De West-Afrikaanse vis verdwijnt niet meer naar Europa, maar naar China

Door:  Carlijne Vos  

Foto's: Sven Torfinn  

De oceaan bij Mauritanië is het visparadijs van West-Afrika. Maar sinds de Chinese kotters er rondvaren, gaat de vis naar Azië. In Senegal blijven de borden leeg. Hoelang gaat dit nog door?

Nouadhibou, Mauritanië: de opkomst van het vismeel

Langs de glibberige havenkade van Nouadhibou meert het ene na het ­andere vissersschip aan. Chinese en Turkse namen verraden de afkomst van de gammele viskotters die hun ­ladingen vis leegstorten in roestige vrachtwagens. De vis die hier in de zielloze havenstad langs de woestijn van Mauritanië wordt gelost is duidelijk niet voor menselijke consumptie bedoeld: er is geen koelijs aan boord te bekennen.

De lekkende vrachtwagens trekken een slijmerig visspoor door de straten van Nouadhibou om de lading af te leveren bij een van de tientallen vismeelfabrieken die daar in slechts een paar jaar tijd uit het niets zijn verrezen. Daar wordt de vis vermalen tot vismeel, bedoeld om varkens en kweekvis in China en de rest van de wereld mee te voeden. De rokende schoorstenen, van overwegend Chinese bedrijven, verspreiden een immense stank over de stad. Tussen de kilometerslange fabrieksmuren in het woestijnzand liggen de wrakken van houten kano’s van traditionele vissers te vergaan in de bijtende zeewind. In de desolate woestijnstad is geen boom te bekennen.

Op de betonnen vloer van een zo’n fabriek is juist een berg vis gestort, die nu onder een zonnestraal ligt te verpieteren. Afrikaanse werkmannen in rubberen laarzen kijken toe hoe een bulldozer de onappetijtelijke stapel sardinella bijeenveegt, klaar om vermalen te worden. Op deze ochtend verdwijnt hier zo weer 300 duizend kilo verse vis als diervoer, in plaats van als proteïnerijke maaltijd te belanden op een bord in West-Afrika. Per jaar gaat het om pakweg 4 miljard eetbare vissen, die anders in buurland Senegal op de markt komen voor het nationale gerecht Thieboudienne of elders in West-Afrika – in landen die steeds meer moeite hebben om hun groeiende bevolkingen goed te kunnen voeden.

Vis wordt in grote vrachtwagens naar de vismeelverwerkingsfabriek vervoerd.

‘Natuurlijk is dat zonde’, zegt Sidi ­Mohamed Ahmed, de opgewekte ­manager van de Saoedisch-Turkse vismeelfabriek met de misleidende naam Atlantic Peche. Hij staart goedkeurend naar de berg vis. We begrijpen hem toch wel? Als ondernemer moet hij zijn bedrijf draaiende houden. ‘Bovendien’, zegt hij, ‘als ik die vis niet opkoop, doet een ander het wel.’ Hij wijst naar de zanderige weg waarlangs het een komen en gaan is van vrachtwagens die bij concurrerende fabrieken verse vis uitladen en zakken vismeel inladen.

De vismeelhandel is razendsnel gegroeid. Van de ruim 1 miljoen ton vis die jaarlijks voor de kust van Mauritanië wordt gevangen, verandert naar schatting 60 procent in vismeel. Vijf jaar geleden was dat percentage nog vrijwel nul. De verklaring daarvoor ligt in het visserijakkoord dat de Europese Unie in 2012 met Mauritanië heeft afgesloten om – paradoxaal genoeg – de visvangst te beperken.

Onder druk van de milieubeweging werden zes jaar geleden strenge afspraken gemaakt die een eind moesten maken aan de overbevissing van de scholen sardinella, sardines en horsmakreel die langs de kust van Marokko, Mauritanië en Senegal op en neer zwemmen. De Europese ­reders, die de vis op hun gigantische vriestrawlers op zee direct invroren, verpakten en distribueerden, moesten zich terugtrekken tot buiten de 20-mijlszone voor de kust om de visstand te bewaken en Mauritanië een kans te geven zelf meer aan hun visrijke wateren te verdienen aan wal.

Maar dat bleek een utopie. De nomadische bevolking van Mauritanië heeft nooit belangstelling getoond voor de oceaan. Het waren van oudsher vooral de Spanjaarden die vanuit de Canarische eilanden hun slag sloegen in de visrijke wateren van Mauritanië, zoals de Spaanse havencafés, waar paella en illegaal bier worden verkocht, ons laten herinneren. Een visserijcultuur zoals in buurland ­Senegal is er nooit geweest. Bedoeïenen gaan dood van de honger voordat ze op het idee komen een hengel uit te gooien, zo grappen de Mauritaniërs over zichzelf. En zo konden vooral Chinese en Turkse vissers in het gat springen.

‘De Europese Unie heeft de slechts ­mogelijke deal ooit gesloten’, zegt ­directeur Meyloud Mohammed Lekhlal van Cap Blanc Pelagique, de eerste moderne visverwerkings­fabriek aan wal in West-Afrika die de gedistingeerde Mauritaniër dit jaar samen met de Nederlandse reder Cornelis Vrolijk heeft geopend. ‘De EU had erop moeten toezien dat Mauritanië zich aan zijn kant van de afspraak hield en overbevissing zou tegengaan. Maar er is geen enkele controle op wat hier uit de zee wordt gehaald. Iedereen is er nu slechter van geworden: de Europese visvloot is verdreven, er is nog minder controle op de visstand en Mauritanië is er niets mee opgeschoten. Over een paar jaar is hier geen vis meer langs de West-Afrikaanse kust.’

Joal-Fadiouth, Senegal: de neergang van visvangst

Meer dan duizend kilometer naar het zuiden, in de Senegalese kustplaats Joal-Fadiouth, is het visseizoen losgebarsten en merken ze al dat de vangst terugloopt. Als de lucht avondrood begint te schemeren, ontwarren vissers hun netten en rennen dragers met kratjes vis op het hoofd door de branding naar de wal. Zo’n drieduizend pirogues – de traditionele vis­kano’s – struinen dag en nacht de oceaan af op zoek naar de scholen sardinella die zijn begonnen aan hun jaarlijkse migratietocht langs de kust van ­Senegal, Mauretanië tot aan Marokko.

‘De vangst was waardeloos vandaag: hooguit vier kisten’, zegt kapitein Kamal Ngom. Hij wijst vanaf het strand naar zijn kleurrijk beschilderde pirogue. ‘Maar goed, vandaag heb ik pech en mijn buurman geluk. Morgen kan het weer omgekeerd zijn. Als God het wil.’

Midden op de dag is het ook op de vismarkt vrijwel uitgestorven – teken dat de visvangst terugloopt. Tussen de plastic rotzooi en de bedorven visresten op de grond zit een enkele mama achter een tafel – de traditionele Senegalese visvrouw. Een dekzeil beschermt haar gerookte vis tegen de vliegen en de brandende zon. Er is nog slechts een enkele rookpluim te zien bij de zwartgeblakerde ovens. Voor de vrouwen loont het arbeidsintensieve ontvellen, roken en zouten van de vis voor export nauwelijks meer.

Het is de schuld van de Europeanen, zeggen de Senegalese vissers, en wijzen naar de grote trawlers aan de horizon die het Europese verbod om voor de kust van Senegal te vissen ontduiken door ­onder Senegalese vlag te varen. Nee, de lege oceaan is het gevolg van ‘catastrofaal wanbeleid’, zegt Abdou Karim ­Kamal Sall, het activistische hoofd van de vissersvereniging van Joal. ‘Iedereen doet maar wat. De lokale vissers hebben boter op hun hoofd en vissen zelf de zee leeg. Ze varen met steeds grotere pirogues, zwaardere motoren en grotere netten. Ze denken niet aan te toekomst van de zee, maar aan hoe ze vandaag een maaltijd op tafel kunnen zetten voor hun gezin.’

Wandelend tussen de pirogues op het strand raast Sall nog even door terwijl hij links en rechts de vissers begroet. ‘In 2012 werd in Senegal nog 800 duizend ton vis gevangen, nu is dat bijna de helft. De regering geeft veel te veel licenties uit, waarschijnlijk omdat politici er zelf goed aan verdienen. Hetzelfde gebeurt in Mauritanië.’

Het ontbreekt bovendien aan samenwerking tussen de kustlanden bij de controle op illegale visserij. ‘De buitenlandse trawlers kunnen zo rustig de zee leegroven. Boeven zijn het. Net als in de koloniale tijd. Maar nu komen de rovers van Afrika niet alleen uit Europa, maar ook uit China.’

Nouadhibou, Mauritanië: de moderne visfabriek

Aan de kade in Mauritanië inspecteren Meyloud Mohammed Lekhlal en zijn ­Nederlandse partner van het nieuwe visbedrijf Cap Blanc Pélagique een partij vis van de Namibische kotter Morgenster. De sardines zijn van zeer goede kwaliteit, zegt fabrieksbaas Frido Werleman tevreden als hij de vis door zijn handen laat glijden. ‘Ze zijn vers van vanmorgen en mooi koud bewaard.’ Hij zou in de toekomst graag zaken doen met de Namibiërs.

Visbedrijf Cornelis Vrolijk is met nobele doelstellingen aan het avontuur in Nouadhibou begonnen: vis voor menselijke consumptie behouden en werk­gelegenheid creëren voor Mauritanië. ‘Maar uiteraard is er niet alleen sprake van liefdadigheid’, zegt directeur Annerieke Vrolijk, de vijfde generatie van de familie haringvissers uit IJmuiden. De potentiële afzetmarkt in Afrika is vanwege zijn uitdijende bevolking oneindig. Ze hoopt dat andere bedrijven hun voorbeeld volgen, vertelt ze als ze trots de nieuwe fabriek inspecteert, de eerste in haar soort aan wal in heel West-Afrika. Als er maar genoeg fabrieken aan wal komen om vis te verwerken voor menselijke consumptie zullen de vismeelfabrieken vanzelf worden verdrongen.

De Namibiërs verkopen hun vis ook liever voor menselijke consumptie dan voor vismeel, maar het personeel van Cap Blanc Pélagique heeft deze dag zijn handen al vol aan een eigen lading. Zojuist is 80 ton vis gelost. Mauritiaanse werknemers met plastic handschoenen, schorten en hoofdkapjes, sommigen met de traditionele tulband eronder, sorteren de vis op soort en maat aan de lopende band. In een vriesruimte staan de dozen voor de export. Mali, Nigeria, Burkina Faso valt er te lezen op de etiketten. Binnenkort wordt ook een lopende band in gebruikgenomen voor kleinere sardines, bedoeld om in te blikken.

Cornelis Vrolijk kwam als eerste Europese visser in 1985 naar Mauritanië op uitnodiging van de overheid . Het land zocht vervanging voor de voormalige Sovjet-vloot. Nadat het bedrijf geconfronteerd werd met een dalende vangst door het Europese visserijakkoord van 2012, leek een samenwerking met het bedrijf van de Mauritiaanse Lekhlal een mooie weg terug naar de visrijke wateren dichter bij de kust.

De Mauritiaanse regering juicht de visfabriek van Cornelis Vrolijk toe omdat ze ook wel inziet dat het land veel meer kan verdienen aan vis als deze verwerkt, ingevroren en verhandeld wordt voor menselijke consumptie. Mauritanië en de buurlanden lopen naar schatting ruim 2 miljard dollar mis aan inkomsten door de overbevissing en illegale visserij als gevolg van de vismeel­industrie, zo blijkt uit recent onderzoek gepubliceerd in Frontiers in Marine ­Science.

Toch ontbreekt de animo om beter toe te zien op de sector en betaalt de Europese Unie gewoon haar jaarlijkse bijdrage voor de visrechten door. Want Brussel betaalt bijna 60 miljoen euro per jaar aan Mauritanië. In praktijk maken de reders echter allang geen volledig gebruik meer van hun rechten. Vorig jaar bleef 40 procent van het ‘pelagische’ visquotum van 247 duizend ton onbenut. Alleen Spanje profiteert nog van het ­Europese akkoord vanwege zijn visserij op octopus en ­bodemvissen als tong. Waarom blijft de Europese Unie dan toch doorbetalen terwijl Mauritanië de zee laat leegvissen door anderen?

Vishandelaar Lekhlal denkt het te ­weten. ‘Uit angst voor migratie en terrorisme kijken ze weg. De EU heeft oogkleppen opgezet. Het is een slechte deal, puur bedoeld om Mauritanië te betalen om als grensbewaker van Europa op te treden.’

Nouakchott, Mauritanië: de angst voor migratie

Het is waar dat de angst voor migratie weer terug op de agenda is, erkent EU-ambassadeur Giacomo Durazzo in zijn zwaarbeveiligde ambassade in de Mauritaanse hoofdstad Nouakchott. ‘Nu de route via Libië is afgesloten, kijkt iedereen naar de Canarische Eilanden.’ Tien jaar geleden probeerden vooral ­Senegalese migranten zo naar Europa te komen. Maar met hulp van Europa wist de kustwacht van Mauritanië de migratiegolf destijds te stoppen. Nu zitten de partijen opnieuw aan tafel om te kijken hoe ze de zee beter kunnen beveiligen.

‘Mauritanië is een belangrijke partner voor Europa’, zegt Durazzo. ‘Dit is het enige stabiele land in een regio die van alle kanten wordt bedreigd door terrorisme.’ Durazzo ontkent dat het visserijakkoord door migratie wordt gegijzeld. Wel is het waar dat het de EU niet lukt om Mauritanië te houden aan afspraken over visbeheer. ‘We vermoeden dat er sprake is van overbevissing, maar we krijgen geen data, geen informatie. Ze houden alles geheim, waarschijnlijk omdat politici zelf belangen in de visserijsector hebben’, zo vreest zelfs de ambassadeur. ‘Maar ja, we hebben niet zo veel middelen om in te grijpen. Mauritanië is een soeverein land en bepaalt zelf met wie en hoe het zaken doet.’

Joal-Fadiouth, Senegal: de lokroep van Europa

De pirogue van kapitein Babacar Souare zet in de ochtend koers richting de Senegalese wateren, een 10-jarig jongetje in lange geelgestreepte voetbalkousen staat trots aan het roer. Op de uitkijk staan jonge gespierde vissers met amuletten om de arm. Ze zien al snel na vertrek beweging in het water. Terwijl de boot een rondje vaart gooien de ervaren vissers razendsnel het net uit.

Als de school ‘gevangen’ zit in het kilometerlange ringnet slaan de vissers met stokken en pannendeksels op de rand en bodem van de houten boot om de vissen op te schrikken. Dan gaat de motor weer aan en wordt het net weer even snel opgetrokken. Behendig trekken de vissers de vissen uit de mazen van het groene net en gooien ze in het ruim in de boot. De opbrengst valt tegen, vier kistjes, zo’n 100 kilo. Morgen beter. ‘Als God het wil.’

Of niet. En dan zoemt het woord ­migratie weer rond op de stranden van Senegal. ‘Het eindeloze vertrouwen in God gaat de vissers niet helpen’, zegt Kamal Sall van de vissersvereniging in Joal. ‘Iedereen hier handelt uit eigen belang, niemand denkt aan het grotere belang van Afrika. Als er niet snel iets gebeurt, is de zee hier over vijf jaar leeg en zul je zien dat mensen weer op hun bootjes naar Europa gaan varen.’

Maandag 14 januari organiseert de Volkskrant i.s.m. Pakhuis de Zwijger in Amsterdam een avond over de hoofdvraag van het Voedselzaakproject: hoe voeden we 10 miljard monden in 2050. Daar praten we onder meer over de scheidslijn tussen hulp en handel en over de vraag hoe je als consument invloed hebt op het voedselvraagstuk. Toegang is gratis, meer informatie vind je hier.

Ter afsluiting van de Voedselzaak hebben we de beste artikelen gebundeld in een e-book. Download het hier voor e-readers, tablets, pc's en telefoons.