Direct naar artikelinhoud
verslaggeverscolumn

Tussen de rietkragen van Kienitz, een dorp met vijfhonderd voornamelijk bejaarde inwoners, zonder voorzieningen

Tussen de rietkragen van Kienitz, een dorp met vijfhonderd voornamelijk bejaarde inwoners, zonder voorzieningen

Als je per binnenvaartschip Oost-Europa wilt ontdekken, maar op een kwade zomerdag vastloopt op de grens tussen Duitsland en Polen, op een zandbank in de rivier de Oder. Droogte. Klimaatverandering. Wat doe je dan?

‘Andere mensen worden horendol’, zegt Mariëtta van Bakel (63). Zij niet. Haar man, Paul Kamstra (74) evenmin. Ze liggen hier nu al een half jaar. Tussen de rietkragen van Kienitz, een dorp met vijfhonderd voornamelijk bejaarde inwoners, zonder voorzieningen, afgezien van het havencafé waar zij hun post laten bezorgen.

Hun boot ligt stil, hun leven niet. Hij klust in zijn werkplaats aan boord, zij in haar naaiatelier. Ze lezen, denken. Soms takelen ze de auto van dek (‘Kijk, zo.’ Paul laat de kraan op het voordek omhooggaan met de zelfgemaakte afstandsbediening) en rijden ze naar Cottbus of Dresden. ‘Steden waar we anders nooit zouden zijn geweest.’

‘Oh, daar landt weer een kraanvogel’, zegt Mariëtta. Paul pakt de verrekijker. Ze zien hier ook reeën en vis­otters. Het water van de Oder weerspiegelt de donkergrijze wolken. Stroomopwaarts in Polen heeft het zoveel geregend dat ze waarschijnlijk in de eerste week van het nieuwe jaar kunnen uitvaren.

Om bij de schuit van Paul en Mariëtta te komen, reed ik vanuit Berlijn anderhalf uur door een steeds leger landschap. Langs kasteeltjes van de Pruisische adel en verkommerde kolchozen uit de DDR-tijd, over de Seelower Hoogten, waar de laatste grote slag plaatsvond voordat het Sovjetleger in april 1945 Berlijn bereikte. De straat die afbuigt naar het haventje heet Bevrijdingsstraat. Op de rotonde staat een Russische tank. Kienitz ligt midden in Europa, verloren in de tijd.

En dan opeens die schuit. ‘De Avontuur’, Amsterdam. Binnen loopt de koffie door. Terwijl ik mijn maat zoek in de rij sloffen voor gasten, zet Mariëtta stroopwafels neer en chocola, van het merk dat de repen in ongelijke brokken verdeelt omdat het nu eenmaal ongelijk verdeeld is in de wereld.

Paul was ingenieur, met naar eigen zeggen dertig patenten op zijn naam. Hij bedenkt praktische oplossingen voor problemen, op de boot of in de wereld. ‘Wat Paul niet repareren kan, geef dat maar aan de vuilnisman.’ Ze zeiden het vroeger thuis al. Mariëtta was onderwijzeres. Na haar scheiding kocht ze een zeilbootje om onder de mensen te komen. Na zijn scheiding kocht Paul een zeilboot om een wereldreis te maken. Ook schreef hij een contactadvertentie.

Achtenhalfjaar lang leefden ze samen op een zeilboot van 12 meter. Antarctica, Brazilië, Madagaskar, Nieuw Zeeland. Ze leerden dat je de loop der dingen lang niet altijd naar je hand kunt zetten en dat het geen zin heeft daarover te zeuren. Na terugkomst bleek aan wal leven ‘te beklemmend.’ ‘Wat heb je de buren nog te vertellen?’ Dus kozen ze voor een leven met afwisselende buren.

De buren in Kienitz vonden ze in het begin wat afstandelijk. Maar gelukkig bleek de zoon van een dorpsbewoonster in Noordwijk te werken, bij de ESA. Hij en zijn Nederlandse vriend komen geregeld in Kienitz. Zo hadden ze een ingang in de gemeenschap. Laatst werden ze uitgenodigd voor de lokale bejaardensoos, waar mannen verkleed als vrouwen grappig bedoelde dansjes maken. ‘Een beetje te camp voor ons’, zegt Paul.

Soms beginnen mensen hier over het gevaar van immigranten en aanslagen. Dan rekent hij voor hoeveel groter het aantal doden door verkeersongelukken is dan door terroristische aanslagen.

Mensen krijgen dat soort angsten aangepraat door de media, denkt Paul. Terwijl diezelfde media volgens hem te weinig aandacht besteden aan de zaken die de mensheid werkelijk bedreigen: opwarming van de aarde, uitputting van grondstoffen. Kortom, de mensheid zelf. ‘Er zijn te veel mensen, we hebben een mensenplaag. Maar op de discussie daarover rust een taboe.’

Paul komt maar weinig mensen tegen met wie hij inhoudelijk écht de diepte in kan, legt Mariëtta uit. ‘Tja, it’s lonely at the top,’ zegt hij. Dan, bescheidener: ‘In de sociale kant van het leven ben ik minder goed.’

Als ze kunnen varen, varen ze eerst terug naar Nederland, om de geboorte van Mariëtta’s achtste kleinkind te beleven. Dan varen ze verder, naar België en Frankrijk. Want, vinden ze, rationeel moet je kennis nemen van de betreurenswaardige toestand van de wereld, emotioneel moet je leven alsof elke dag je laatste kan zijn. ‘Gij zult genieten.’ Mariëtta schrijft het onder al haar e-mails.

Ze zullen genieten als ze eindelijk wegvaren uit Kienitz. Maar ze zullen het ook missen. ‘Kijk dat winterlicht.’ De lage zon is doorgebroken. In de verte wandelt iemand op de dijk, iemand met één been en twee krukken. Hij: ‘Dit is de mooiste gevangenis waar ik ooit in heb gezeten.’ Zij: ‘Je hebt nooit in een andere gevangenis gezeten.’ Hij: ‘Dat klopt.’