Direct naar artikelinhoud
Analyse

Woede en teleurstelling, maar het pensioenfiasco biedt ook kansen

De 50+ beurs in de Jaarbeurs in UtrechtBeeld Marcel van den Bergh

Teleurstelling alom over het mislukken van het pensioenakkoord. Maar het vastlopen van de onderhandelingen biedt gelegenheid tot bezinning, ziet Koen Haegens. Wat was ook alweer de reden dat het stelsel radicaal op de schop moest?

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft meer slapeloze nachten achter de rug dan een vakantie vierende puber in Lloret de Mar. Het mocht niet baten, net zo min als het aanschuiven vorige week van vergadertijger Rutte. Dinsdagavond mislukten de onderhandelingen over een nieuw pensioenstelsel. Volgens een boze premier hebben de bonden schuld aan uitblijvende pensioenverhogingen de komende jaren. ‘Op inhoud is het totaal niet te volgen dat de FNV niet durft te springen’, reageerde ook Koolmees teleurgesteld.

Toch heeft het vastlopen van de gesprekken één voordeel. Het biedt zowel Den Haag als de polder gelegenheid tot bezinning. Dat helpt tegen een bekend gevaar bij onderhandelingen. Hoe langer ze duren, hoe verder de oorspronkelijke doelen uit zicht kunnen raken. Er móest een pensioenakkoord komen. Maar voor welk probleem was dat ook alweer de oplossing?

Al in 2014 volgde uit de ‘nationale pensioendialoog’ dat het Nederlandse pensioenstelsel toe is aan een grondige opknapbeurt. Los van de AOW-leeftijd, die door een tactische zet van de FNV onderdeel werd van de onderhandelingen, is er meer dan genoeg reden om aan de aanvullende pensioenen te sleutelen. ‘Verwachtingen worden onvoldoende waargemaakt, er zijn spanningen tussen generaties en het stelsel sluit niet meer aan bij de veranderende arbeidsmarkt’, aldus het regeerakkoord. Tekenend is de ‘indexatie-achterstand’ bij ABP. Had het grootste fonds van Nederland de pensioenen sinds 2009 wél mee kunnen laten stijgen met de prijzen, dan zouden deelnemers inmiddels bijna 16 procent méér hebben opgebouwd. Dat is geen kleingeld.

Afschaffen doorsneepremie

Wat doet een nieuw pensioenstelsel met meer persoonlijke pensioenpotjes hieraan? De spanning tussen generaties pakt het kabinet zelf aan door de doorsneepremie af te schaffen. Nu betalen werknemers, ongeacht leeftijd, evenveel voor dezelfde pensioenopbouw. Dat wringt, omdat de premies van jongeren langer kunnen renderen dan die van ouderen.

Lastiger zijn de andere pensioenpijnen, de arbeidsmarkt voorop. Het huidige stelsel gaat uit van werknemers die veertig jaar lang voor dezelfde baas blijven werken. Dat terwijl een op de drie werkenden tegenwoordig een tijdelijk contract heeft, op uitzendbasis werkt of zzp’er is. Een aanzienlijk deel van dat drie miljoen mensen tellende flexleger bouwt geen of onvoldoende pensioen op. Fondsen met individuelere pensioenpotjes maken het op papier iets makkelijker voor zzp’ers om zich aan te sluiten. Bovendien leek het kabinet de afgelopen weken bereid om pensioensparen voor zelfstandigen met extra belastingmaatregelen aan te moedigen.

Om het tij werkelijk te keren, zijn verdergaande maatregelen nodig. De vakbonden willen dat werkgevers pensioenpremie betalen voor zzp’ers van wier diensten ze gebruik maken, al raakt dat wel aan hun vrije ondernemerschap. Een ander idee is het schrappen van de zogenoemde ‘wachttijd’ voor uitzendkrachten. Zij gaan nu pas na zes maanden pensioen opbouwen. Mede hierdoor doet één op de drie uitzendkrachten niet mee aan een pensioenregeling. Voor alle werknemers samen is dat 13 procent.

Jojopensioen

En dan is er nog het ‘jojopensioen’. De pensioenfondsen ademen met hun beleggingen mee met de financiële markten. Maar die hebben last van astma. De wisselende rente en fluctuerende koersen leiden tot hevig schommelende dekkingsgraden. Met als gevolg dat pensioendeelnemers niet meer weten waar ze aan toe zijn. Het beoogde nieuwe pensioenstelsel versterkt die onzekerheid alleen maar. Het goede nieuws is dat de pensioenuitkeringen in de toekomst sneller omhoog kunnen als de fondsen floreren. Maar het omgekeerde geldt natuurlijk ook. Zodra de stemming omslaat op de financiële markten, dreigen nieuwe kortingen.

Dat helpt niet tegen de vertrouwenscrisis waar het pensioenstelsel mee kampt. Het kabinet, gesteund door onder meer toezichthouder De Nederlandsche Bank, zoekt de oplossing in duidelijker communicatie. Schep realistische verwachtingen en het nationale pensioenhumeur knapt vanzelf op. Maar uit onderzoek blijkt dat als pensioendeelnemers één ding willen, het juist voorspelbaarheid en garanties zijn. ‘Een van de weinige zaken die mensen belangrijker lijken te vinden dan de hoogte van de uitkering is de zekerheid ervan’, schreef het Sociaal en Cultureel Planbureau vorig jaar nog. ‘Circa 90 procent van de mensen geeft aan een lagere uitkering uit te willen ruilen tegen meer zekerheid.’

De flexwerkers, de kortademigheid van de pensioensector en de roep om zekerheid bij de deelnemers: het zijn stuk voor stuk goede redenen voor een pensioenhervorming. Maar in het verhitte debat van de afgelopen weken domineerde slechts één argument. De dreigende pensioenkorting vanaf 2020 moet voorkomen worden. Die wens is volstrekt begrijpelijk – zeker met landelijke verkiezingen een jaar later. Maar als onderbouwing voor een historische ingreep waarbij het complete pensioenstelsel op de schop gaat is het mager.

Zo bezien kan de noodgedwongen pas op de plaats van politiek, vakbonden en werkgevers nog wel eens positief uitpakken. Tel daar het goede nieuws bij op: ondanks alle zorgen behoren de Nederlandse pensioenen, in verhouding tot het salaris, nog altijd tot de hoogste ter wereld. Armoede onder ouderen is vrijwel nergens in Europa lager. En het overgrote deel van de pensioenfondsen heeft op dit moment, voor elke 1.000 euro pensioen die ze de komende 70 jaar moeten uitkeren, al fors meer dan 1.000 euro in kas. Dat zijn evenzoveel goede redenen voor bedachtzaamheid.