Direct naar artikelinhoud
ReportageDe Japanse windtelefoon

Hirotake belt met zijn omgekomen broer, door de ‘windtelefoon’ van Otsuchi

De windtelefoon.Beeld Kentaro Takahashi

Een telefoon waarmee je kunt bellen met overledenen, midden in het tsunamigebied in Japan, trok al tienduizenden mensen, onder wie de 22-jarige Hirotake, die zijn broer verloor.

Er waait een harde wind als Hirotake Murakami in augustus 2016 in zijn blauwe Toyota op weg is om zijn overleden broer te bellen. De rit van zijn woonplaats Sendai naar het kustdorp Otsuchi, waar de telefooncel staat, duurt vier uur. Hirotake rijdt door de rotsachtige kuststreek van de Japanse regio Iwate. Dit is het gebied waar de tsunami van 11 maart 2011 de meeste slachtoffers maakte, onder wie Hirotakes broer Hiroshi. Langs de weg staan bordjes die markeren tot waar de soms wel vijftien meter hoge vloedgolf reikte.

De telefooncel staat in een schuin aflopende tuin met uitzicht op de Grote Oceaan. Hirotake parkeert zijn auto voor een kas met tomaten. Daarachter, omringd door een rietvijver, esdoorns, spierstruiken en een kiwiplant, staat een witte telefooncel met een mintgroen dakje erop. Vanaf een ijzeren rozenboog met een belletje dat heen en weer zwiept door de wind leidt een stenen pad naar de deur. In de hoek van de tuin staat een bosje coniferen met tussen de stammen het marmeren beeldje van een biddend meisje.

De 20-jarige Hirotake is hier op aanraden van zijn afstudeerbegeleider. Hij is vastgelopen in de zoektocht naar een goed onderwerp voor zijn bachelorscriptie sociale wetenschappen. ‘Heb je weleens gehoord van de windtelefoon in Otsuchi?’, had de professor gevraagd. ‘Misschien is dat iets voor jou?’ Hirotake was eerst een keer komen kijken met zijn moeder, die de telefoon toen gebruikte. Nu is hij alleen.

Hirotake opent de zware deur van de telefooncel en stapt naar binnen. Op een plankje staat een zwarte telefoon, een klassiek model met een draaischijf. De kabel is opgerold en bijeengebonden, zodat iedereen kan zien dat de telefoon niet verbonden is. Naast de telefoon ligt een gastenboek, waar duizenden voor hem een boodschap hebben achtergelaten.

De windtelefoon in Otsuchi trekt tot 300 mensen per maand die met overleden dierbaren willen praten.Beeld Kentaro Takahashi

Hirotake heeft niks voorbereid en hij is ook niet nerveus. Het zal een kort gesprek worden, weet hij. Er is maar één ding dat hij Hiroshi wil vertellen: dat hun ouders veel verdriet hebben om zijn dood. Zoveel, dat hun moeder vrijwel elke nacht huilend in slaap valt. Meer is er niet te zeggen. Hirotake is geen prater: zelfs met zijn beste vrienden heeft hij nooit gesproken over de dood van zijn broer en hoe het hun gezin heeft beïnvloed.

Maar als Hirotake de hoorn opneemt en aan zijn oor legt, stromen de woorden tot zijn eigen verbazing uit zijn mond. Hij praat en praat. Dingen die hij niet eerder durfde te zeggen, komen er nu uit.

Rouwproces

Hirotake is een van de ruim 30 duizend Japanners die de afgelopen jaren de ‘windtelefoon’ van Otsuchi hebben gebruikt. De aluminium telefooncel staat op het erf van de 73-jarige tuinontwerper Itaru Sasaki, een man met spierwit haar, donkere ogen en een gebruinde huid die veel werk in de buitenlucht verraadt. In 2009 overleed zijn neef, met wie hij erg hecht was, aan kanker. Ter verwerking van zijn verdriet zocht Sasaki naar een manier om een boodschap over te brengen naar het hiernamaals. Een oude telefooncel die hij ooit had opgepikt bij een failliet gokpaleis leek hem geschikt. ‘Het spreken aan de telefoon, ook al is die niet verbonden, dwingt je je gedachten te ordenen en ze onder woorden te brengen’, vertelt Sasaki. ‘Dat is een essentieel onderdeel van het rouwproces.’ Hij doopte de telefooncel Kaze no Denwa, de telefoon van de wind, omdat hij hoopte dat de wind zijn woorden naar zijn neef zou dragen.

De telefoon stond er net toen de ramp zich voltrok. Op 130 kilometer voor de kust van Iwate deed zich een aardbeving voor met een kracht van 9 op de schaal van Richter, de zwaarste ooit gemeten in Japan. Zo’n drie kwartier later stortte de vloedgolf zich op de Japanse oostkust. Complete steden en dorpen, waaronder Otsuchi, werden weggevaagd. Er vielen 15.894 doden, 2.558 mensen zijn nog officieel vermist.

Het huis van Sasaki, dat op 60 meter hoogte ligt en gespaard bleef, werd in de maanden na de ramp een toevluchtsoord voor de vele ontheemde dorpsbewoners. In het tuinhuis richtte Sasaki een café in, Ever Green, waar tot het dorpscentrum weer was opgebouwd elke dag koffie en cake te krijgen waren. Achter Sasaki’s smederij kwam een bibliotheek die jarenlang de verwoeste dorpsbibliotheek verving. Verslaggevers die in Otsuchi poolshoogte wilden nemen, kwamen naar de tuin van Sasaki. Een van hen zag de telefoon en schreef er een stuk over. Dat was het begin van een stroom bezoekers die tot de dag van vandaag voortduurt, met soms wel 300 bezoekers in één maand.

Hirotake.Beeld Kentaro Takahashi

Groot respect

Hirotake en zijn broer hadden een goede band, maar ze waren niet erg hecht. Dat kwam vanwege het leeftijdsverschil; Hiroshi was tien jaar ouder. Ten tijde van het ramp woonde de 25-jarige Hiroshi, afgestudeerd econoom, nog thuis. Hij werkte op het stadhuis van hun woonplaats Rikuzentakata. Elke avond zagen ze elkaar bij het eten.

Hiroshi was een sociale jongen die nooit te beroerd was anderen te helpen. Hij was lid van de vrijwillige brandweer en Hirotake kan zich ook herinneren hoe zijn oudste broer hem hielp met het toelatingsexamen voor de middelbare school. Af en toe speelden ze samen FIFA, het voetbalspel op de PlayStation. Hirotake had groot respect voor zijn broer. ‘Ik wilde zijn zoals hij’, zegt Hirotake, die zelf van nature erg schuchter is.

Op de dag van de ramp repeteerden de toen 15-jarige Hirotake en zijn klasgenoten voor de diploma-uitreiking van de dag erna, toen ze de aarde voelden trillen. Dit moment hadden ze vaak geoefend: snel liepen ze achter hun leraar aan naar de gymzaal, het verzamelpunt. Een van de vier ramen in de gymzaal had een goed uitzicht op zee, waardoor iedereen de zwarte vloedgolf zag naderen. ‘Toen we zagen dat de golven hoger waren dan de golfbreker op de wal, begonnen we allemaal te rennen; naar buiten, de heuvel op.’

Vanaf de top van de heuvel zag Hirotake hoe de huizen beneden – en zijn school – werden overspoeld.

In hun huis, dat door zijn hoge ligging intact was gebleven, wachtten Hirotake, zijn ouders en middelste broer later die dag tevergeefs op Hiroshi. Zijn collega’s op het stadhuis vertelden later dat Hiroshi, nadat hij geholpen had met de evacuatie van de staf naar het dak, per se richting zijn ouderlijk huis aan de andere kant van de baai had gewild om te helpen. Zijn collega’s probeerden hem tegen te houden, maar Hiroshi bleek onvermurwbaar. Een collega zag vanaf het dak hoe Hiroshi in zijn auto stapte en wegreed. ‘Typisch Hiroshi’, zegt Hirotake. ‘Hij probeerde altijd anderen te helpen. Dat vond hij normaal.’

Hiroshi kwam die avond niet thuis. Pas een maand later vonden zijn ouders zijn stoffelijk overschot, opgebaard in een van de vele gymzalen aan de oostkust die dienst deden als mortuarium.

Dodenaltaar

Voor veel Japanners is de scheiding tussen leven en dood minder hard dan die in het Westen. De band met je dierbaren stopt niet met de dood. Zo eer en gedenk je je overleden (groot)ouders en andere familieleden met een dodenaltaar in de hoek van de woonkamer en met grote foto’s aan de muur. Velen geloven dat je je voorouders moet helpen met het vinden van rust na de dood.

De noordoostkust van Japan, waar de tsunami toesloeg, is ook nog eens rijk aan verhalen over geestverschijningen en contact met de doden. Sommige bewoners raadplegen een itako, blinde of slechtziende vrouwen die de gave hebben om geesten op te roepen.

Volgens Kiyoshi Kanebishi, hoogleraar sociologie in Sendai en de man die Hirotake op het pad van de windtelefoon bracht, versterkte de ramp – die dierbaren zo plotseling had weggerukt – de acceptatie van niet-rationele middelen om contact te leggen met de doden. Zo sprak hij taxichauffeurs die een geest op de achterbank hadden gezien. In plaats van in paniek weg te rennen, gingen de chauffeurs het gesprek aan met de geesten. Ook stuurden honderden nabestaanden een brief naar een speciale ‘3/11-brievenbus’ in het dorpje Hirotacho, in de hoop dat die hun dierbaren zou bereiken.

‘Bewoners staan meer dan ooit open voor ervaringen die niet traditioneel religieus zijn’, zegt Kanebishi. ‘Dat verklaart deels het succes van de windtelefoon. Veel gebruikers van de telefoon koesteren de hoop dat hun woorden daadwerkelijk aankomen.’

Geen rouwmiddel komt in de buurt van het succes van de windtelefoon. In 2016 maakte de Japanse tv-zender NHK heimelijk opnamen van telefoongesprekken door opnameapparatuur in de telefooncel te plaatsen. De gebruikers werden van een afstand gefilmd en nadien gevraagd of ze mee wilden werken aan een documentaire, die precies vijf jaar na de ramp zou worden uitgezonden.

De film is een aaneenschakeling van hartverscheurende taferelen. Zo is er een man te zien die zijn ouders, vrouw en dochters heeft verloren. Tegen zijn dochters zegt hij: ‘Lieve Mine en Issei... ik zou jullie graag nog één keer papa horen zeggen... ik mis jullie stemmen zo.’

Aan het eind van de film zie je hoe een weduwe de telefoon bezoekt met haar drie kinderen. Nadat ze allemaal iets in de telefoon hebben gezegd, barsten de kinderen in tranen uit. De moeder heeft een van de drie, een tienerzoon, sinds de ramp nog niet zien huilen. ‘We hebben het nooit meer over de ramp gehad’, zegt ze. ‘We waren bang dat we het niet aankonden.’

Ook Hirotake deed, nadat hij de telefoon zelf had gebruikt, voor zijn scriptie onderzoek naar het succes van de telefoon. In 2018 publiceerde hij zijn bevindingen in een bundel uitgegeven door professor Kanebishi. Volgens Hirotake is de telefoon een uitkomst voor nabestaanden die hun verlies met niemand kunnen delen. ‘Het bellen helpt je om je gedachten en gevoelens, die je zolang voor je hebt gehouden, uit te spreken, aldus Hirotake. ‘Daarna ben je een stuk relaxter.’

De idyllische omgeving van de telefooncel speelt volgens Hirotake ook een belangrijke rol. ‘De frisse lucht, de planten en bloemen, de mogelijkheid om nadien met meneer Sasaki een kopje thee te drinken, het helpt allemaal om genezing te brengen.’

In een podcast van het Amerikaanse radioprogramma This American Life, dat in 2016 over de windtelefoon berichtte, wordt gesuggereerd dat de telefoon zo’n succes is omdat met name Japanners in deze regio moeilijk praten over hun gevoelens. Eigenaar Sasaki wil daar echter niets van weten. Niet alleen doemen er steeds meer buitenlandse gebruikers op in zijn tuin, sinds een paar jaar is er ook iets fundamenteel veranderd: vanuit het hele land komen rouwende Japanners naar de telefoon, vooral ouders wier kind zelfmoord heeft gepleegd. ‘Rouwen om oorlog, ziekte en dood is universeel. Rouwenden bouwen een muur om hun hart. Ik geloof dat iedereen, ongeacht zijn afkomst, die muur ook weer zelf kan afbreken.’

Itaru Sasaki, de eigenaar van de telefoon.Beeld Kentaro Takahashi

Volgens Sasaki werkt zijn idee zo goed omdat de telefoon nabestaanden in staat stelt te voelen dat ze gehoord worden. ‘Het verdriet en de leegheid komen voort uit het besef dat ze de ander nooit meer kunnen zien. Door de windtelefoon realiseren ze zich dat contact wél mogelijk is, omdat ze het voelen.’ Dit is essentieel om rouw en verdriet om te zetten in kalmte en acceptatie, zegt Sasaki. ‘Zoals mensen van een trauma ineens grijze haren kunnen krijgen, kun je jezelf door het gebruiken van de telefoon op het pad van genezing zetten.’

Verdriet

Moshi Moshi’ (‘Hallo’), zo begint Hirotake het gesprek met zijn broer. Hij vertelt, zoals hij van plan was, over het verdriet van hun ouders en dat zijn oma van moederskant dement is geworden en nu in een verpleeghuis zit. Maar daarna gaat het over hemzelf. Hirotake vertelt dat hij voor zijn studie de universiteit heeft gekozen waar Hiroshi heeft gestudeerd.

Dat is niet toevallig. Zijn ouders namen Hirotake na de dood van Hiroshi apart om hem iets belangrijks te vertellen. Er zijn veel dingen die Hiroshi nog had willen doen, maar waar zijn vroege dood een streep door heeft gezet, zeiden ze. Het is nu jouw taak om in zijn voetsporen te treden en een aantal van die dingen alsnog te realiseren.

En dus ging Hirotake een paar jaar later naar dezelfde universiteit als waar zijn broer had gestudeerd. En daarom werkt hij nu op het stadhuis van Rikuzentakata, waar zijn broer vroeger werkte, en is hij het nu die elke dag thuis komt om met zijn ouders te eten.

De afgelopen jaren herinnerden zijn ouders hem regelmatig aan zijn verantwoordelijkheid. ‘Als ik een slecht cijfer haalde, zei mijn moeder soms: ‘Ben je tevreden? Je broer haalde wel hoge cijfers’, vertelt Hirotake.

Hij moest altijd sterk zijn. Waar zijn ouders hun verdriet toonden, deed hij extra zijn best om niet verdrietig te zijn. Hij mocht als nieuwe oudste zoon – de middelste zoon woont te ver weg om die rol te kunnen vervullen – niet verzaken.

Tien tot vijftien minuten zijn verstreken. Hirotake heeft alles gezegd wat hij wilde zeggen. Hij neemt nog even een moment voor zichzelf en hangt dan op. Als hij naar buiten stapt, heeft de harde wind ineens plaatsgemaakt voor een zachte bries. Het voelt als een bevestiging van het gevoel dat hij al had: dat de wind zijn woorden heeft meegenomen naar zijn broer.

Bijna acht jaar na de tsunami en ruim twee jaar na het bezoek van Hirotake aan de windtelefoon is de dood van de oudste zoon nog altijd tastbaar in het donkere, in klassieke Japanse stijl gebouwde huis van de familie Murakami. Als Hirotake de deur van de woonkamer openschuift, verschijnt een lange lage tafel die dienst lijkt te doen als gedenkplaats voor Hiroshi. Foto’s, bloemen, knuffels, fruit, een oude Rikuzentakata-pet, een theesetje, een lege fotolijst, twee boeddhabeeldjes; de tafel en een deel van de vloer zijn bezaaid met dingen die herinneren aan Hiroshi.

In de hoek van de kamer staat een boeddhistisch dodenaltaar, met aan de voet, achter een mand appels, weer een portret van Hiroshi. Elke gast in huize Murakami knielt na binnenkomst op het kussentje voor het altaar, steekt een wierookstokje aan, steekt dat in een hoopje as en buigt dan kort het hoofd, met de handen op de borst tegen elkaar gedrukt.

Daarna doet Hirotake zijn verhaal. Het gaat de verlegen student, inmiddels 22 jaar, niet gemakkelijk af; hij vermijdt het liefst oogcontact en gebruikt zo kort mogelijke zinnen. Toch werkt hij mee, vooral uit respect voor professor Kanebishi, zijn scriptiebegeleider, die het hem gevraagd heeft. En misschien ook wel omdat de windtelefoon hem aan het hart gaat. ‘De telefoon heeft me rust gegeven’, zegt hij.

Dat effect ziet hij ook bij anderen. Ze hebben er nooit over gesproken, maar de telefoon heeft zijn moeder ook geholpen haar verdriet een plek te geven. ‘Sinds ze de telefoon heeft gebruikt, huilt ze zichzelf bijna nooit meer in slaap.’