Direct naar artikelinhoud

Justitieminister belooft grondig onderzoek naar positie WODC tijdens warrig Kamerdebat

In de externe onderzoeken naar beïnvloeding van twee rapporten van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) door beleidsambtenaren van het eigen ministerie van Justitie en Veiligheid, wordt ook de toekomstige positionering van het wetenschappelijk instituut betrokken.

Minister Ferdinand Grapperhaus van Justitie en Veiligheid (CDA) met zijn ambtenaren tijdens een schorsing van het debat in de Tweede Kamer over de onafhankelijkheid van het onderzoeksinstituut WODC.Beeld anp

Dat zegde verantwoordelijk minister Ferdinand Grapperhaus (CDA) dinsdagavond de Tweede Kamer toe in het debat over de onafhankelijkheid van het WODC. Daarbij ontstond veel verwarring, doordat de minister de drie verschillende onderzoeken die hij heeft gelast zelf door elkaar haalde. 'In dit debat gingen alle trossen los', concludeerde GroenLinks-Kamerlid Kathalijne Buitenweg laat op de avond.

De vraag of de positie van het WODC moet worden heroverwogen, is actueel sinds een uitzending van Nieuwsuur op 6 december. Op basis van uitgelekte informatie van een interne klokkenluider werd aangetoond dat de leiding van het ministerie ten minste twee keer onderzoeksuitkomsten manipuleerde. Zo wilde de top van het departement onder meer voorkomen dat proeven met regulering van softdrugs van de grond zouden komen.

Grapperhaus zelf zei meteen al op 6 december: 'Dit had niet zo mogen gebeuren.' Hij kondigde een dag later de instelling van drie commissies aan. De belangrijkste daarvan moet de relatie onderzoeken tussen het onafhankelijke instituut, gevestigd in het pand van het ministerie, en de beleidsafdelingen van datzelfde ministerie.

Klokkenluiders

De twee andere onderzoeken gaan over de vraag hoe het kon dat de klokkenluider intern niet werd gehoord, en over de wetenschappelijke standaarden die in de betwiste rapporten zijn gehanteerd. Ruim zes weken na de eerste Nieuwsuur-uitzending hebben alle commissies wel een voorzitter, maar moeten zij nog van start gaan. Ze zijn volgens Grapperhaus 'bijna gevuld'. Inmiddels is nog een klacht over het WODC binnen gekomen en kwamen er ook nog twee meldingen over de werkwijze van de Inspectie Justitie en Veiligheid, zo maakte de minister bekend.

Op welke termijn de commissies zullen rapporteren, is niet duidelijk. Volgens Grapperhaus moeten zij in alle rust hun werk kunnen doen. Uit zijn formuleringen bleek dat dit zeker een half jaar zal duren, tot ongenoegen van de Kamer.

De klokkenluider maakte zich maandagavond in een nieuwe uitzending van Nieuwsuur bekend als de inmiddels gepensioneerde onderzoeker Marianne van Ooyen. Zij zei te betwijfelen of andere onderzoekers met identieke ervaringen zich zullen durven uitspreken tegen de commissies. De kans intern te worden zwartgemaakt, is volgens haar groot. Grapperhaus beloofde de Kamer dat iedereen zijn verhaal kan doen.

'Geloofwaardigheid weg'

Voor de bijna voltallige oppositie staat al vast dat de distantie tussen instituut en ministerie groter moet worden. Onder meer PVV, SP, GroenLinks en Denk vinden dat de scheiding tussen wetenschap en beleid duidelijker moet worden. De Partij voor de Dieren en Forum voor Democratie ontbraken in het debat.

PVV-Kamerlid Lilian Helder: 'De geloofwaardigheid van het WODC is weg. Het elders huisvesten en het ontslaan van de directeur is het minste dat moet gebeuren.' Grapperhaus wees er in zijn reactie op dat onder verantwoordelijkheid van de directeur in vijf jaar tijd 500 onderzoeken hebben plaatsgevonden, waarvan er nu twee ter discussie staan. Hij wilde verder niet ingaan op de positie van de directeur.

Voor SP-Kamerlid Michiel van Nispen duren de onderzoeken te lang en kan het WODC alvast vertrekken uit het departement. 'Onderzoekers moeten niet met de lift bereikbaar zijn voor beleidsambtenaren, om daar op de veertiende verdieping koffie met elkaar te drinken. De onderzoeken van deze commissies zijn een vlucht naar voren.'

Buitenweg van GroenLinks bepleitte een positie voor het WODC die vergelijkbaar is met het CBS en het Planbureau voor de Leefomgeving. Ze verwees naar een onderzoek van het Rathenau Instituut uit 2016 over de positie van 29 publieke kennisorganisaties, onderzoeksinstellingen dus met een relatie met de rijksoverheid.

Daaruit blijkt dat slechts een ander instituut, het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, op dezelfde departementale wijze is georganiseerd. Alle andere instellingen hebben als juridische status de vorm van een stichting, agentschap, zelfstandig bestuursorgaan of planbureau.

Tot voor kort hadden de onderzoeken van het WODC een goede naam, aldus Buitenweg, maar nu 'wordt er lacherig over gedaan en dat hindert ons als Kamerleden in ons werk'. Haar motie om de juridische status van het WODC te veranderen in dat van bijvoorbeeld een planbureau trok zij na veel geharrewar met de minister in, omdat hij toezegde dit aspect mee te nemen in de opdracht aan de betreffende onderzoekscommissie - al wist hij aanvankelijk niet welke van de drie.

Ook regeringspartij ChristenUnie vond een andere positionering van het WODC een serieuze optie, bleek uit de bijdrage van CU-Kamerlid Stieneke van der Graaf. Maar VVD, CDA en D66 gaven er de voorkeur aan de onderzoeksuitkomsten af te wachten. Madeleine van Toorenburg (CDA): 'Als wij nu al conclusies trekken, doen wij ook aan politieke sturing.' Op zijn beurt voegde VVD-Kamerlid Arno Rutte daar aan toe: 'Ik verzet mij niet principieel.'