden. Ze werkten in ploegendiensten, soms naast hun gewone werk als schilder of installateur, zodat ze zelfs het holst van de nacht konden benutten om de strijd met hun concurrenten uit Duindorp te winnen.

Velen van hen dragen trainingsbroeken en petjes, sommigen hebben tatoeages tot in hun nek. Een van hen maakt geen geheim van de reden van zijn komst: ‘We zijn hier gewoon omdat we ons vuur willen houden.’

Taai

De buurtbewoner, voorzitter van wijkoverleg Scheveningen-dorp Jan Lautenbach, blijkt taai. Terwijl de dertig bouwers elkaar vermanend toespreken – ‘rustaagh man, dat hadden we toch afgesproken’ – houdt hij star vol. ‘Meneah’, zegt Rog op ingehouden toon, in een laatste poging de man te vermurwen, ‘we hebben met burgemeester Krikke afgesproken dat we hier nu geen discussie willen. Naar haar toe moeten we toch respect tonen, want zij regeert deze stad.’

In dit zaaltje in buurtcentrum De Nieuwe Vonk ontvouwt zich een opmerkelijk tafereel. Jongemannen met een ruig randje doen hun uiterste best elkaar in het gareel houden in een poging dat wat hun lief is – het jaarlijkse vreugdevuur op het strand – te redden. Ze zeggen alle medewerking toe aan onderzoeken naar de mogelijke oorzaken van de vonkenregen. En ze bellen de politie om een ongewenste gast te laten verwijderen, terwijl dat doorgaans een kolfje naar hun eigen hand zal zijn.

Ziehier het resultaat van jarenlange pogingen om de destructieve nieuwjaarscultuur die Den Haag van oudsher kent, te kanaliseren. Om die reden zal burgemeester Pauline Krikke (VVD) het vreugdevuur in Scheveningen, en dat van concurrent Duindorp, komend jaar vermoedelijk niet verbieden. Dit is zoals het beperken van risico’s in de polder kan gaan.

Een politiebusje bij het vreugdevuur in Scheveningen op 1 januari.Beeld REUTERS

Berucht

Oud en Nieuw heeft bijna in het hele land een lange geschiedenis van branden, dronkenschap en opstootjes. Maar geen stad is er zo berucht om als Den Haag. Halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw verschenen er al berichten in de Haagsche Courant dat het rond Nieuwjaar compleet uit de hand was gelopen. In de volkswijken van Den Haag en Scheveningen probeerden concurrerende groepjes jongeren elkaar af te troeven met zo hoog mogelijke vuren. Ze maakten stapels van kerstbomen, autobanden en soms zelfs brommers. Ruiten sprongen van de hitte, brandweerlieden werden bekogeld.

‘Die oudejaarsonrust heet in de literatuur wel het gereformeerde carnaval, omdat het gewone volk, net als tijdens het katholieke carnaval, even geen enkele boodschap heeft aan het gezag’, zegt Hagenees en emeritus hoogleraar sociale geschiedenis Wim Willems.

Zelf deed Willems in de jaren zestig ook mee met ‘kegsbauhme râusûh’,  het verzamelen en verstoppen van kerstbomen en ander brandbaar materiaal. Een fenomeen waar ook zijn leeftijdsgenoot Harrie Jekkers liefdevol naar terugverlangt in zijn klassieker O, o Den Haag – ‘vooral die autobanden rookten fijn’. Groepen uit andere buurten meed Willems destijds: ‘Want bij confrontaties werd vaak met fietskettingen geslagen. Sommigen hadden ook stiletto’s.’

Opeenvolgende burgemeesters en politiecommissarissen probeerden grip op de zaak te krijgen. Dan weer met harde hand, dan weer door plaatsen aan te wijzen waar de vuren ‘gecontroleerd’ gehouden mochten worden. Soms zelfs onder begeleiding van de politiekapel. Maar rustiger werd het nooit. In de behoefte er elk jaar een schepje bovenop te doen, moest ook de politie het steeds heviger ontgelden. Tot het gooien van molotovcocktails aan toe.

De opbouw van het vreugdevuur in Scheveningen.Beeld ANP

Naar het strand

In de hoop de onrust en schade in de stad wat te beperken, besloot de gemeente de vuren vanaf 1990 alleen nog toe te staan op het strand. Vertegenwoordigers van de Scheveningse buurten en straten gingen akkoord, onder de voorwaarde dat er geen beperkingen aan de hoogte zouden zijn. In veel straten en buurten bleek al snel onvoldoende animo, zodat er uiteindelijk twee vuren overbleven: dat van Scheveningen op het Noorderstrand en dat van Duindorp op het Zuiderstrand.

Als georganiseerde traditie is de strijd om het grootste strandvuur zeker succesvol te noemen. Wanneer de bouw op Tweede Kerstdag van start gaat, lopen honderden Scheveningers en Duindorpers uit om hun buurt te steunen. Kinderwagens en rolstoelen worden het strand op geduwd. In 2014 wordt het Scheveningse vreugdevuur zelfs op de lijst met ‘immaterieel erfgoed’ geplaatst.

‘Het bouwen is een virus waarmee je besmet raakt’, zegt Dennis Rog woensdagavond als hij op de stoep voor De Nieuwe Vonk een sjekkie aansteekt. ‘De saamhorigheid onder de bouwers is geweldig. Jongens die voor de eerste keer op de stapel staan, zeggen direct: volgend jaar weer.’

Schade op de Boulevard door vliegende vonken afkomstig van het grote vreugdevuur op het strand.Beeld ANP

Het vuur is voor veel ‘echte’ Scheveningers en Duindorpers ook een vertrouwd ankerpunt in een tijd waarin ze zich bedreigd voelen. In de Volkskrant vertelden de bouwers van Duindorp twee jaar geleden hoe het door de komst van ‘yuppen’ en ‘buitenlanders’ steeds lastiger wordt voor ‘echte Duindorpers’ om in hun wijk te blijven wonen. Ze zijn bang dat hun buurt de Schilderswijk achternagaat. ‘Dat was toch ook een leuke volkswijk? En moet je nu zien met die buitenlanders en dat multiculturele.’

Ook vanuit de gemeente bezien zijn de strandvuren een succes gebleken. De schade elders in de stad is aanzienlijk verminderd. Brandend materiaal jatten en verslepen naar het vuur schiet bovendien niet op als je binnen enkele dagen de grootste stapel wil hebben. Met hulp van sponsors kopen de buurtbewoners tegenwoordig volle vrachtwagens op bij bedrijven in het hele land. ‘Vooral Amerikaanse pallets, die zijn lekker licht en stapelen goed’, zegt Peter van Zaanen, die verantwoordelijk is voor het vinden van sponsors.

Maar die steeds serieuzere organisatie levert ook weer nieuwe veiligheidsrisico’s op. In 2010 viel een van de organisatoren 8 meter naar beneden. Zijn val werd gebroken door een paar pallets en hij kwam er relatief ongedeerd vanaf – zijn bijnaam in de wijk is inmiddels ‘The Flying Dutchman’. Tijdens de jaarwisseling van 2013 op 2014 viel een deel van de brandende stapel om – dit leverde geen schade op.

Daarna vroeg de gemeentebureau Efectis om te onderzoeken wat de risico’s van omvallen, rook en hitte kunnen zijn voor de bouwers, omstanders en de gebouwen rondom het vuur. Op basis van dat rapport maakte burgemeester Jozias van Aartsen afspraken met de bouwers over de maximale omvang, hoogte en bouwtijd van de vuurstapel.

‘Onaanvaardbaar risico’

De bouwers tekenden elk jaar morrend het convenant, maar in het heetst van de strijd om de grootste en hoogste stapel kwam er vaak weinig van de afspraken terecht. Het leidde ertoe dat burgemeester Van Aartsen in 2016 in een brief aan de gemeenteraad schreef dat de vuren een ‘onaanvaardbaar veiligheidsrisico opleveren’. Maar ook dat jaar sloot hij weer een nieuw convenant, waarbij een maximale hoogte van 35 meter en een volume van 10 duizend kubieke meter werd afgesproken.

Burgemeester Krikke vergaat het eigenlijk niet anders. ‘De jaarwisseling blijft een bijzondere en potentieel gevaarlijke nacht’, schrijft zij in haar evaluatie van de jaarwisseling van 2017-2018. ‘De vuurstapels op Scheveningen zitten – mede door de onvoorspelbaarheid van het weer – op het uiterste van wat op een verantwoorde manier mogelijk is.’ Ook voor 2018-2019 gelden dus dezelfde hoogte en omvang als voor eerdere jaren.

Al op 29 december 2018 is die maximale omvang in Duindorp in zicht, stelt een landmeter namens de gemeente als hij die dag de omvang van de stapels opmeet met professionele landmeetapparatuur. De Duindorpers mogen geen pallets meer aanvoeren. De Scheveningers krijgen een dag later dezelfde mededeling. Wat al op het strand staat mogen zij er nog op leggen, de drie vrachtwagens die onderweg zijn met een volgende lading moeten rechtsomkeert maken.

Maar in de nacht van 30 op 31 december wint de strijdlust het toch weer van het convenant. Zeker in Duindorp, waar de organisatie stiekem nog een lading pallets laat bezorgen. Beide groepen bouwen intussen nog smalle torentjes met grote vlaggen boven op de solide stapel die eerder onder toezicht van de autoriteiten is opgebouwd.

De gemeente is in de vroege morgen van Oudjaar not amused als bij de meting blijkt dat beide stapels ruim te hoog zijn. Maar na overleg tussen de gemeente, brandweer en politie wordt besloten dat de stapels veilig kunnen worden ontstoken als de hekken rondom het vuur iets verder uit elkaar worden gezet.

Vliegvuur

De brandende stapels blijven die nacht netjes overeind staan. Maar er doet zich wel een ander fenomeen voor. In de fik van Scheveningen ontstaat ‘vliegvuur’: tornado’s van brandend gas die grote stukken houtskool de lucht inzuigen. Met de westenwind daalt de brandende houtskool vervolgens neer op het dorp. Dit is een natuurverschijnsel waarvan bureau Efectis heeft gezegd dat de kans dat het zich voordoet ‘verwaarloosbaar’ is.

De hoogte van de brandstapel is voor het ontstaan van vliegvuur eigenlijk niet zo relevant, zegt veiligheidshoogleraar Ira Helsloot daags na de vonkenregen. ‘Daarvoor zijn eerder de massa, zuurstoftoevoer en hitte van de vuurstapel van belang.’

Maar in de discussie over de verantwoordelijkheid voor de vonkenregen is de hoogte wel het belangrijkste discussiepunt. ‘De bouwers hebben de afspraken met voeten getreden’, zegt een boze burgemeester Krikke tijdens een persconferentie op Nieuwjaarsdag. Over haar eigen rol daarin houdt zij zich op de vlakte, ze heeft een onafhankelijk onderzoek aangekondigd.

Haagse bluf

De mannen van het Scheveningse vuur stellen wel dat zij zich ‘steeds aan alle afspraken met de gemeente hebben gehouden’. Het verhaal dat de stapel 48 meter hoog zou zijn, berust op een ouderwets staaltje Haagse bluf. ‘Dat heb ik voor de grap over de telefoon gezegd tegen iemand van Duindorp om ze een beetje te dollen’, zegt Peter van Zaanen met een schuldbewuste glimlach. Het hoogste kampvuur ooit was 47 meter.

‘Die tornado’s heeft niemand kunnen voorzien en als we wisten dat die kans er was, hadden we de stapel natuurlijk nooit aangestoken’, zegt ook Peter van Zaanen. ‘We wonen zelf in Scheveningen, we gaan toch niet ons eigen dorp in de fik steken.’ Zelf is hij ‘na al deze ellende’ wel klaar met het vreugdevuur. ‘Dit was mijn laatste jaar.’

Medeorganisator Dennis Rog is strijdbaarder: ‘Wij gaan in gesprek met de gemeente en zullen alle registers opentrekken voor een veilig vuur volgend jaar. Het is traditie. Saamhorigheid. Traditie is traditie.’

Natuurlijk klinkt de kritiek dat Krikke zou zwichten voor onbetrouwbare bouwers als ze de vuren volgend jaar weer zou toestaan. Maar zelfs onder veel gedupeerden in Scheveningen bestaat begrip voor die afweging.

‘Vroeger had je op elke straathoek vuurtjes met veel schade aan de straten en het meubilair’, zegt buurtbewoner Rob Spaans. Hij zag de regen van gloeiende kolen neerdalen op zijn bedrijfsauto’s. Maar verbieden? Nee, daar is hij niet voor. ‘De vuurstapels moeten volgend jaar misschien minder hoog of meer richting zee worden gebouwd. Het moet anders, maar ze moeten wel iets hebben.’