Direct naar artikelinhoud
Wat de journalistiek kan doen om weerbaarder te zijn tegen populistische frames
EssayPopulisme

Wat de journalistiek kan doen om weerbaarder te zijn tegen populistische frames

Beeld Francesco Ciccolella

In tijden van populisme is het belangrijker dan ooit dat journalistiek en overheid transparant zijn over hun werkwijze, betoogt voorlichter Michel van Baal.

De opkomst van het populisme, de staat van de politiek, de onvrede in het land: het werd in 2018 van alle kanten belicht. Hoe kon het toch dat Trump in de VS de verkiezingen won? Hoe wisten splinterpartijtjes als Forum voor Democratie en Denk het debat zo te domineren? En hoe kreeg Klaas Dijkhoff het in 2018 voor elkaar om met een container vol blauwe (proef)ballonnen op een VVD-congres politicus van het jaar te worden?

Wat telkens onderbelicht blijft, is de rol van het communicatievak, dat de laatste decennia sterk geprofessionaliseerd is. Wellicht heeft u een romantisch beeld van journalisten die in regenjas met een blocnote de straten afschuimen, maar zo gaat het zelden. Moderne journalistiek is vooral selecteren: uit het overstelpende aanbod van persberichten, telefoontjes en nieuwsfeeds het interessantste halen. Ook een belangrijke bron van ‘nieuws’: waarover berichten de andere media? Het maakt mediaproducties goedkoop, en de meeste nieuwsmedia zijn in handen van bedrijven.

De moderne nieuwsgaring zorgt ervoor dat voorlichters zoals ik het nieuws kunnen beïnvloeden. Dat dicht bij een geitenboerderij wonen de kans op een longontsteking vergroot? Persbericht van het RIVM. Het kunstmatig bevruchten en weer uitzetten van koraal bij het Great Barrier Reef, ook wel ivf-koraal genoemd? Appje van een van mijn collega’s aan de NOS. De fanatiekste partij in het spel van ‘nieuws insteken’ is de politiek.

Voorlichters hebben weinig belang bij het uitlichten van hun rol, en voor de journalistiek is het wel prettig als het publiek denkt dat aan al dat belangwekkende nieuws eigen onderzoek voorafgaat, niet een persbericht of een tip. U, het publiek, hoeft niet te weten hoe de soep wordt gemaakt, als u ’m maar lekker vindt.

Op zichzelf is dat mistige gedoe op de achtergrond misschien niet zo erg. Maar sinds een jaar of tien hebben we er een onwelriekend broertje bij: populistische communicatie. Dat heeft grote gevolgen voor het maatschappelijke debat, maar ‘daar lees je nou nooit ’s over, in de mainstreammedia’. Dat klopt, het heeft twee redenen: ten eerste doet de journalistiek liever of het communicatievak niet bestaat, ten tweede heeft ze nog geen manier gevonden om goed met dat onwelriekende broertje om te gaan.

En dat is wel zorgelijk. Populistische politici zoeken verbinding met hun kiezers door zich af te zetten tegen de gevestigde orde, meestal de in hun ogen ‘corrupte elite’. Hun populistische communicatiestrategie is vaak gericht op het creëren van aandacht door de pijlers van de democratie aan te vallen, bijvoorbeeld de rechtspraak en de journalistiek, en het publieke vertrouwen daarin te ondermijnen.

Framing

Om te begrijpen hoe populistisch communiceren werkt, moeten we kijken hoe communicatiestrategen ‘framing’ gebruiken. Met framing kun je het publiek via een door jou opgeroepen ‘venster’ naar de werkelijkheid laten kijken. Daarbij spelen woordkeuze en emotie een belangrijke rol. Het waren de Amerikaanse Republikeinen die frames vanaf de jaren tachtig als strategisch communicatie-instrument gingen inzetten. Een van de succesvolste Republikeinse frames is de term ‘tax relief’ in plaats van ‘tax cuts’. Het woord ‘relief’ suggereert dat belastingen iets slechts zijn, iets waarvan je verlost moet worden. Probeer dan maar te beargumenteren waarom je daartegen bent.

In 2004 publiceerde taalwetenschapper en filosoof George Lakoff het roemruchte boek Don’t think of an Elephant, waarin hij de Democraten uitlegde waarom ze al twee decennia verkiezingen hadden verloren: ze waren niet goed in framing. Met dank aan deze bestseller waaide de term begin deze eeuw over naar Nederland.

Een goed frame appelleert aan een sterke emotie en kent drie rollen: de schurk, de held en het slachtoffer. In het klassieke frame zet de politicus zichzelf neer als held, zijn of haar politieke tegenstander krijgt de rol van schurk. De burger krijgt meestal de rol van slachtoffer. Kijk bijvoorbeeld naar de wet-Hillen, de belastingvrijstelling voor mensen die hun hypotheek grotendeels hebben afgelost: als je tegen afschaffen van die aftrekpost bent, frame je dat als ‘aflosboete’. In dit geval is de held 50Plus, de schurk zijn de coalitiepartijen en het slachtoffer is de spaarzame man. Als je voor afschaffing van de aftrekpost bent, draai je de rollen om: dan wordt het  ‘villasubsidie’, met de SP als held, de grootverdiener als schurk en de gewone man (wederom) als slachtoffer. De emotie is, zoals zo vaak: ‘Dit is niet eerlijk!’ Villasubsidie, doelmatigheidskorting, klimaathysterie, kilometerbeprijzing, asielzoekerstsunami, het is allemaal uitgedacht.

De klassieke variant van framing in de politiek zorgt ervoor dat politieke tegenstellingen helder worden. Het is de rol van journalisten die frames te ontleden en te duiden, en meestal gaat dat aardig. Maar populistische framing is andere koek.

Framing
Beeld Francesco Ciccolella

De politicus als slachtoffer

Bij populistische framing is de politicus niet de held, maar positioneert hij zich juist als slachtoffer. Hij of zij wordt gedemoniseerd, en ‘mag het niet zeggen’. De schurk is zelden een andere politicus, maar vaak iemand die onderdeel uitmaakt van de pijlers onder onze rechtsstaat. Een mooi voorbeeld kwam eind 2017 van Thierry Baudet, die zich luid beklaagde over een leraar maatschappijleer (de schurk) die het waagde zijn leerlingen een werkstuk over hem (het slachtoffer) te laten schrijven. Ook de proefballonnetjesactie van Dijkhoff was een milde variant van populistische framing, met Dijkhoff als slachtoffer; hij kreeg van de journalistiek het verwijt alleen maar proefballonnen op te laten. De schurk in een populistisch frame is de meteoroloog die tegen klimaatverandering vecht, de rechter, en in de toenemende mate: de journalist. De boodschap: ‘Hij/zij DEUGT NIET! Vertrouw hen niet, vertrouw mij.’

En u, de burger, bent de held: u kunt de onrechtmatig behandelde politicus helpen door hem of haar op sociale media te verdedigen. Dat verklaart meteen waarom deze vorm van framing zo lekker werkt: als gewone burger is het veel fijner de held te zijn dan altijd maar het slachtoffer. Zo worden ‘trollenlegers’ geboren.

De koning van de populistische communicatie heet Donald Trump. Zijn tweets zijn in feite compacte populistische frames, in de vorm: ‘Mij wordt onrecht aangedaan, daar zit de schurk, pak ’m.’ In Nederland hebben vooral Forum voor Democratie en Denk die kunst heel goed afgekeken.

Populistische framing, met de politicus als slachtoffer, ondermijnt het vertrouwen in instituties, de pijlers van de democratie. Trollenlegers jagen gematigde stemmen uit het debat. Niemand heeft zin om op sociale media zijn tijdlijn volgegooid te krijgen met beledigingen en bedreigingen, of het risico te lopen dat zijn telefoonnummer of huisadres wordt gedeeld door een ‘koene ridder’ die iets wil doen voor de goede zaak. 

De aanval op journalisten, beleidsmakers, wetenschappers en rechters is een bewuste strategie. Als we niet meer kunnen vertrouwen op die pijlers van onze democratie, hebben we behoefte aan sterke leiders om ons te beschermen.

De rol van de journalistiek

In tijden van populistische communicatie is er een belangrijke rol weggelegd voor de journalistiek, maar zij kampt met twee problemen. Allereerst framet de journalistiek zelf ook, soms doelbewust. Vooral De Telegraaf is er goed in: ‘Groen Monsterverbond eist minder CO2-uitstoot.’ Framing door De Telegraaf is een van de belangrijkste redenen dat de politiek rekeningrijden al decennia niet aandurft. In meer of mindere mate framen alle media weleens.

Het tweede probleem is dat de journalistiek in toenemende mate zelf de ‘schurk’ is. Het is nog niet zo erg als in de Verenigde Staten, waar de president journalisten beschrijft als enemies of the people, maar hier gebeurt het ook. Eind juli lag Denk onder vuur vanwege een anti-Wilderscampagne. De partij spande meteen een rechtszaak aan tegen BNNVara, wegens het maken van ‘heimelijke opnames’. Juridisch kansloos, maar het kantelde wel het debat. Opeens ging het niet meer over Denk, maar moest de journalistiek in de verdediging.

Het frame waarin de media de schurken zijn, stelt journalisten voor een onmogelijk dilemma: hoe bericht je over zo’n aanval? Schrijf je erover, dan beloon je het gedrag. Schrijf je er niet over, dan geef je de politicus de mogelijkheid de media nog sterker als schurk te positioneren: ‘Zie je wel, de linkse kartelkrant negeert ons!’ Factchecken werkt bij populistische frames vaak averechts: zelfs als iets niet waar is, versterk je de onderliggende emotie door de herhaling. Het is dan wel niet waar, maar dat ‘asielzoekers hun tanden bleken van mijn belastinggeld’ voelt nog steeds niet eerlijk.

Toen Thierry Baudet de Nederlandse media begin vorig jaar optrommelde omdat hij een proces wilde starten tegen minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren (volgens Baudet had zij hem ‘gedemoniseerd’ in haar Ien Dales-lezing), was de tegenzin vanuit de journalistiek voelbaar. Journalisten kregen een minimalistisch statement van Baudet en mochten hem tijdens de persconferentie niet eens vragen stellen. En toch brachten ze het nieuws allemaal. Van de juridisch kansloze zaak hoorden we daarna weinig meer. Dat hoefde ook niet: de buit – aandacht – was al binnen.

Natuurlijk zouden journalisten dit soort ophef kunnen negeren, maar ja: zij weten ook dat u, de lezer, er stiekem toch graag over leest. Het verkoopt. Met al z’n nepnieuwsaanvallen is Donald Trump ook goed voor de Amerikaanse media. De abonnementen van The Washington Post en The New York Times schieten omhoog. CNN, dat na een piek rond de Golfoorlog was weggezakt, is weer ‘relevant’ geworden dankzij de huidige president. Maar het heeft wel een prijs: extreme polarisatie en een dalend vertrouwen in de democratie.

Nederlandse media zijn een stuk minder commercieel, maar ook hier is de vraag of we met de opkomst van de populistische communicatie niet de verkeerde kant op schuiven. Ook hier ligt de journalistiek, een van de belangrijke instituties van de rechtsstaat, als ‘schurk’ onder vuur. Is onze journalistiek niet te kwetsbaar? Het vertrouwen van het publiek in de media is nog best hoog (wel vooral in de media die mensen zelf lezen). De uitzondering zijn de doelgroepen die op populistische partijen stemmen, daar is het vertrouwen in de journalistiek zeer laag. En de polarisatie lijkt toe te nemen, gevoed door populisme.

Wat kan de journalistiek doen om weerbaarder te zijn tegen populistische frames?

Trek het rookgordijn op

Het lijkt mij verstandig om het rookgordijn rond de totstandkoming van nieuws op te trekken. Nieuwsconsumenten hebben het recht te weten hoe nieuws ontstaat, wie het insteekt en waarom. Leg eens vaker uit hoe een stuk in de krant is gekomen, meld het in een kadertje als er op de redactie over is gediscussieerd. Journalisten zeggen vaak dat ‘de lezer daar niet op zit te wachten’. Dat is volgens mij niet waar en daar gaat het ook niet om. De vraag is hoe je het vertrouwen van de lezer in de journalistiek kunt waarborgen, nu de journalistiek zelf steeds meer onder vuur komt te liggen. Transparantie maakt het makkelijker inzicht te geven in de communicatiestrategie van populisten, maar vooral creëert ze een verdedigingsmuur tegen de aanval op de journalistiek: ‘Kijk maar mee, zo doen we ons werk.’ De ontwikkeling naar meer transparantie komt al op gang: NRC heeft tegenwoordig een webpagina waarop journalisten bijhouden aan welk nieuws ze geen aandacht besteden, en waarom. De redactie van Omroep West stond vorig jaar uitgebreid stil bij de dilemma’s en heftige discussies op de redactie over hoe verslag te doen van de omstandigheden rond de dood van PVV-raadslid Willie Dille.

Niet alleen de journalistiek is aan zet, ook de Rijksoverheid zou eens kritisch naar haar ‘woordvoerderscultuur’ moeten kijken. Nu gaat perscommunicatie via woordvoerders die vaak vooral het belang van de minister behartigen. ‘Gewone ambtenaren’ mogen over het algemeen niet met de pers praten, een regel die bekendstaat als de ‘Oekaze-Kok’. Daarmee creëer je een cultuur van achterkamertjes en van wheelen en dealen met de media. En dat geeft woordvoerders en parlementaire journalisten enorm veel macht.

Ironisch genoeg zit in het kartelframe van Thierry Baudet wel degelijk een kern van waarheid: woordvoerders en parlementaire journalisten vormen samen een ondoorzichtig machtsblok en dat is niet goed voor de politiek en journalistiek, of in ieder geval niet voor het vertrouwen daarin.

Dus journalistiek en overheid, een goed voornemen voor 2019: gooi die ramen en deuren open, in het belang van een stevige democratie.

Michel van Baal is voorlichter en communicatieadviseur van de TU Delft.