Direct naar artikelinhoud
reconstructierembrandt-ruzie

De controverse rond ‘kavel 122’: een reconstructie van de twist tussen Sander Bijl en Jan Six

Niet één, maar twee Rembrandts heeft Jan Six ontdekt - zo maakt hij op 14 september bekend in de Volkskrant. Intussen stelt medekunsthandelaar Sander Bijl in NRC dat Six hem heeft bedrogen bij de aankoop van Portret van een jonge man. Wat is er precies gebeurd?

en
Foto Portret van een jonge man: René Gerritsen.Beeld Philip Lindeman

1.

Op een decemberavond in 2017 whatsappt Sander Bijl, kunsthandelaar in oude meesters te Alkmaar, met Jan Six, kunsthandelaar in oude meesters te Amsterdam. Ze wisselen nieuwtjes uit over potentiële transacties en kletsen over oudere collega’s in het vak. De defaitistische houding van deze vroegere generatie zint de twee, elk eind 30, maar weinig. Haar eeuwige geklaag over de ‘zwakke markt’ – ze vinden het slopend voor het vertrouwen van potentiële kopers.

‘MrBijl’, geruststellend: ‘Gewoon je eigen markt maken.’

‘Jan Six 11de’: ‘Tijd voor een nieuwe ontdekking.’

2.

Six heeft op dat moment al twee spectaculaire ontdekkingen gedaan, zo leert de buitenwereld in het jaar daarna. Op 15 mei 2018 presenteert hij de eerste: Portret van een jonge man, een heuse Rembrandt; de toeschrijving ­ervan wordt erkend door de alom geachte Rembrandt-­expert Ernst van de Wetering. NRC Handelsblad krijgt de primeur, ’s avonds volgt de onthulling van het doek bij het tv-programma Pauw. De vondst, die gepaard gaat met een grootscheepse media­campagne (Six’ vriendin is hoofd pr bij uitgeverij Prometheus en dacht mee over de strategie), spreekt tot de verbeelding. In bijna vijftig jaar is nauwelijks een onbekend schilderij toegevoegd aan het oeuvre van Rembrandt van Rijn (1606-1669), en nu vindt uitgerekend Jan Six XI, nazaat van de door Rembrandt geportretteerde Jan Six I, een nieuwe.

Het kunstminnend publiek wil er alles van weten. Dertig­duizend mensen tijgen naar de Hermitage Amsterdam om de gekantkraagde jongeling, vermoedelijk een fragment van een dubbelportret, te aanschouwen. Van het door Six geschreven boek over de ontdekking, verschenen bij Prometheus op de dag van de onthulling, zullen 23 duizend exemplaren worden verkocht.

Een paar maanden later doet Six de wereld opnieuw versteld staan. Hij blijkt nóg een Rembrandt te hebben ontdekt, al voor de vondst van Portret van een jonge man. Dit schilderij, Laat de kinderen tot mij komen, is kunsthistorisch gezien misschien nog wel belangrijker: het is een ambitieus doek uit de vroege periode van de schilder, toen hij nog in Leiden woonde.

Die onthulling, op 14 september, is echter niet het enige onderwerp waarover Six wordt bevraagd als hij ’s avonds opnieuw aanschuift bij Pauw. Een dag ervoor is hij in NRC Handelsblad van bedrog beticht door collega Sander Bijl. Die stelt dat Six dubbelspel heeft gespeeld bij de aankoop van Portret van een jonge man, bijna twee jaar eerder. Six zou Bijl in de waan hebben gelaten dat ze samen gingen bieden, opdat Bijl niet op eigen initiatief een poging tot bemachtiging zou doen en op zoek zou gaan naar investeerders (met als mogelijk gevolg een bidding war op de veiling). Ernst van de Wetering beëindigt kort daarna ­publiekelijk de vriendschap met Six.

Het is het soort rel waarvan men in de kunstwereld on the record zegt te gruwen, maar waarover men ondertussen niet uitgepraat raakt. Er worden zijden gekozen. Six, vinden zijn critici uit de kunsthandel, schond een erecode. Diens intimi spreken daarentegen van karaktermoord – het begrip trial by media ligt hen in de mond ­bestorven. Wat gebeurde er nu precies tussen de twee in die novembermaand van 2016? Een reconstructie op basis van toentertijd gevoerde correspondentie en toelichtingen.

3.

Eerst even over de partijen zelf: er bestaan overeenkomsten tussen Jan Six (1978) en Sander Bijl (1979), maar de verschillen zijn groter. Ze hebben beiden hun kunsthandel vanaf de grond opgebouwd, en worden beiden beschouwd als grote talenten – maar verder zijn het heel andere typen.

Sander Bijl is de meer mondaine van de twee, een lange, goedhartige man. Hij doet aan kickboksen. Hij rijdt in een auto waarin je kunt wonen. Hij heeft niet gestudeerd. Hij werd geschoold aan huis: van kinds af aan keek hij mee in het restauratieatelier van zijn vader, Martin Bijl. Eind jaren negentig was hij een tijdje model; later beproefde hij zijn geluk op de kunstmarkt. Zijn doorzettingsvermogen werd beloond. Hij verkocht onder meer een schilderij aan de National Gallery of Arts in Washington en verwierf een plek op de prestigieuze Maastrichtse kunstbeurs Tefaf, als jongste standhouder ooit. Zijn leven is amper veranderd. Hij heeft nog steeds dezelfde vrienden en woont nog altijd in Alkmaar, in een huis grenzend aan het restauratieatelier van zijn vader.

Six is uit ander hout gesneden, een Mulischiaanse figuur, autarkisch middelpunt van zijn zelfgecreëerde ­mythe. Hij is het soort man met wie men graag bevriend wil zijn – en hij weet dat. Hij is studieus en erudiet. Hij bezit 2 meter boeken over Rubens, en 20 over Rembrandt. Hij is een telg uit een prominent, kunstminnend koopmansgeslacht en groeide op in een kolossaal pand aan de Amstel. Als kind speelde hij onder de oude meesters. Zijn achternaam bracht hem (naar eigen zeggen) veel. Na jaren bij Sotheby’s in Londen te hebben gewerkt, werd hij op z’n 29ste hoofd Oude Meesters bij het filiaal van het veilinghuis in Amsterdam, als jongste op die ­positie ooit.

3.
Beeld Philip Lindeman

Zijn herkomst kent ook een schaduwzijde. Ze gaf Six vaak het gevoel dat hij meer werd geapprecieerd vanwege zijn stamboom dan om zijn kwaliteiten, bekent hij. Zijn ­recente ontdekkingen zijn daardoor meer dan louter een financiële triomf. Ze zijn ook Six’ bewijs aan de wereld dat hij, in eigen woorden, ‘het oog’ heeft – op eigen kracht belangrijke ontdekkingen kan doen.

Zoals bij een vechtscheiding verschilt zijn verhaal van dat van zijn collega. Over de aanvang ervan is men het bijvoorbeeld niet eens. Volgens Sander Bijl was die op 9 december 2016, toen Six hun afspraak schond om samen op Portret van een jonge man te bieden. Volgens Six echter, zijn de twee Rembrandts met elkaar vervlochten (zoals hij ook stelde bij Pauw), en moeten we daarom verder terug. Naar 17 mei 2014. Toen er een veiling was. Bij Lempertz, in ­Keulen.

4.

Daar koopt een Britse investeerder op aanraden van Six voor 1.525.000 euro het schilderij Laat de kinderen tot mij komen. Wie deze investeerder is, wil Six niet zeggen (het prijsgeven van informatie over zakelijke relaties kan nadelig zijn voor toekomstige onderhandelingen, stelt hij) en valt evenmin te achterhalen: veilinghuizen maken de identiteit van klanten niet openbaar. Het doek, een ­bijbelse voorstelling, werd aangeboden als van de hand van een ‘Nederlandse meester midden 17de eeuw’, maar Six vermoedt dat het werk zwaar is overschilderd. Hij herkent in een figuur boven Christus een zelfportret van de jonge Rembrandt en beschouwt het schilderij daardoor als een origineel. Enkele maanden later sluit Ernst van de Wetering zich bij Six’ mening aan.

Six en de investeerder kiezen in samenspraak met de Rembrandt-expert voor de meest rigoureuze restauratie: alle overschilderingen zullen worden verwijderd. Daarvoor trekken ze een Londense restaurator aan, die begint met ‘krabben’ – het afschrapen van microscopische porties verf van het doek. De opdracht blijkt ingewikkeld – hoe ver krab je door? wanneer zit je een laag te diep? – en de vorderingen stemmen Van de Wetering ontevreden. ­Begin 2016 adviseert hij om het werk te laten overnemen door iemand die beter uit de voeten kan met een monsterkarwei als dit: Martin Bijl, restaurator te Alkmaar, vader van Sander Bijl en mede-eigenaar van diens kunsthandel.

4.
Beeld Philip Lindeman

Bijl senior (1954) is een bekende in zijn vakgebied. Hij leidde tien jaar lang de afdeling restauratie in het Rijksmuseum en heeft daarnaast sinds 1980 een eigen atelier. Hij knapte onder meer veel Rembrandts op; zijn relatie met Van de Wetering gaat decennia terug. Wanneer Six hem benadert, schat hij in dat hij met een dag krabben per week 2,5 jaar nodig heeft. Na een eerste test waarschuwt hij dat het veel langer kan gaan duren. Tijd speelt inmiddels een rol: Six wil het gerestaureerde doek onthullen op een tentoonstelling over het vroege oeuvre van Rembrandt in Museum De Lakenhal in Leiden, die wordt geopend in ­oktober 2019.

Hij heeft echter z’n twijfels bij Bijl senior. De restaurator lapte ooit een schilderij op uit de collectie-Six, Portret van Anna Six-Wijmer, en over het resultaat daarvan was hij ontevreden. Later is de restauratie door een ander overgedaan. Volgens Martin Bijl was de restauratie een haastklus. Hij kreeg minder dan twee maanden om het portret presentabel te maken voor de Tefaf in 2006, waar het geëxposeerd werd. Van ontevredenheid nadien was volgens Bijl geen sprake. Negen maanden later stuurde de vader van Jan Six hem een nieuwjaarskaart: ‘Veel dank voor alle goede zorgen in 2006.’

Ondanks zijn reserves gaat Jan Six met de restaurator in zee.

Die stuurt een voorstel over de beloning. Bij twee klussen die Bijl senior eerder voor een groot veilinghuis verrichtte, kreeg hij naar eigen zeggen een percentage van de hamerprijs. Laat de kinderen tot mij komen, taxeert de ­restaurator, zal na behandeling en met een toeschrijving aan Rembrandt tussen de 10 en 15 miljoen euro waard zijn. Hij vraagt een vergelijkbaar percentage dat een aanzienlijke som geld zou opleveren.

Six is ontzet over het voorstel. Martin Bijl is geen handelaar, redeneert hij, maar een restaurator en die worden ­betaald per uur. Ook Ernst van de Wetering toont zich verbolgen. In een e-mail aan Bijl (van 4 mei 2016) suggereert hij dat de restaurator een ‘ander financieel beleid’ voert sinds zoon Sander in de kunsthandel is gegaan. De Rembrandt-expert dreigt zich uit het project terug te trekken: ‘Dat zou ook kunnen betekenen dat onze, mij zo dierbare vriendschap gevaar loopt, hetgeen ik heel erg zou betreuren. Maar mijn persoonlijke integriteit is mij meer waard dan wat dan ook en op die manier heb ik mijn vak als kunsthistoricus gezien en jouw vak als restaurator.’

Martin Bijl reageert gebelgd op het verwijt dat hij zich persoonlijk zou verrijken. Dat is een ‘gotspe’, meent hij, nu de waarde van het doek door de voltooiing van de restauratie ‘minimaal’ gaat ‘verzesdubbelen’. Het is, stelt hij, een complexe opdracht waarvoor hij beloond mag worden: zijn voorganger, ‘een van de betere restauratoren’, heeft niet kunnen voorkomen dat er ‘ernstige schade’ is aangericht aan de originele schildering doordat er te veel verf is weggehaald (Six betwist dit).

Inmiddels heeft de Britse investeerder op advies van Six het schilderij doorverkocht aan een ‘familiefonds’. Six belooft beide partijen dat hij de restauratie blijft begeleiden. Aan Martin Bijl meldt hij dat die geen aandeel kan vragen, omdat het schilderij inmiddels ‘niet meer op de markt is’. De twee spreken vervolgens af dat Bijl een half jaar lang zal restaureren, twee dagen per week. Hij krijgt daarvoor een uurloon. Mochten de partijen daarna met elkaar doorgaan dan zal hij een hoger tarief rekenen, kondigt Bijl ­alvast aan.

Wanneer Six Laat de kinderen tot mij komen kort daarna bij de restaurator aflevert, vraagt hij hem het werk daaraan geheim te houden, ook voor zoon Sander, wel­beschouwd een concurrent. Aan dat verzoek kan hij niet voldoen, stelt Bijl. Zijn zoon woont immers naast zijn restauratieatelier en loopt voortdurend binnen. Maar Martin Bijl garandeert dat hij noch zijn zoon iets aan derden zal doorvertellen over de Rembrandt. Kort daarna complimenteert Sander Bijl Six met de vondst.

5.

Een maand of vijf later, op 27 november 2016, toont Six aan Ernst van de Wetering een plaatje van een schilderij van een 17de-eeuwse jongeman met forse kin en halflang laar. Het zal twee weken later als kavel 122, Portret van een jonge man, worden geveild op de ochtendveiling bij Christie’s in Londen. Verwachte opbrengst: rond de 20 duizend euro. Volgens het veilinghuis, dat weinig onderzoek lijkt te hebben gedaan, gaat het om een werk uit de kring van Rembrandt. Six ziet daarentegen uitsluitend de hand van de meester zelf. Van de Wetering zegt dat hij het doek niet kent en dat het interessant is, mogelijk een echte Rembrandt.

Six belt daarop een investeerder die hij een paar dagen eerder van zijn vermoedens op de hoogte heeft gebracht; volgens hem een ander dan de Britse koper van Laat de kinderen tot mij komen. Deze kan ‘5 tot 10 miljoen euro van de bank trekken’ en hakt meteen de knoop door, stelt Six: hij zal het doek proberen te kopen op de veiling. Six zal na verkoop door de investeerder beloond worden voor zijn werk als adviseur en begeleider van de restauratie.

Nu maar hopen dat er geen kaper op de kust komt.

Sander Bijl heeft het schilderij echter ook in het vizier gekregen. Op 18 november valt in de catalogus van Christie’s zijn oog op een reproductie van Portret van een jonge man, waarop hij denkt: kring van Rembrandt, weinig onderzoek, oogt goed, spannend! Twee dagen later, een week voor Six’ gesprek met Van de Wetering, vraagt hij daarom bij Christie’s een foto op van kavel 122, en krijgt die kort daarop. Op 30 november laat hij zijn vader via de e-mail aan Van de Wetering vragen of dit een ‘onvoltooid gezicht’ is, doelend op Rembrandt. De expert antwoordt een dag later niet uit te sluiten dat het door de schilder is gemaakt. En: ‘Jan liet mij dit plaatje ook zien afgelopen zondag.’ Deze Jan kan maar één Jan zijn, denken vader en zoon Bijl. Jan Six.

Sander Bijl stuurt Six daarop een app: hij heeft gehoord dat die met Van de Wetering over het portret heeft gesproken. ‘Ik ben van het weekend in Londen om het te bekijken’, schrijft hij. ‘Als het echt interessant is kunnen we het misschien samen doen.’

Zo’n aanbod is niet ongebruikelijk. Handelaren bieden geregeld gezamenlijk op objecten. Zulke coöperaties hebben een informeel karakter en verlopen in de meeste gevallen probleemloos, leert een rondgang. En nu wil Sander Bijl zo’n informele samenwerking aangaan met Jan Six.

Die voelt zich overvallen. Door zijn eerdere vondst beseft Bijl dat Six in staat is om een Rembrandt te ontdekken, redeneert Six. En doordat Van de Wetering aan vader Bijl bericht heeft dat Six ook bezig is met Portret van een jonge man weet Sander ook nog eens dat zijn concurrent het schilderij serieus neemt. De conclusie van Six: Sander heeft een ‘golden ticket’ in de schoot geworpen gekregen. (Bijl ­bestrijdt dit. Hij was al bezig met het schilderij; hij zegt Six niet nodig te hebben om een Rembrandt te herkennen.)

En dus houdt Six de boot af. Hij gaat niet in op Bijls aanbod en vertelt hem ook niet dat hij al een investeerder klaar heeft staan – dat gaat de Alkmaarder ‘geen donder’ aan. Hij meldt wel dat hij eerst zelf naar Portret van een jonge man wil gaan kijken.

5.
Beeld Philip Lindeman

Bijl ziet het doek eerder. ‘Beetje Anna Wijmer verhaal’, appt hij Six, doelend op het door senior gerestaureerde schilderij uit de collectie-Six. Lang is geredetwist of Portret van Anna Six-Wijmer wel een echte Rembrandt was, ­tegenwoordig neemt Van de Wetering aan dat het slechts gedeeltelijk van diens hand is. Portret van een jonge man is volgens Sander Bijl een vergelijkbaar geval: het hoofd lijkt door Rembrandt te zijn geschilderd, de rest door anderen. Een weinig steekhoudende analyse, denkt Six: hij ontwaart in het hele werk karakteristieken van de grootmeester.

Korte tijd later belt Bijl hem op. Hij stelt voor maximaal 100 duizend pond plus één bod te bieden (dus 105- of 110 duizend pond, afhankelijk van de door de veilingmeester voorgestelde verhogingen). Een niet serieus te nemen bod, is de gedachte van Six. ‘Rembrandts zijn miljoenen waard.’

Ondertussen is Six bang dat er reuring ontstaat rond het doek. Christie’s heeft evident verzaakt goed onderzoek te doen – Van de Wetering is bijvoorbeeld niet geconsulteerd. Als Bijl de aandacht vestigt op het schilderij, worden de deskundigen van Christie’s misschien wakker geschud: ‘Ik was bang dat het schilderij uit de veiling zou worden getrokken’, zegt Six. ‘Ik kon geen risico’s nemen, want ik wilde dat mijn plan met de investeerder doorging. Het is verdomme een Rembrandt.’

En dus betoogt Six naar eigen zeggen tegen Bijl dat het met het oog op eventuele concurrenten niet slim is om zelf in de veilingzaal te gaan zitten: hij stelt voor een stroman te regelen om voor Bijl te bieden.

Een onjuiste weergave, stelt Bijl nu. Het is volgens hem altijd glashelder geweest dat ze samen zouden bieden. Immers: waarom zou hij aan een concurrent zijn maximumbod verklappen? Die zou dan toch precies weten hoeveel hij nodig heeft om hem eruit te bieden?

Bijl stelt ook dat Six hem heeft gezegd dat hij krap bij kas zat en dat hij twijfelde aan de echtheid van het portret. Hij heeft hem daarop voorgerekend dat als ze gezamenlijk 100 duizend pond plus één bod zouden inleggen, ze geen verlies zouden lijden, ook niet als onderzoek later uitwijst dat het doek inderdaad uit de kring van de schilder blijkt te zijn.

Ten slotte heeft Bijl aan Six gevraagd, zo weet hij nog, of ze geen investeerders nodig hadden. Daarop had Six negatief geantwoord: hij verwachtte geen tegenstand.

Voor Bijl was het daarmee klip en klaar dat ze samen gingen bieden.

Drie dagen voor de veiling appt hij Six: ‘Ik neem verder aan dat we het plan volgens plan uitvoeren.’

Six: ‘Ik regel het!’

Waarom laat Sander Bijl een bod op een potentieel belangwekkend stuk over aan een collega? Dat heeft volgens hem een logistieke reden. Als de veiling begint, staat hij met zijn stand op de Amsterdamse beurs Masters of LXRY. Bovendien: Jan is zijn ‘maatje’, die hem in het begin van zijn carrière wegwijs heeft gemaakt. Six, op zijn beurt, ontkent enige vorm van vriendschap.

Op 9 december, iets voor 12 uur Nederlandse tijd, begint bij Christie’s in Londen het inzetten op kavel 122. Een paar minuten later doet de stroman volgens Six zijn hoogste bod, 105 duizend pond.

5.

Bestaat de stroman?

Martin en Sander Bijl betwisten dit. De stroman is volgens hen een verzinsel, net als de investeerder, door Six bedacht om zich achter te verschuilen toen zijn veronderstelde bedrog aan het licht kwam. Bewijs hiervoor leveren ze niet. Dit alles wordt door Six ook ontkend.

Kan Six bewijs van de inzet van de stroman tonen? Nee, want de opdracht is, zoals gebruikelijk, telefonisch verstrekt, zegt hij. Bovendien moet de naam van deze tussenpersoon geheim blijven; als diens identiteit bekend wordt, kan hij in de toekomst niet namens Six bieden. Six staat voor de vertrouwelijkheid van zijn zakenrelaties. Op het verzoek van de Volkskrant om de namen van stroman en investeerder te controleren zonder dat die gepubliceerd worden, wil hij daarom niet ingaan.

Stroman of niet, op de veiling biedt de veronderstelde investeerder 110 duizend pond. Dan valt de hamer. Inclusief de commissie voor het veilinghuis is de totaalprijs 137 duizend pond, omgerekend zo’n 160 duizend euro. Six, die online meekijkt naar de veiling, zegt ‘stupéfait’ te zijn over de relatief lage som waarmee zijn investeerder Portret van een jonge man bemachtigt. ‘Ik ging ervan uit dat de grote gasten in de kunsthandel ook zouden zien dat het een Rembrandt is.’ Na de veiling belt hij Bijl: het bod van 100 duizend pond plus één stap was helaas net niet hoog genoeg. Noodzaak om Sander te vertellen over zijn betrokkenheid bij het winnende bod ziet hij nog steeds niet: ­‘Sander heeft mij benaderd met onterecht verkregen ­informatie. Ik heb alleen mijn investeerder en mijn firma beschermd.’

Sander appt hem diezelfde dag nog: ‘Jammer maar ­helaas vriend. Goed dat we het in ieder geval gecoverd hebben.’ We, benadrukt Bijl. Meervoud.

6.

Anderhalve maand later belt Six hem met nieuws, aldus Bijl: hij gaat Portret van een jonge man onderzoeken in opdracht van de eigenaar. Het is, zo zou Six hebben verteld, gekocht door een niet-kenner die bij hem uitkwam vanwege een eerder verkochte Rembrandt. Six zou hebben verzekerd dat hij geen financieel belang heeft in het te onderzoeken doek. Six ontkent ­bovenstaande te hebben gezegd.

In april 2018 nodigt hij Sander Bijl uit in zijn galerie en toont hem Portret van een jonge man. Hij vertelt dat het als een Rembrandt is erkend door Van de Wetering en dat hij het doek gaat presenteren als een eigen ontdekking. De reactie van Bijl volgens Six: ‘Jammer voor mij. Het zij zo.’

Het ging anders, stelt Sander Bijl. Op die bewuste aprildag krijgt hij een enthousiaste Six aan de lijn: ­Sander moet nú naar diens galerie komen. Nee, hij kan telefonisch niet vertellen waarom. Bijl bezoekt de galerie op 1 mei. Herinnert hij zich die Rembrandt nog die geen Rembrandt was, vraagt Six hem bij binnenkomst. ‘Nou, het is toch een Rembrandt!’ Daarop stort Six een ‘tsunami’ van informatie over zijn collega uit: de restauratie, het onderzoek dat hij deed, het aanstaande boekje, de expositie in de Hermitage Amsterdam – het gaat maar door. Bijl weet niet wat te zeggen. Het duizelt hem. Op dat moment komt Six dicht bij hem zitten en pakt zijn hand vast. Bijl moet hem dit gunnen, zegt hij. Iedereen denkt maar omdat hij Jan Six heet dat-ie een luizenleventje heeft, maar dat is niet zo: hij werkt twee keer zo hard als ieder ander. Toe, gun hem dit, alsjeblieft.

Bijl zegt te hebben toegestemd: de erkenning mag Six hebben, maar als-ie merkt dat hij een financieel belang heeft... Six verzekert hem wederom dat dit niet het geval is. Hij hoopt hooguit dat de eigenaar van Portret van een jonge man hem een ‘giftje’ geeft voor z’n onderzoek. Redelijk, lijkt Bijl. Hij kan het zich voorstellen dat Six voor zijn langdurige werk wel iets wil hebben.

Maar in de auto terug heeft hij een raar gevoel. Er klopt iets niet.

Hij belt zijn moeder, met wie hij zijn kunsthandel drijft, en doet verslag. Haar reactie: je ziet het niet, je wil het niet zien, maar je bent besodemieterd. Bijl schudt van nee. Hij gelooft Jan, met wie hij al ruim twee jaar veel contact heeft.

Want hoewel Six het naar eigen zeggen vervelend vond dat Sander al in 2016 wist van de restauratie van Laat de kinderen tot mij komen, maakt hij geen bezwaar tegen diens inzet. Sander kijkt op verzoek van de ­Amsterdammer mee naar de vorderingen van de ­restauratie wanneer Bijl senior weinig tijd heeft, en vervoert het schilderij een paar keer naar de galerie van Six en terug, zo blijkt uit whatsapp-berichten. Tevens houdt hij in de gaten dat het schilderij naar de muur gekeerd staat wanneer derden op bezoek komen in het restauratieatelier van zijn vader.

‘Even gecheckt voor je. Maar jouw Rembrandt staat helemaal dicht. Dus no worry’, appt Bijl bijvoorbeeld in januari 2018.

‘Thanks boss’, antwoordt Six.

Een week na zijn bezoek aan de galerie wordt Bijl gebeld door een vriend, die vertelt dat Six betrokken was bij de aankoop van Portret van een jonge man.

6.
Beeld Philip Lindeman

7.

Begin augustus hoort Six in de kunsthandel het gerucht rondzoemen dat hij bij de aankoop van Portret van een jonge man Sander Bijl heeft bedrogen. Rond die tijd belt hij Martin Bijl, die nog steeds aan het krabben is aan Laat de kinderen tot mij komen. Six wil weten hoe ver de restaurator is gevorderd. Bijl rekent in een e-mail voor dat de presentatie in De Lakenhal over ruim een jaar mogelijk haalbaar is als hij niet twee, maar vier dagen per week aan het doek gaat werken. Omdat dit betekent dat hij zijn ‘toko zo’n beetje on hold (moet) zetten’ vraagt hij als tegenprestatie een ‘bonus’, zonder aan te geven hoe groot die moet zijn.

Six informeert daarnaar op 7 september, maar krijgt geen antwoord. De dag erop ontvangt hij ‘uit het niks’ een e-mail van Ernst van de Wetering, die op de hoogte blijkt te zijn van het gerucht over het veronderstelde bedrog van Six. In de cc van dat bericht: een handvol mensen, onder wie Martin Bijl, diens zoon en een NRC-journalist die al met het verhaal bezig blijkt te zijn. De Rembrandt-expert roept in de e-mail de twee kunsthandelaren op ‘alsjeblieft’ te beslissen dat Portret van een jonge man van hen beiden is. ‘Dat zal jullie en anderen ongelofelijk veel ellende besparen. Neem een voorbeeld aan de beide Korea’s.’

Sander Bijl antwoordt alle geadresseerden dezelfde ochtend dat hij openstaat voor suggesties. Six reageert niet, zoals hij ook op een andere bemiddelingspoging niet zal reageren. Hij is helemaal geen eigenaar van het schilderij, stelt hij, en heeft ook geen claim ontvangen.

Een dag later laat Six een medewerker Laat de kinderen tot mij komen ophalen bij Martin Bijl: de eigenaren van het doek komen naar Amsterdam en willen de voortgang van de restauratie zien. Dat was een smoes, bekent hij. ‘Ik wilde het schilderij veiligstellen.’ Hij voelde zich ‘aangevallen van twee kanten’; eerst door de ‘roddels’, toen door de eis om een bonus. Martin Bijl heeft tot dan toe een smak geld verdiend met zijn ­restauratiewerk aan het schilderij, zegt Six.

Weer een dag later, het is inmiddels 10 september, laat Martin Bijl plotseling zijn eis tot een bonus varen. ‘Bij nader inzien lijkt het me beter als we de afspraken laten zoals die zijn’, e-mailt hij. ‘Wanneer komen de ‘Kinderen’ weer terug?’

Dat gebeurt niet meer, want dezelfde dag zegt Six de samenwerking op. Het eerste voorstel van Martin Bijl over een aandeel in de opbrengst heeft tot ‘schok en verontwaardiging’ geleid, schrijft hij ter verklaring. Daarna is een uurtarief afgesproken, dat na een half jaar is verhoogd. ‘Onlangs heb je je vrij gevoeld toch weer om een verhoging (door meer werkuren) én een nader te bepalen bonus te vragen. Dit leidde tot een niet herstelbare vertrouwensbreuk, terwijl vertrouwen in deze juist van het grootste belang is.’

Daarop stuurt Martin Bijl een e-mail terug waarin per ongeluk zinnen staan die niet voor de ogen van Jan Six zijn bedoeld. Daarin stelt de restaurator voor om via Ernst van de Wetering de eigenaren van Laat de kinderen tot mij komen te benaderen en Six de verantwoordelijkheid voor de restauratie te ontnemen.

Op 12 september stelt Sander Bijl, die nog steeds niks van Six heeft gehoord over het voorstel tot een deling van Portret van een jonge man, alle betrokkenen voor om een ervaren mediator in te schakelen. Six reageert weer niet. Een dag later publiceert NRC Handelsblad het artikel waarin Bijl junior stelt dat Six hem heeft bedrogen bij de aankoop van het schilderij bijna twee jaar eerder.

Waarom heeft Sander Bijl niet eerder aan de bel getrokken? Wat had hij kunnen doen, luidt zijn antwoord. De man die zijn vertrouwen heeft beschaamd heet Jan Six. Hij stamt uit een bekende familie. Zijn vriendin heeft een groot netwerk in de mediawereld. Had-ie z’n mond open gedaan, dan was-ie weggezet als dat rancuneuze handelaartje dat z’n collega z’n succes niet gunt. Wel vertelde hij zijn versie van het verhaal aan een handvol ‘vertrouwenspersonen’, via wie het volgens Bijl uiteindelijk terechtkwam bij de NRC-journalist. In diens artikel wordt met geen woord gerept over de andere Rembrandt, Laat de kinderen tot mij komen. ‘Sander heeft dit confidentieel gehouden’, heeft ook Six vastgesteld. ‘Dat moet ik hem nageven.’

Een half etmaal na het NRC-artikel meldt de Volkskrant dat Six nog een Rembrandt heeft gevonden. De timing verrast. Oorspronkelijk was het Six’ bedoeling om de vondst van het vroege werk bekend te maken in oktober 2019, vlak voor de tentoonstelling in De Lakenhal. Wordt hier een half gerestaureerd werk geopenbaard om de schade van het NRC-artikel te beperken?

Nee, zegt Six, hij bracht de ontdekking van Laat de kinderen tot mij komen naar buiten om de dwarsverbanden aan te kunnen tonen tussen vader en zoon Bijl.

Jawel, meent Sander Bijl. Zowel de onthulling van Laat de kinderen tot mij komen als het oprakelen van het werk daaraan door Martin Bijl is volgens hem een afleidingsmanoeuvre: ‘Wat doet die hele restauratie ertoe?’, vraagt hij zich af. ‘Er waren strubbelingen over de prijs, maar er is overeenstemming bereikt. Daarna heeft mijn vader meer dan twee jaar probleemloos aan Laat de kinderen tot mij komen ­gewerkt.’

8.

Wie heeft gelijk? Net als bij voornoemde vechtscheidingen is er geen eenduidig antwoord. Men kan ­betogen dat Six bij de veiling van Christie’s handelde in het belang van z’n investeerder; men kan evenzeer beweren dat hij een potentiële concurrent het bos in stuurde – en het is beide waar. Eén ding staat vast: vanaf het begin was er een disbalans: Bijl speelde open kaart; Six hield zijn kaarten tegen de borst. Hij sloeg het aanbod tot samenwerking van zijn concurrent niet af. In Six’ eigen woorden: ‘Ik heb Sander de ruimte gegeven om te geloven in zijn eigen verhaal.’

Onduidelijk is hoe het verder gaat met het meningsverschil tussen de handelaren. Tot nu toe blijft het bij uitlatingen in de media. Geen van de partijen is naar de rechter gestapt.

De kwestie heeft hun in ieder geval persoonlijk getroffen. Spreek Bijl erover, en hij wordt geëmotioneerd. Zijn ouders houden informatie erover uit zijn buurt. Hij verzette zijn zinnen met een reis naar Namibië, maar nog altijd grijpen ‘de leugens van Jan’ hem aan. Zijn tegenstrever, op zijn beurt, lijkt de kwestie ook niet ongemoeid te hebben gelaten. Hij heeft slaapproblemen. De ‘valse beschuldigingen via de pers’ raken hem hard. Wel zal hij vermoedelijk twee keer vorstelijk worden beloond.

En de Rembrandts?

Laat de kinderen tot mij komen gaat binnenkort naar de restaurator, de derde op rij. Het valt nog te bezien of het doek op tijd klaar is voor de tentoonstelling in De Lakenhal. Portret van een jonge man leidt een mobieler bestaan. Het is op reis, vermoedelijk omdat de eigenaar het aan potentiële kopers toont. Het schilderij is volgens Six al door een paar musea in bruikleen gevraagd, waaronder het vooraanstaande Museo Nacional Thyssen-Bornemisza in Madrid. Dat wil een expositie maken over de vroege portretten van Rembrandt. De jonge man mag daarop niet ontbreken.

Mea culpa

In het boek van Jan Six over Portret van een jonge man staat een aantal ongerijmdheden. Hij schrijft in zijn inleiding dat hij het schilderij ‘kon aankopen’; nu zegt hij dat een Britse investeerder dat deed. Ook staat er in dat hij op de eerste kijkdag het schilderij zag en dat hij een foto van het doek heeft gemaakt van buiten, door een raam. Deze foto is niet van hem (hij wil niet zeggen van wie wel) en hij zou naar een latere kijkdag zijn gegaan. De fouten komen volgens Six doordat hij het compact moest houden en zijn inleiding ook nog is vertaald (hij schreef het origineel in Engels) en is geredigeerd. ‘Daarvoor zeg ik mea culpa.’

Ontdekte Rembrandts

Het komt zelden voor dat een voorheen onbekend schilderij aan het oeuvre van Rembrandt wordt toegevoegd, zoals in 1974, toen De doop van de kamerling werd ontdekt, een jeugdwerk. Vaker gebeurt het dat een verloren gewaand schilderij wordt teruggevonden. De flauwgevallen patiënt (de reuk) was er zo een; het dook een paar jaar geleden op op een Amerikaanse veiling. Tekeningen worden heel soms ook nog ontdekt. Zo werd begin 2017 onthuld dat een krijttekening van een hond uit de collectie van het Herzog Anton Ulrich-Museum in Braunschweig van de hand is van de Hollandse meester.