Direct naar artikelinhoud
InterviewRens Bod

Hoogleraar Rens Bod: ‘Ook buiten Europa voltrokken zich wetenschappelijke revoluties’

Alle wetenschappelijke disciplines zijn met elkaar verweven, en niet alle wetenschappelijke revoluties vonden plaats binnen Europa. Dat schrijft Rens Bod in zijn boek Een wereld vol patronen. ‘De Chinezen pasten al in de zestiende eeuw inenting toe.’

Behandeling van de pest in het Amoy-ziekenhuis in China. Voorpagina van de Franse krant Le Petit Parisien, 2 februari 1897.Beeld Getty Images

Naar huidige maatstaven was Rens Bod, hoogleraar Computational & Digital Humanities aan de Universiteit van Amsterdam, een langstudeerder, zo niet een eeuwig student. Met dien verstande dat hij niet alleen lang, maar ook veel studeerde: kunstgeschiedenis en natuurkunde & astronomie in Utrecht, letteren aan de Università La Sapienza in Rome, en alfa-informatica aan de UvA, waar hij ook promoveerde. Vervolgens stelden meerdere beurzen hem in staat zich verder multidisciplinair te ontwikkelen. ‘Ik heb in de schatkamer van de kennis kunnen dolen’, zegt Bod (53). ‘Dat geluk is de huidige studenten niet beschoren.’

Zijn kennisvergaring in de volle breedte van de wetenschap resulteerde in een grenzeloos boek over de fijne gewoonte van de mens om patronen te zien in de chaos die hem omringt, en om verbanden te leggen tussen die patronen. Het vandaag te presenteren boek Een wereld vol patronen is in meerdere opzichten grenzeloos. Het toont de verwevenheid van alle wetenschappelijke disciplines, en het laat zien dat zich ook buiten Europa wetenschappelijke revoluties hebben voltrokken.

Waaraan moeten we dan denken?

‘Bijvoorbeeld dat de Chinezen al in de zestiende eeuw inenting toepasten, en dat die praktijk later in het Ottomaanse Rijk en delen van Afrika werd overgenomen – maar nog niet in Europa. Ik wist niet beter dan dat inenting in de achttiende eeuw door Edward Jenner was uitgevonden. Mijn eigen zoon leert dat nog steeds. Maar eigenlijk is dat een gênant voorbeeld van een Eurocentrische kijk op de wetenschapsgeschiedenis.’

Waren de Chinezen, en later de Ottomanen, zich ook bewust van het principe achter vaccinatie?

‘De Chinezen wisten dat het goed kon zijn om mensen een beetje ziek te maken om te voorkomen dat ze heel erg ziek zouden worden. Met dat oogmerk schraapten ze wondjes af en mengden ze het schraapsel met vocht – dat bij mensen werd ingebracht. Er was zelfs enig bewustzijn van kleine beestjes, bacteriën. Dat inenting een afweerreactie in het lichaam teweegbracht, wist men nog niet. Men kende het patroon, niet het principe. Inenting was ook heel erg geritualiseerd. Bij jongens moest de vloeistof via het rechter neusgat worden ingebracht, en bij meisjes in het linker neusgat. Daardoor zag het er voor Europeanen uit als bijgeloof. Maar lady Mary Montagu, de vrouw van een Britse diplomaat in Constantinopel, zag dat de kindersterfte als gevolg van pokken in het Ottomaanse Rijk op een veel lager niveau lag dan in Engeland. Na een kind aan de pokken te hebben verloren, liet zij een ander kind inenten. Met het beoogde resultaat.’

Wat is de drijfveer achter de zoektocht naar patronen?

‘Mensen wilden patronen herkennen in uiteenlopende natuurverschijnselen om orde te scheppen. Ze wilden regelmaat in zonsverduisteringen vinden en verbanden leggen tussen alle waargenomen cycli. Soms was dat een doel op zich, soms diende dit een praktisch doel. Bijvoorbeeld toen Babyloniërs een, vergeefse, poging deden om een verband te zien tussen planeetbewegingen en de ontwikkeling van de graanprijs.’

En die zoektocht had in alle culturen ongeveer hetzelfde verloop?

‘In grote lijnen wel. Mensen willen niet alleen patronen zien, ze willen ook een verband zien tussen die patronen. Ze gaan op zoek naar verklaringen achter die patronen. Op een gegeven moment ontstaat er een bewustzijn van een principe en wordt dat principe expliciet gedefinieerd. Volgens de Griekse wijsgeer Thales was alles gemaakt uit water. Natuurlijk, zijn verklaring was niet correct, maar de poging om tot een verklaring te komen was natuurlijk fascinerend. Zo probeerde de Indiase Sanskrietgeleerde Panini een metaregel te vinden voor alle zinsconstructies. Hij wilde alle patronen begrijpen op basis van enkele principes. Dat was een ontroerend moment in de kennisgeschiedenis.’

Natuurwetenschappen en geesteswetenschappen onderscheidden zich dus niet van elkaar?

‘Nee, dat onderscheid is pas veel later aangebracht. Zo is het idee dat de aarde ouder moet zijn dan de zesduizend jaar waarvan sprake is in het Oude Testament niet afkomstig van de natuurwetenschappen, maar van de geschiedwetenschap. Bij hun pogingen om de complete, universele geschiedenis vanaf Adam en Eva op te tekenen, stelden zeventiende-eeuwse historici vast dat alle opgetekende ontwikkelingen zich nooit in zesduizend jaar kunnen hebben voltrokken. Met dat inzicht deden natuurwetenschappers later hun voordeel.’

Rens Bod, Een wereld vol patronen. De geschiedenis van kennis. 480 pagina’s; Uitgeverij Prometheus; 39,99 euro.

Rens Bod.Beeld Jeroen Oerlemans/UvA