Direct naar artikelinhoud
BeschouwingMichel Foucault

‘De waarheid bestaat niet’, en andere zaken die Michel Foucault ons nog te zeggen heeft

In zijn laatste grote werk, dat nu uitstekend is vertaald, drijft Michel Foucault de spot met onze ‘seksuele bevrijding’. Omstreden was en is zijn relativisme.

Paul Michel Foucault (1926-1984) thuis in Parijs in 1984.Beeld Hollandse Hoogte

In Laurent Binets hilarische roman Het zevende teken van taal wordt de beroemde filosoof Michel Foucault op heterdaad betrapt, terwijl hij in zijn werkkamer masturbeert voor een poster van Mick Jagger. Dat is waar gebeurd, verzekerde Binet, op gezag van een decaan van de Amerikaanse Cornell University.

Foucault kon het zich permitteren. Hij was een intellectuele superster aan de Amerikaanse elite-universiteiten. In oktober 1980 gaf hij in Berkeley een lezing onder de toch niet al te wervende titel Waarheid en subjectiviteit. De belangstelling was zo groot dat de politie eraan te pas moest komen om de deuren van de collegezaal te sluiten.

Michel Foucault (1926-1984), de kale man die zo vaak een witte coltrui droeg, is een romantische figuur uit de tijd dat Franse filosofen er nog echt toe deden, als hogepriesters het publieke debat domineerden, petities ondertekenden en op de bres sprongen voor de verdrukten der aarde, al dan niet met een megafoon aan de mond.

Omstreden denker

Michel Foucault is ook een omstreden denker, tijdens zijn leven en na zijn dood. Tegenwoordig wordt hij in nieuw-rechtse kringen gezien als een van de aanjagers van het postmodernisme en het ‘cultuurmarxisme’, verderfelijke intellectuele stromingen die het westerse zelfvertrouwen zouden ondermijnen door zijn waarden op een levensgevaarlijke manier te relativeren.

Uitgeverij Boom heeft nu zijn laatste grote werk, Geschiedenis van de seksualiteit, uitgebracht in een mooie uitgave en een uitstekende vertaling. Gemakkelijke kost is het niet. Zoals zo veel Franse denkers neigt Foucault naar wijdlopigheid en het aaneenrijgen van abstracties. Voor een handige introductie op zijn werk verscheen eerder vorig jaar het kleine boekje Beminnen waarin filosofe Marli Huijer Geschiedenis van de seksualiteit samenvat en van een interessante actuele reflectie voorziet.

‘De waarheid’ bestaat niet

Het is niet eenvoudig Foucaults complexe filosofie samen te vatten zonder in jargon over ‘discursieve formaties’ te vervallen. Simpel gezegd komt zij hierop neer: ‘de waarheid’ bestaat voor hem niet. Waarheid is een constructie die ontstaat in een netwerk van machtsverhoudingen, waarin de kennis van wetenschappers, medici en andere experts een belangrijke rol speelt. In dit netwerk ontstaat een maatschappelijk discours dat bepaalt wat waar en niet waar is, wat redelijk en waanzinnig is, welk gedrag crimineel is, wat seksueel normaal en pervers is.

Deze subversieve ondermijning van de waarheid maakte Foucault razend populair in de Verenigde Staten. Voor een generatie linkse onderzoekers en studenten ontmaskerde hij de waarheidspretenties van conservatieve academische machthebbers, die de stem van vrouwen, zwarten en homo’s zouden willen onderdrukken door hun canon van Dode Witte Europese Mannen op te leggen. Zo werd Foucault een hulpsoldaat in de Amerikaanse culture wars.

Tegen deze achtergrond zou je verwachten dat Geschiedenis van de seksualiteit een blijmoedige vertelling is over seksuele bevrijding uit de christelijke en victoriaanse duisternis. Foucault is echter een tegendraads denker. Hij bespot de mensen die geloven dat ze seksueel bevrijd zijn. In vroeger tijden werd seks helemaal niet onderdrukt, schrijft hij. De mens werd er juist toe aangezet om zo veel mogelijk van zijn seksleven te ‘bekennen’, eerst door priesters (de biecht), later door artsen, pedagogen en psychiaters. Zo werd de mens een ‘bekentenissenbeest’, aldus Foucault. Aan de hand van die bekentenissen worden ‘we’ gestuurd en gedisciplineerd. En ironisch genoeg verkeren we daardoor in de waan dat we ‘bevrijd’ zijn, zo besluit hij het eerste deel van Geschiedenis van de seksualiteit.

Somber

Het foucaultiaanse perspectief is somber, schrijft ook Marli Huijer in Beminnen. Het individu kan nauwelijks aan de macht ontsnappen. Het omverwerpen van de macht leidt slechts tot de vestiging van nieuwe machtsstructuren. De hedendaagse mens heeft zich wellicht ontworsteld aan een religieuze moraal, maar er zijn nieuwe dwingende normen voor in de plaats gekomen: het ideaal van de seksueel actieve vrouw, de homo- en transgenderscene die hun leden dreigen op te sluiten in een subcultuur met eigen gebruiken, regels en taboes.

Toch overtuigt deze foucaultiaanse blik niet helemaal. De abstracties van Foucault lopen stuk op het echte leven. Natuurlijk kun je kritiek hebben op de verleidingen van commercieel uitgebate seks, de druk van sociale media, de tirannie van het schoonheidsideaal en al die andere, al dan niet expliciete normen die het gedrag van veel mensen beïnvloeden. Toch kun je moeilijk ontkennen dat de seksuele vrijheid is toegenomen. Er is een verschil tussen een victoriaanse dame en een meisje dat zich uitdagend kleedt omdat zij op Instagram heeft meegekregen dat de seksueel actieve vrouw een interessant model is. Of tussen een homo uit de jaren vijftig die bij een urinoir werd gearresteerd door een rechercheur en een leernicht die zich naar de codes van zijn scene voegt. In het universum van Foucault lijkt het allemaal één pot nat.

Tijdens zijn leven werd Foucault bekritiseerd door links, omdat hij ook de gedachte van maatschappelijke vooruitgang relativeerde. Toch kwam de felste oppositie altijd van rechts. Als het geloof in de waarheid of in westerse waarden verloren gaat, is het einde zoek, meenden conservatieve critici. Al in de jaren tachtig werd de toename van het aantal bag ladies – vrouwelijke zwervers – in de straten van New York aan het succes van Foucault toegeschreven.

‘Moeilijk geaccepteerde homoseksualiteit’

Het relativisme van Foucault gaat erg ver, maar zijn werk moet ook in zijn tijd worden begrepen. Zijn intellectuele project werd geboren uit een existentiële ervaring, stelde Didier Eribon in een biografie uit 1989. Aan den lijve ondervond hij hoe homo’s eerst als zondaars werden verketterd, om vervolgens door artsen en psychiaters met zalvende welwillendheid als een medisch probleem te worden gezien.

Als student aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure in Parijs deed hij verschillende zelfmoordpogingen. Volgens de arts van de school leed hij aan een ‘heel moeilijk geaccepteerde homoseksualiteit’. ‘En inderdaad, als Foucault terugkomt van zijn veelvuldige nachtelijke expedities naar homobars en andere contactplaatsen, blijft hij urenlang diep terneergeslagen, ziek, verpletterd van schaamte’, schreef Eribon.

Die persoonlijke dimensie laat zien hoe banaal en a-historisch het etiket ‘cultuurmarxisme’ is – nog afgezien van het feit dat Foucault altijd ruzie had met de marxisten. Het relativisme van Foucault kwam ergens vandaan. Hij groeide op in een periode waarin autoritaire religieuze en wetenschappelijke zielzorgers pretendeerden ‘de waarheid’ te verkondigen. Hij schreef zijn belangrijkste werken in een periode, van begin jaren zestig tot de jaren tachtig, waarin lang gekoesterde ‘westerse waarden’ op losse schroeven werden gezet. Volgens de Britse ideeënhistoricus Sudhir Hazareesingh was het geen toeval dat zijn eerste grote werk, Geschiedenis van de waanzin, tijdens de Algerijnse oorlog verscheen. Frankrijk meende Algerije te beschaven met zijn superieur geachte cultuur van Verlichting en Revolutie. Toen de Algerijnen daar heel anders over dachten, bleken die pretenties niets waard.

Aan het einde van zijn leven bloeide Foucault op, schreef Eribon. De man die zo’n moeite met zijn homoseksualiteit had gehad, genoot van de vrije gayscene van New York en San Francisco – kennelijk was er toch meer bevrijding mogelijk dan zijn werk lijkt te suggereren. In het homoblad The Advocate sprak hij vrijmoedig over zijn liefde voor sadomasochisme: ‘SM is een proces van verzinnen, een strategische betrekking wordt benut als bron van lichamelijk genot.’

Vorm van bevrijding

In die periode onderzocht hij ook de Griekse en Romeinse ‘zelftechnieken’ waarvan hij verslag doet in het tweede en derde deel van Geschiedenis van de seksualiteit. Opnieuw toonde hij zich tegendraads. Hij schreef geen ode aan de Griekse knapenliefde of de vrije, heidense sekscultuur. Integendeel, hij constateerde dat de Grieken en Romeinen al streefden naar soberheid en matiging, en dat zij de monogame relatie met een echtgenote hoger aansloegen dan de liefde van een volwassen man voor een jongeling.

Toch lijkt Foucault hier een soort geitenpaadje naar een vorm van bevrijding te hebben gevonden. De klassieken legden geen wetten of universele moraal op. Ze formuleerden slechts principes aan de hand waarvan het individu zijn leven kon stileren. ‘Een moraal zonder gareel’ of ‘een meesterschap van de juiste mate’, zoals Marli Huijer het noemt.

Zelf was Foucault niet direct een matig mens, met zijn escapades in het homocircuit en zijn drugsgebruik. In 1978 werd hij op straat in Parijs aangereden, waarschijnlijk omdat hij beneveld was door de opium. In de winter van 1983 klaagde hij over ‘een kwaaie griep’. Hij bleef hoesten en leed aan hevige hoofdpijnen die hem het werken beletten. In 1984 werd aids geconstateerd. Hij onderging zijn lot op stoïcijnse wijze, in de geest van de Grieken en Romeinen die hij kort daarvoor nog had bestudeerd. Op 25 juni 1984 overleed hij.

Na zijn dood raakte hij uit de mode, zeker in Frankrijk. Het hedendaagse Frankrijk hunkert naar zekerheid. Populaire denkers en opinieleiders ontmaskeren en relativeren niet meer, maar proberen hun lezers juist vaste grond onder de voeten te geven. Ze oriënteren zich op het antikapitalisme (Thomas Piketty, Frédéric Lordon) of hameren weer op het belang van Franse waarden (Alain Finkielkraut, Eric Zemmour). Het is een tijd voor nieuwe zekerweters.

Daarom blijft Foucaults filosofie actueel, hoeveel bedenkingen je er ook bij kunt hebben. Foucault liet zien hoezeer het dominante discours een dwingende werking heeft. De afgelopen decennia was het vrijwel onmogelijk om begrippen als ‘concurrentie’ of ‘dynamiek’ te bekritiseren. Nu de hoogtijdagen van het neoliberalisme voorbij zijn, spreekt opeens iedereen over ‘het volk’ of ‘identiteit’. Dat vraagt om een foucaultiaanse blik. Welke belangen heeft iemand die ‘het volk’ aanroept? En: hoed u voor de mensen die pretenderen de waarheid in pacht te hebben.

Michel Foucault: Geschiedenis van de seksualiteit. Uit het Frans vertaald door Jeanne Holierhoek. Boom; 704 pagina’s; € 39,90.