Direct naar artikelinhoud
RecensieIk ben dynamiet - Het leven van Nietzsche

Eindelijk een geloofwaardig verhaal over de mens Nietzsche, om wie nog altijd een zweem van ‘fout’ hangt (vier sterren)

Overtuigend laat Sue Prideaux zien hoe het vergiftigde beeld van Nietzsche in de wereld is gekomen. 

Eindelijk een geloofwaardig verhaal over de mens Nietzsche, om wie nog altijd een zweem van ‘fout’ hangt (vier sterren)
Beeld Leonie Bos

Sue Prideaux: Ik ben dynamiet - Het leven van Nietzsche

Uit het Engels vertaald door Peter Claessens.

De Arbeiderspers; 456 pagina’s; € 41,99.

Achter die enorme, walrusachtige snor verborg hij een zinnelijke, mooi gewelfde mond, die goed kon zoenen. Het is niet het eerste waaraan je denkt bij de wereldberoemde filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900), die het westerse denken in een wereld zonder God diepgaand beïnvloedde, maar het is toch een aardig detail. Zelf zei hij erover dat het achter zo’n grote snor veilig en rustig toeven was, juist omdat de buitenwereld zo’n snor zag als teken van een militaristisch en gewelddadig karakter.

Het detail van de snor is ook typerend voor de biografie die de Britse schrijfster Sue Prideaux – geprezen biograaf van Edvard Munch en August Strindberg – toevoegde aan de planken vol Nietzsche-literatuur. Zij schreef niet de eerste biografie, maar zij putte wel uit authentiek materiaal, grote hoeveelheden brieven. Daarmee vertelt ze als eerste een geloofwaardig verhaal over de ‘mensch’ die Nietzsche is geweest: het brave, vrome domineeszoontje, de gretig lezende en schrijvende student en de getergde, eenzame geleerde die samen de denker voortbrachten, een man die eindigde in het graf van de waanzin.

Prideaux schreef een zeer leesbaar boek, dat goed is vertaald door Niezsche-kenner Peter Claessens. Nietzsche is er, door de vele citaten en brieffragmenten, maar ook doordat de biograaf niet bang is voor ferme en eigenzinnige interpretatie, springlevend in aanwezig. Zij doet wat een biograaf moet doen: niet het oeuvre navertellen of becommentariëren, maar het leven onthullen van degene die tot zulke opzienbarende gedachten en uitspraken is gekomen. Die gedachten zelf krijgen dan ook bloed.

Zijn roem was groter dan die van zijn oeuvre. Ook wie nog nooit één letter heeft gelezen in Aldus sprak Zarathoestra, Voorbij goed en kwaad, Menselijk, al te menselijk, De antichrist of Ecce homo, boeken die het denken over de wereld, de mens en de religie voorgoed en ingrijpend hebben veranderd, kent vele uitspraken van Nietzsche, over slavenmoraal, over de übermensch en God die dood is. Het zijn tegeltjes van de moderne tijd: ‘Wat me niet ombrengt, maakt me sterker’, ‘Word wie je bent’, ‘Het leven zelf is wil tot macht’ en ‘Moraal is het kudde-instinct in het individu’. Het zijn waarheden als mokerslagen geworden van wie de meeste mensen niet weten wie ze heeft bedacht.

Friedrich Wilhelm Nietzsche, circa 1890.Beeld Getty Images

Toen hij zijn eerste boeken schreef was Nietzsche, toen nog filoloog, lang van stof. Met elk, vrijwel door niemand gelezen boek werd hij bondiger en op het laatst schreef hij in compacte, bijtende aforismen. Prideaux heeft daar een banale, maar overtuigende verklaring voor: Nietzsche moest schrijven tussen de pijnscheuten door en zag vrijwel niets. Zijn hele leven, maar vooral de laatste jaren, had hij last van verschrikkelijk hoofdpijnen en braakaanvallen, en kon hij amper licht in zijn ogen verdragen. Hij moest dus wel snel toeslaan als hij zich even wat beter voelde. Maar het was ook een stijlopvatting. De moderne tekst moest dansen, vond hij, de stijl moest zowel ernstig als frivool zijn – dat had hij goed gezien.

Aan zijn vriendin Lou Salomé, schrijfster, filosoof en psychoanalytica, een van de weinige mensen met wie hij levendig van gedachten kon wisselen en over zijn worsteling met God kon praten, zijn vrijgevochten evenknie op wie hij hopeloos verliefd was maar die zich niet liet vangen, gaf hij nuttige schrijftips. De belangrijkste was: schrijf bondig en direct, lange zinnen zijn voor pedante warhoofden. ‘Alleen diegene heeft het recht om volzinnen te schrijver, die ook bij het spreken een lange adem heeft.’ Salomé zou zich niet aan dit advies houden, schrijft Prideaux vilein. (Dat doet ze wel vaker in dit boek: een lange neus trekken naar in haar ogen vervelende personages en zelf de grapjas uithangen, een vervelend trekje van een voortreffelijke biografe.)

Kundig rekent Prideaux af met enkele hardnekkige mythen. Nee, Nietzsche was geen vrouwenhater. Hij schreef, teleurgesteld in de liefde en geterroriseerd door zijn bemoeizuchtige, benepen moeder en zus, vreselijke dingen over vrouwen, zoals ‘De vrouw was Gods tweede vergissing’ en ‘Ga je naar de vrouwtjes? Vergeet je zweepje niet!’ Maar de zelfspot en zelfhaat zijn in losse citaten te weinig voelbaar. Prideaux laat zien dat zijn beste vrienden vrouwen waren – Cosima Wagner, Lou Salomé en aanvankelijk zijn zuster –, dat hij medelijden had met vrouwen die gevangen zaten in een huwelijk, en dat hij hen als gelijken behandelde en intellectueel stimuleerde, wat in zijn tijd bijzonder was.

Dat Nietzsche géén fascist in de dop was, geen pre-nazi, geen racist en geen nationalist, dat is al wel bekend, maar toch hangt er een zweem van ‘fout’ om de filosoof. In feite was hij, betoogt Prideaux, een anti-nationalist, had hij een afkeer van politieke ideologieën, groeide tijdens zijn leven zijn weerzin tegen Duitsland – ‘Alles wat de staat zegt is een leugen’– en was hij een overtuigd Europeaan.

Prideaux laat zien hoe het vergiftigde beeld van Nietzsche in de wereld is gekomen, en ze doet dat overtuigend en gedocumenteerd. Zijn zus Elisabeth, 35 jaar na haar broer in 1935 overleden, was de kwade genius. Zij was een fel en devoot aanhangster en propagandist van Hitler, overtuigd antisemiet en ze misbruikte en vervalste het werk van haar broer. Ze boog gedachten als die over de übermensch zo om dat Nietzsche voor een wegbereider en inspirator van de nazi’s kon doorgaan. Zijn nalatenschap werd erdoor bezoedeld. Nietzsche wist overigens dat zijn gedachten gevaarlijk waren en moreel misbruikt konden worden. Vandaar zijn uitspraak ‘Ik ben dynamiet’.

Deze biografie vertelt het verhaal van een treurig, ogenschijnlijk mislukt leven dat boeken voortbracht die postuum sensationeel bleken in oorspronkelijkheid en helderheid van denken. Dat leven zelf was voornamelijk narigheid. Het leed stapelde zich akelig op: een vader die al jong stierf (aan ‘hersenverweking’, wat dat ook geweest moge zijn), een kwezelige en heerszuchtige moeder en zus, die hem adoreerden en in liefde smoorden, een hartsvriend – Wagner – en een hartsvriendin – diens vrouw Cosima – die hem verrieden, het vergeefs zoeken naar een vriendin die zijn vriend kon zijn. Hij wist wat hij in zich had en dat de roem ooit zou komen. Toen dat gebeurde, was het te laat en kon hij er niet van genieten. En dan nog die helse pijnen en blindheid.

Zijn waanzin, die tot uiting kwam in rare brieven die hij naar iedereen begon te sturen, ondertekend met ‘Caesar’, ‘de gekruisigde’ en ‘Dionysos’, was niet mild. Nog ruim elf jaar leed hij aan wanen, totdat de dood hem verloste. Inmiddels waren de man, zijn oeuvre en zijn roem al gekaapt door die heks van een zuster. Wat een leven, wat een boek.

Eindelijk een geloofwaardig verhaal over de mens Nietzsche, om wie nog altijd een zweem van ‘fout’ hangt (vier sterren)