Direct naar artikelinhoud
AnalyseTrial by media

Veroordeeld door de media? Drie casussen ontleed

Schrijven over seksueel geweld en intimidatie is ingewikkeld, alleen al omdat getuigen vaak ontbreken. In het laatste deel van een serie over 1 jaar #MeToo buigt een panel zich aan de hand van drie zaken over de vraag of de media de schandpaal niet al te voortvarend hebben opgetuigd.

en
Beeld Eleanor Shakespeare

Tientallen lezers stuurden woedende mails naar NRC. Twitteraars noemden het een ‘naming-and-shamingstuk’ van het ‘niveau Story en Privé’. De aanleiding: het voorpaginaverhaal over het vertrek van de oncoloog Jan Schellens. Een van zijn promovendi had een klacht tegen hem ingediend. Twee jaar lang had hij toenadering tot haar gezocht en ze waren – nadat hij zich volgens haar had opgedrongen – met elkaar naar bed geweest. Wat volgde was een intern onderzoek, waarna Schellens ontslag nam. Waarom dan alsnog zo’n uitgebreid artikel, vroegen lezers zich af. Ze mailden de redactie dat ze het ‘laag-bij-de-gronds’ en ‘NRC-onwaardig’ vonden.

Al meteen nadat #MeToo was losgebarsten, klonk het verwijt dat de beweging, die seksueel grensoverschrijdend gedrag wil aankaarten, tot trial by media leidt. Mannen worden op sensationele wijze met naam en toenaam van de vreselijkste dingen beschuldigd, zo klinkt het. ‘Ik vind dat het in een lynchpartij is geëindigd die z’n weerga niet kent’, zei schrijver Jessica Durlacher vorig najaar in ­De Wereld Draait Door.

Trial by media: Onzorgvuldige beschuldigingen en blijvende reputatieschade

Het begrip ‘trial by media’ is overgewaaid uit Angelsaksische landen, waar een ­mediaveroordeling de onpartijdige blik van de jury die zich tijdens het strafproces over de schuldvraag buigt, kan vertroebelen. Een sluitende Nederlandse definitie van trial by media bestaat nog niet. Daarom werd voor dit artikel de hulp ingeschakeld van een panel deskundigen en de Raad voor de Journalistiek, en de volgende definitie opgesteld: er is sprake van trial by media als iemand in de media op onzorgvuldige wijze wordt beschuldigd en de berichtgeving tot blijvende reputatieschade leidt. Niet elke beschuldiging is een mediaveroordeling; journalisten moeten steken hebben laten vallen. Ze noemen bijvoorbeeld ­iemand bij naam en toenaam terwijl er te weinig bronnen voor de verdachtmaking zijn, er geen wederhoor is gepleegd of suggestief taalgebruik is gehanteerd. Journalisten moeten bij #MeToo-verhalen altijd afwegen of het maatschappelijk belang van hun publicatie opweegt tegen de privacyschending van de ­beschuldigde.

De ‘ik ook’-verklaring van Jelle Brandt Corstius wordt vaak genoemd als hét voorbeeld van schandpaaljournalistiek. In een brief op de voorpagina van Trouw schreef Brandt Corstius dat hij ‘in het prille begin van zijn tv-carrière’ is verkracht. Niet veel later trad producent Gijs van Dam naar buiten: hij is de anoniem beschuldigde, maar volgens hem was er sprake van seks met wederzijdse instemming. Hij kon niet anders dan zich kenbaar maken, zei hij, omdat journalisten hem al op het spoor zouden zijn.

Het gaf brandstof aan het discours dat #MeToo onherroepelijk tot media­gerichten leidt. Zo zei columnist Özcan Akyol in HP/De Tijd: ‘Degene van wie gezegd wordt dat hij de dader is in deze ­zaken, is eigenlijk voor de rest van zijn ­leven gelabeld. (…) En de media spelen daar een heel kwalijke rol in.’

Tegelijkertijd is er een ander geluid: het trial by media-argument zou ­gebruikt worden om de beweging monddood te maken. Op het vrouwenplatform van Vice uitte schrijver Noor Spanjer haar teleurstelling over de impact van één jaar #MeToo: ‘In plaats van het daadwerkelijke probleem (hoe komt het dat dit zoveel voorkomt?) te bestuderen, of te zoeken naar oplossingen van een falend rechtssysteem, wordt er op Twitter, in kranten en praatprogramma’s gesproken over verpeste ­carrières, valse beschuldigingen en of er geen sprake is van trial by media.’

Vaststaat dat het ingewikkeld is om te schrijven over seksueel geweld en intimidatie: hard bewijs en getuigen ontbreken vaak, slachtoffers zijn kwetsbaar, en (vermeende) daders kunnen zich lastig verdedigen. Dit alles roept de vraag op: hoe moeten journalisten berichten over #MeToo-beschuldigingen? En hebben de media het afgelopen jaar de schandpaal al te voortvarend opgetuigd?

Het zijn vragen die ook de Volkskrant aangaan: deze krant dook in beschuldigingen van seksueel misbruik in de mode-, theater- en filmwereld. Daarom vroeg de Volkskrant twee freelancejournalisten, zonder directe betrokkenheid met de redactie, in het onderwerp te duiken. Freelancers Mensje Melchior en Lisa Peters selecteerden drie #MeToo-zaken die het afgelopen jaar in de media­belangstelling stonden en spraken met de betrokken journalisten, de beschuldigden – of hun advocaat –, verschillende slachtoffers, (oud-)werkgevers en een hoofdredacteur. Zij analyseerden alle publicaties en tv-items die erover verschenen en legden de reconstructie van elke #MeToo-zaak voor aan een panel van vier deskundigen om te kunnen vaststellen wanneer er wel, en wanneer er niet sprake was van trial by media.

De deskundigen in het panel

Kristen Lombardi is onderzoeksjournalist bij de Center for Public Integrity en opleidingsdirecteur aan de Columbia Journalism School in New York. Ze schreef veel over seksueel misbruik en onderzocht hoe de redactie van het tijdschrift Rolling Stone de mist in was gegaan bij het fact-checken van het verhaal A Rape on Campus, een long­read over een gruwelijke groepsverkrachtig op een universiteitscampus.

Peter Schouten was journalist, werd later strafrechtadvocaat en schreef het boek Trial by media – Wie beschermt de verdachte in een media­proces? Zijn ­advocatenkantoor Schouten Legal is gespecialiseerd in media­recht en voert regelmatig smaad- en lasterzaken tegen ­media.

Liesbeth Zegveld is mensenrechtenadvocaat en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Ze maakte naam door slachtoffers bij te staan voor wie een gang naar de rechter niet vanzelfsprekend is, zoals een slachtoffer van seksueel misbruik in de r.k. kerk en een slachtoffer van ­foltering door het ­Nederlandse leger in Indonesië.

Yael de Haan Is lector journalistiek aan de Hogeschool Utrecht. Zij promoveerde in 2011 op hoe media omgaan met kritiek op hun functioneren en hoe ze daarover verantwoording afleggen. De Haan is lid van de Raad voor de Journalistiek.

Beschuldigd in het pre-#MeToo-tijdperk - Casus 1: De zaak Ruut Weissman

‘Ik ben nooit tegen een muur gezet of een kamertje in gelokt’, vertelt actrice Mylou Frencken over haar twijfels om de publiciteit op te zoeken over theater­docent en regisseur Ruut Weissman. ‘Ik was verliefd, geen 16 meer en heb me niet aangerand gevoeld door Ruut, daarom heb ik ook nooit aangifte gedaan. Ik heb destijds de schoolleiding ingelicht, die deed er niets mee. Pas ­later realiseerde ik me: hij had als ­docent óók een verantwoordelijkheid. Het heeft een enorm schadelijke invloed ­gehad op mij als student en jonge kunstenaar.’

Ruut Weissman.Beeld ANP

Frencken is een van de oud-studenten die in 2015 met journalisten Willem Feenstra en Maud Effting van de Volkskrant spreken. Na een ‘vage tip’ over Ruut Weissman storten zij zich op de omgangscultuur tussen studenten en docenten op de Theaterschool in Amsterdam. Ze spreken met vijftien oud-studenten, drie (voormalige) docenten en andere ingewijden. Het beeld dat opdoemt van Weissman is dat van een ­charismatisch en invloedrijk artistiek leider die seksuele grenzen heeft overschreden bij jonge, vrouwelijke studenten.

Ruut Weissman schrikt zich dood als hij in juni 2015 van de beschuldigingen hoort. In een gesprek met Feenstra en Efting geeft hij toe dat hij in de jaren tachtig drie liefdesrelaties met studenten had. Maar, benadrukt Weissman, het was een andere tijd waarin dat veel vaker gebeurde en vanaf 1990 is het ook niet meer voorgevallen. Als Weissman de conceptversie van het artikel onder ogen krijgt, spant hij een kort geding aan om publicatie te voorkomen. Van de rechter mag de Volkskrant echter publiceren, want er is ‘voldoende zorgvuldig onderzoek verricht’.

Het artikel verschijnt met de kop ‘Kom niet dichterbij’. Behalve van de relaties met drie oud-studenten wordt Weissman beschuldigd van machtsmisbruik. Een docente verklaart dat ze in een week tijd ‘drie concrete geruchten’ heeft gehoord; Weissman zou het ook in recentere tijden hebben aangelegd met jonge meiden van de opleiding. Als artistiek leider zou Weissman tot slot een melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag van een andere leidinggevende onder het ­tapijt hebben geschoven. Weissman ­ontkent dit.

Die andere leidinggevende is Jappe Claes. Volgens opgevoerde bronnen heeft hij relaties gehad met tussen de tien en twintig studenten. Dat klopt niet helemaal, blijkt later uit onderzoek van de ombudsvrouw van de Volkskrant. Claes had met één studente een seksuele relatie en maakte zich bij ‘circa’ vijftien studentes schuldig aan grensoverschrijdend gedrag. Hoe die beschuldigingen konden veranderen in ‘seksuele relaties’ blijft onduidelijk. De krant schrijft een rectificatie.

De verhalen van de twee docenten belanden in andere media op één hoop. ‘Docenten dwongen seks af met vrouwen theaterschool’, kopt Het ­Parool. De Limburger spreekt van ‘twee prominente docenten’ die ‘jarenlang’ seksuele relaties hadden met ‘tussen de tien en twintig’ vrouwelijke studenten.

Bekende Nederlanders als Paul de Leeuw en Chantal Janzen betuigen op sociale media hun steun aan Weissman. Na een maand is de mediastorm over. De reputatie van Weissman lijkt nauwelijks geschaad: Er wordt meerdere malen bericht over een nieuwe, grote musical die hij regisseert, zonder een woord over de beschuldigingen. Na een groots afscheidsfeest verlaat Weissman ‘in goed overleg’ de Theaterschool en wordt hij de nieuwe huisregisseur van het DeLaMar Theater.

Twee jaar later, als #MeToo losbarst, schrijft een zangeres op Facebook over haar samenwerking met Weissman in 2015: ‘Hij heeft me ongevraagd op, naar mijn mening, zeer ongepaste plekken aangeraakt en gezegd dat ik er geil uitzag. ‘Knijp jij dat lekkere sappige k*tje van je maar eens goed samen’, werd mij toegefluisterd vlak voor de première toen ik van de zenuwen moest plassen, maar niet meer naar de wc kon.’

Als hij het bericht leest, weet journalist Feenstra meteen: hier moet de krant iets mee. Het eerste verhaal richtte zich op relaties in de jaren tachtig, deze nieuwe beschuldiging gaat over een veel recentere gebeurtenis.

Het Facebookbericht gaat viral en collega’s uit de theaterwereld besluiten de première van Weissmans nieuwste musical te boycotten met de hashtag #IkWeiger. Het bericht leidt ook tot nieuwe tips, van mensen die nu wel met naam in de krant willen. Eind oktober 2017 verschijnt (een pagina-groot) Volkskrant-artikel ‘Niet welkom op zijn eigen première’, waarin Weissman wordt beschuldigd van seksueel intimiderend gedrag en machtsmisbruik bij vier actrices, onder wie de zangeres van de Facebookpost. Vanaf dat moment wordt de theaterregisseur regelmatig genoemd in het rijtje met ­Harvey Weinstein en Job Gosschalk.

Hij is nog steeds regisseur bij het DeLaMar Theater, en voerde afgelopen jaar de regie over meerdere stukken. De schade voor zijn carrière lijkt beperkt, maar Weissman ervaart dat zelf anders: ‘Het was een waar mijnenveld. Alles werd op één hoop gegooid. Opeens vond ik mezelf terug tussen verkrachters en andere misdadigers. Iedere nuance was verdwenen, iedere context genegeerd. Het heeft ook een enorm effect gehad op mij en mijn gezin, zowel psychisch als lichamelijk.’

Vooral de manier waarop de beschuldigingen zijn geuit, zit hem dwars. ‘Ik heb nooit een klacht ontvangen, een bezoek of brief van een vertrouwenspersoon gehad, er heeft geen politieman op mijn stoep gestaan. De kritiek op mijn functioneren is louter en alleen via de media tot mij gekomen.’

En wat zegt het panel?

‘Het is de taak van een journalist de macht te controleren en een stem te geven aan de stemlozen’, vindt Kristen Lombardi, opleidings­directeur aan de Columbia Journalism School in New York, aan wie we de (vertaalde) zaken voorlegden. ‘Weissman was behalve docent en artistiek leider van de toneelopleiding ook een belangrijk man in de wereld die jonge actrices ná hun studietijd stond te wachten. Terecht dus dat de Volkskrant besloot in deze zaak te duiken. Als er sprake is van een overduidelijk machtsverschil moet de focus altijd liggen op wat een instituut met meldingen van misbruik doet. In dit geval vrij weinig: Weissman wás het instituut.’ Lombardi vindt dat Effting en Feenstra nauwkeurig te werk zijn gegaan en met genoeg bronnen spraken. ‘Dat andere media met de bevindingen aan de haal zijn gegaan, is niet hun verantwoordelijkheid.’

Peter Schouten, advocaat en auteur van een boek over trial by media, ziet het maatschappelijk belang van de publicaties, maar stelt dat het precieze aantal bronnen en beschuldigingen (‘tussen de tien en twintig vrouwen’, in het geval van Jappe Claes) te vaag blijft. ‘Waarom zo onnauwkeurig? In de berichtgeving in andere kranten werd dit enorm opgeblazen en dat werkte demoniserend voor Weissman.’

Advocaat Liesbeth Zegveld vindt de berichtgeving over Weissman bovenal goede journalistiek, met meerdere bronnen die de beschuldigingen bevestigen. Maar ze heeft moeite met de getuigenis van de theaterdocente die drie ‘concrete geruchten’ heeft gehoord, die niet onderbouwd kunnen worden. Waarom staat dat zo in de krant, vraagt ze zich af. ‘Journalisten moeten zich bij elke brok informatie die ze naar buiten brengen, afvragen of het noodzakelijk is om de misstand aan de kaak te stellen. Zo verklein je het risico op onterechte beschadigen.’

Te veel opgejaagd door de primeurs van andere media. Casus 2: de zaak Casper Sikkema

De twijfel slaat toe bij Pieter Klok, plaatsvervangend hoofdredacteur bij de Volkskrant: moet dit zo wel in de krant? Het is vrijdagavond 20 april en hij leest het artikel over het jongerenplatform Vice en de hoofdredacteur ervan, Casper Sikkema, die werd ontslagen wegens, zoals zijn directeur het vaag verwoordde: ‘ontoelaatbaar gedrag’. Het stuk staat klaar voor de zaterdagkrant. Normaal gesproken ziet Klok artikelen over gevoelige onderwerpen op het moment dat er nog kan worden ingegrepen, maar dit stuk is ‘ertussendoor geglipt’.

Tegenhouden kan nu niet meer: nog even en het katern moet naar de drukker. ‘Mij bekroop het gevoel dat we ons te veel hadden laten opjagen door de primeurs van andere media. Terwijl bij ons altijd – en zeker bij #MeToo-zaken – geldt: liever goed dan snel.’

Casper SikkemaBeeld Ivo van der Bent

Anonieme tips zijn de de aanleiding om met het verhaal over Vice aan de slag te gaan. Een paar maanden eerder belandde er al een melding in de Volkskrant-mailbox over grensoverschrijdend seksueel gedrag door een leidinggevende bij Vice in Nederland. De redactie liet het verhaal toen liggen, omdat ­andere #MeToo-beschuldigingen urgenter en concreter waren. Dan krijgt de redactie de tip binnen dat Casper Sikkema is ontslagen vanwege een #MeToo-incident. Wat dat incident precies is, blijft onduidelijk.

De Volkskrant krijgt ook een mail onder ogen waarin Sikkema zijn excuses aanbiedt aan een vrouw. Zij belandde in 2015 na een feestje met Sikkema (die toen nog niet bij Vice werkte) in bed – volgens haar had hij op een dwingende manier aangedrongen op seks. Twee jaar later, eind 2017, ziet ze hem aan tafel zitten bij De Wereld Draait Door, in een item over ­comedian Louis C.K, die in The New York ­Times wordt beschuldigd van seksueel wangedrag. Sikkema vindt de publicatie een teken dat ‘we enorm klaar zijn met mannen die misbruik maken van hun macht en van de situatie’.

De vrouw mailt Sikkema dat ze zijn optreden hypocriet vindt, aangezien zij zo’n slechte ervaring met hem heeft. ‘Het antwoord van Sikkema las als een mea culpa’, zegt Kaya Bouma, de Volkskrant-­redacteur die met het verhaal aan de slag gaat. ‘Hij schreef dat hij een hypocriete lul was dat hij bij DWDD zat. Er stonden zinnen in als: ‘Ik heb ontzettend veel spijt van wat er is gebeurd, ik was onder invloed maar vind dat geen excuus’.’

De tip over het ontslag komt op vrijdag binnen, maandag krijgen Bouma en haar collega Anneke Stoffelen de opdracht het uit te zoeken. Maar dan komt de volgende dag NRC Handelsblad met een kort onlinebericht over het ontslag, in eerste instantie zonder wederhoor. Diezelfde avond publiceert RTL Nieuws op zijn site het artikel ‘Hoofdredacteur VICE ontslagen vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag’. Het staat vol ­beschuldigingen, op basis van anonieme bronnen. Sikkema zou cocaïne hebben gebruikt op de werkvloer en handtastelijk zijn geweest. Een anonieme medewerker zegt dat hij mensen de opdracht gaf te zwijgen over voorvallen op de redactie. ‘Maar nu wordt er onderling al veel meer gepraat. Ik denk dat de komende dagen meer vrouwen een klacht over hem gaan indienen.’

Van wederhoor komt het niet. De ­redactie stuurt Sikkema op dinsdagavond een appje met het verzoek contact op te nemen. Een antwoord blijft uit en even later gaat het bericht online. Als Sikkema daarna alsnog contact opneemt, krijgt hij het aanbod zijn reactie bij het artikel te geven. Hij gaat daar niet op in; voor hem voelt het als mosterd na de maaltijd. In een korte reactie laat de hoofdredactie van RTL Nieuws nu weten: ‘Wij hebben Sikkema te weinig tijd gegund zijn kant van het verhaal te vertellen, vanwege de actualiteit van het onderwerp en mogelijke (komende) publicaties van andere media.’

Al snel rijst bij de Volkskrant de vraag: waarom hebben wij dit niet, wij wisten dit toch als eerste? Een chef wil het liefst al meteen online een artikel, maar dat houden Bouma en Stoffelen af: ze willen het eerst goed uitzoeken.

Het lijkt aanvankelijk een klassieke #MeToo-beschuldiging. Maar dat beeld verandert als de redacteuren de vrouw van de mailwisseling die de Volkskrant in handen heeft spreken. Zij vertelt dat Sikkema haar na een feestje had geprobeerd in bed te krijgen. Eerst zei ze nee, maar hij drong aan en was ‘zo pusherig’ dat ze uiteindelijk toegaf. ‘Ik zou het absoluut geen verkrachting noemen’, zegt de vrouw, ‘maar het was ook zeker niet oké.’ Dat doet het verhaal kantelen. Bouma: ‘Het was geen machtsmisbruik op het werk, maar een dronken nacht die verkeerd afliep.’

Tegelijkertijd konden de verslaggevers de beschuldiging dat Sikkema handtastelijk was op de werkvloer niet hardmaken. ‘We benaderden de personen die door hem zouden zijn lastig gevallen, maar zij wilden niet met ons praten. We wisten dus niet of het waar was of niet.’

De journalisten besluiten een andere invalshoek te kiezen: een profilerend stuk over Vice, met als aanleiding Sikkema’s ontslag. Het wordt een stuk over hoe bij Vice hard wordt gewerkt én gefeest, en over een hoofdredacteur die bepaald niet het hiërarchische type is. ‘Casper lag op zo’n avond een keer met zijn hoofd bij een stagiaire in het kruis, dat was wel een moment dat ik dacht: jongen, je bent wel de hoofdredacteur’, zegt een oud-medewerker. Van de aanvankelijke #MeToo-beschuldigingen komt weinig terug in het stuk.

Sikkema wil – ook na meerdere keren aandringen – niet zijn kant van het verhaal vertellen. Als het stuk af is en de deadline zeer nabij, krijgt hij 24 uur om op het artikel te reageren. Bouma: ‘Hij bevestigde dat de feiten klopten en gaf zelf aan dat hij was ontslagen door ­‘#MeToo-paniek’. Het was een treffende uitspraak, die we ook in het artikel opnamen. Het ontslag leek inderdaad uit ­paniek voort te zijn gekomen. Als we meer tijd hadden gehad, had ik dáár graag een verhaal over willen maken.’

Bouma en Stoffelen hebben het idee dat uitstel van het verhaal geen optie is. ‘Het katern Zaterdag wilde graag die week een verhaal over Sikkema en Vice. Het hoefde niet beschuldigend te zijn, maar de kwestie had die week gespeeld en daardoor hadden wij het gevoel dat het onderwerp nu mee móést. De les die ik hieruit heb geleerd, is dat ik nooit meer onder tijdsdruk stukken over dit soort precaire onderwerpen wil maken.’

Bij de berichtgeving over Casper Sikkema doemt de vraag op: waarom is dit eigenlijk relevant? Adjunct-hoofdredacteur Pieter Klok zegt nu, terugblikkend: ‘Wij media moeten als het om #MeToo gaat nog groeien in onze rol. Het effect van publicaties is enorm – voor de vermeende slachtoffers en voor de beschuldigden. Met Sikkema’s ontslag in het achterhoofd, heb ik grote twijfels over welk probleem we hier nu aan de kaak hebben gesteld. Hij was al gestraft met zijn ontslag. Welke rol hadden wij als medium dan nog, we hoeven immers geen misstand meer te onthullen? Het ontslag is geen reden om er niet over te publiceren, maar als de misstap al door alle betrokkenen is erkend, zie ik geen reden om die in detail te beschrijven.’

Als je ‘Casper Sikkema’ intikt op Google is een van de eerste hits het RTL Nieuws-bericht, gevolgd door andere berichtgeving over zijn ontslag en een stuk met de kop ‘Zo totaal doorgerot, hypocriet, ranzig, zielloos, cynisch, narcistisch en sektarisch is VICE Nederland’ op The Post Online, waar het Volkskrant-artikel wordt aangehaald.

Begrijp hem niet verkeerd, zegt Sikkema nu, hij zal de laatste zijn die zegt dat #MeToo is doorgeslagen. ‘Daar is de beweging veel te belangrijk voor en voor slachtoffers is het ook moeilijk om op een andere manier hun recht te halen. Maar de journalistiek moet wel zorgvuldiger. De Volkskrant heeft zorgvuldig onderzoek gedaan en in hun artikel stonden ook geen zaken die niet klopten. Maar door alle media-aandacht over mijn persoon ben ik wel beschadigd ­geraakt. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat levens worden verwoest doordat sommige journalisten hun werk niet goed doen, en, zoals RTL Nieuws deed, ­elementaire zaken als hoor- en wederhoor niet toepassen.’

De impact van de berichtgeving achtervolgt hem. Er waren wel mediabedrijven die hem benaderden voor een functie, maar in een vergevorderd stadium kreeg Sikkema dan alsnog te horen dat hem aannemen ‘een te groot risico vormde’. ‘Ik heb het geloof verloren dat ‘alles wel goed komt’, zoals veel mensen mij verzekeren. Het ontslag heeft me niet alleen mijn baan gekost, maar ook mijn carrière.’

Op dit moment legt hij de laatste hand aan een coming-of-ageroman met autobiografische elementen, te verschijnen bij uitgeverij Prometheus. ‘De gebeurtenissen rond mijn ontslag en vooral de impact daarvan zullen in het boek ook een rol spelen. Stiekem hoop ik dat deze roman mijn nieuwe narratief wordt; dat ik straks die jongen ben die ontslagen werd, maar daarna wel een fucking goed boek heeft geschreven. Zo probeer ik ­positief te blijven.’

En wat zegt het panel?

Kristen Lombardi maakt gehakt van de RTL Nieuws-berichtgeving: ‘Het lijkt in het eerste opzicht alsof er nogal wat aan de hand is. Maar de beschuldigingen worden niet geverifieerd en hardgemaakt, dat is ronduit oneerlijk.’

De Volkskrant-publicatie had er volgens haar beter niet in deze vorm kunnen komen. ‘Ze hadden langer moeten wachten met publiceren zodat de journalisten meer uitzoekwerk konden doen. ­Leidinggevenden op een redactie moeten aandacht hebben voor de zorg, ijver en grondigheid die ­nodig zijn om goed verslag te kunnen doen over dit soort zaken. Ze moeten bereid zijn om een stuk niet te plaatsen, ook al betekent het dat er een ‘gat’ in de krant komt.

Peter Schouten vindt dat zowel de RTL Nieuws-publicatie als die van de Volkskrant trekken van trial by media heeft – de druk om te publiceren leidt tot verhalen die de indruk geven dat er iets ergs voorgevallen is, ook al wordt dat niet hardgemaakt. ‘Treffend is het voorbeeld van de hoofdredacteur die tijdens een feestje zijn hoofd in de schoot van een stagiaire legde. Dat is op zich geen keiharde beschuldiging, maar het suggereert dat er veel mis is.’ Het roept het beeld op van: waar rook is, is vuur. Daar hebben beschuldigden in een #MeToo-kwestie, net als verdachten in een strafproces, vaak nog lang last van.’

Dat de redacteuren van de Volkskrant het gevoel hadden dat er een verhaal móést komen, is in de ogen van lector en lid van de Raad van de Journalistiek Yael de Haan heel kwalijk. ‘In een professionele cultuur overleg je uitgebreid over dit soort stukken en is er oog voor het effect van tijdsdruk. Als al doende blijkt dat alles anders in elkaar zit, moet er de mogelijkheid zijn om een verhaal alsnog af te schieten.’

Over het RTL Nieuws-bericht kan De Haan kort zijn: ‘Een tussenkop als ‘Cultuur van angst’ is één en al suggestie. En dan worden ook nog eens anonieme medewerkers aan het woord gelaten, zonder verantwoording of transparantie over de werkwijze.’ Het feit dat de redactie na de publicatie Sikkema aanbood alsnog wederhoor te geven, maakt volgens haar niet veel goed. ­‘Wederhoor is niet slechts een formaliteit; het helpt journalisten om uit te vinden hoe zaken in elkaar steken. Daarom moet het vanaf het begin een wezenlijk onderdeel zijn van het journalistieke proces en mag het niet zomaar sneuvelen als een beschuldigde niet snel genoeg reageert.’

‘Wij hadden tot het laatst een open blik’ - Casus 3: De zaak Pieter Jan Leusink

‘Ik dacht altijd: het is mijn woord tegen het zijne. Maar nu, door #MeToo, weet ik dat mijn verhaal er wél toe doet’, zei de vrouw die dit voorjaar een redacteur van Brandpunt+ benaderde. Het was het startpunt van maandenlange research naar Pieter Jan Leusink, dirigent en directeur van de Bach Choir and Orchestra of the ­Netherlands. Drie redacteuren spraken met twintig musici. Leusink zou vrouwen op de billen hebben geslagen en ongewenst hebben betast. Bij twee vrouwen had hij in hun onderbroek ­gegrepen en vier vrouwen had hij ­gevraagd om in zijn bijzijn te masturberen.

Pieter Jan LeusinkBeeld Jérôme Schlomoff

Een ding stond voor Brandpunt+ vast: het zou alleen tot een uitzending komen als het programma de beschuldigingen aannemelijk kon maken. ­Verslaggever en presentator Liesbeth Staats: ‘We wilden weten of de vrouwen die hem beschuldigden iets hadden verteld aan ouders, vrienden, collega’s of huisgenoten. Dat bleek zo te zijn; bekenden van de slachtoffers wisten vaak nog precies hoe ze overstuur hadden verteld over wat er was voorgevallen. Ook speurden we naar ‘papieren bewijs’, bijvoorbeeld dagboekfragmenten of aantekeningen uit die tijd. Zo vonden we het dagboekfragment van een van de vaders van een zangeres die schreef over het schokkende verhaal waarmee zijn dochter was thuisgekomen.’

Langzaamaan tekent zich een ­patroon af. ‘Eerst maakte Leusink vrouwen tot zijn ‘favoriet’, hij repeteerde ­vaker met ze, stelde hun solo-optredens in het vooruitzicht. Daarna maakte hij ze onzeker en dan ging hij fysieke grenzen over.’ Tegelijkertijd werd voor Staats en haar collega-redacteuren Justus Cooiman en Josette Kootstra steeds duidelijker dat het om een grote misstand ging. ‘Als je een solo wilt, een belangrijk onderdeel van een concert, is het lastig om werk te vinden in de klassieke muziek, dat maakt ­musici kwetsbaar. En bij het bedrijf van Leusink was er geen manier om een klacht in te dienen omdat hij dirigent én directeur is, en er geen onafhankelijke vertrouwenspersoon binnen zijn organisatie is. Dat alles maakte dat het onze journalistieke plicht was om het in de openbaarheid te brengen.’

Als het onderzoek rond is, gaan ze met Leusink praten. Al die tijd houdt de redactie de mogelijkheid open om niet uit te zenden. ‘We wilden eerst Leusinks reactie horen en een open blik houden.’ De redactie stelt een lijst met beschuldigingen op en geeft Leusink een week de tijd om erop te reageren. Het officiële weerwoord komt via zijn advocaat Peter Plasman – tevens de ­advocaat van de eerder beschuldigde tv-producent Gijs van Dam. ‘De heer Leusink ontkent de aantijgingen. Hij beschouwt deze als roddel, achterklap en onwaarheden, terug te voeren op meningsverschillen van zakelijke aard. De rechter is de enige juiste instantie om te oordelen over dergelijke beschuldigingen. Nu wordt een zoveelste trial by media opgetuigd.’ Staats: ‘Omdat hij niet inging op de concrete beschuldigingen, wisten we het zeker: dit verhaal klopt.’

In de uitzending doen vier vrouwen anoniem hun verhaal. We zien archiefbeelden van Leusink als dirigent en horen indringende getuigenissen: ­‘Tijdens een solorepetitie zei hij: ‘Doe het dan maar even lekker met jezelf.’ Ik vroeg hem wat hij bedoelde en hij antwoordde: ‘Nou gewoon lekker masturberen.’ Toen de vrouw dat weigerde, kreeg ze te horen: ‘Ik merk dat je veel blokkades hebt en denk dat wij niet meer met elkaar verder kunnen werken.’

‘#uitverkocht’ twittert Leusink een paar dagen na de uitzending. Hij plaatst een filmpje van een daverend applaus in het Amsterdamse Concertgebouw. En nu nog steeds lijken zijn concerten goed te lopen en is er geen enkel onderzoek tegen hem gestart, zo stelt Staats vast.

Glijden de beschuldigingen dan zomaar van hem af? Leusink wil zelf niet reageren op de berichtgeving, maar volgens zijn advocaat Peter Plasman is dit te simpel gedacht. ‘Reputatieschade is er bij dit soort publicaties altijd. Je naam wordt voor altijd in één adem genoemd met seksueel wangedrag. Bovendien is er een verschil tussen hoe de samenleving tegen iemand aankijkt en de perceptie van de persoon zelf. Die heeft de beschuldigingen altijd in z’n achterhoofd. ‘Waarom kijkt iemand naar mij op straat? Kent ­iemand de beschuldigingen al, of moet ik het toch maar vertellen?’ Deze perceptie hebben mensen ook als de beschuldigingen onwaar zijn.’

Na de uitzending krijgt de redactie veel reacties binnen en spreken de journalisten met nieuwe bronnen. Twee vrouwen willen herkenbaar hun verhaal doen. Een van hen heeft een ­geluidsopname van een gesprek met twee van Leusinks medewerkers. Die bagatelliseren zijn wangedrag met opmerkingen als ‘zijn grenzen liggen nu eenmaal anders’.

De opname wordt afgespeeld in de uitzending, en de twee vrouwen vertellen herkenbaar in beeld over hun ervaringen – ook bij hen probeerde Leusink aan hun borsten te zitten. Een van de vrouwen kreeg het verzoek om in zijn bijzijn te masturberen.

Weer wil Leusink niet reageren, en weer rept zijn advocaat van ‘trial by ­media’.

En wat zegt het panel?

Kristen Lombardi: ‘Dit is geen trial by media maar juist een voorbeeld van journalistieke ijverigheid, zo goed als alles is uitgezocht. Dat er bijvoorbeeld ook een paper trail is gevolgd, door dagboekfragmenten te zoeken, maakt het onderzoek sterk. En het lijkt mij legitiem dat ze Leusink onder de loep hebben genomen: in zijn positie kan hij musici maken of breken.’

Ook voor Liesbeth Zegveld is het helder: ‘Dit is gewoon goede journalistiek. Of hij nou kan blijven werken, of niet: Leusink is inderdaad beschadigd. Maar zo’n onthulling kan niet zonder zijn naam te noemen. Hij is een publiek figuur, dus ook als je zijn naam niet noemt, zullen media die toch proberen te achterhalen. Bovendien: om het debat aan te jagen, moet het ook wel over ‘iemand’ gaan. Verhalen over een onbekende manager die vrouwen intimideert, zullen mensen minder interesseren. De maatschappelijke impact van onthullingen over onbekende Nederlanders, zal dan marginaal zijn.’

Yael de Haan vindt vooral de transparantie van Brandpunt+ (het programma plaatste een uitgebreide verantwoording over hoe het verhaal tot stand kwam op zijn site) zeer te prijzen. ‘Alles is goed onderzocht, bijvoorbeeld ook of de mensen die met ­beschuldigingen komen geen ander belang hebben. Ook het belang is duidelijk, het is voor de kijkers duidelijk waarom dit verhaal er móést komen.’

In #MeToo-zaken draait het om zo veel mogelijk bronnen

Zijn de Nederlandse media onzorgvuldig geweest in de berichtgeving over #MeToo­beschuldigingen? Deze drie zaken ­laten zien wat er goed en fout kan gaan. Tijdsdruk leidt tot slordige publicaties. Of, zoals ­lector Yael de Haan het zegt: ‘Snel-snel-journalistiek is hier echt uit den boze. Die leidt tot onvoldoende kans op wederhoor en tot oppervlakkig onderzoek.’

Goede journalistiek over #MeToo-zaken staat of valt bij het raadplegen van zo veel mogelijk bronnen. Dat luistert zeker nauw wanneer de getuigenissen anoniem zijn; de lat moet dan nog hoger liggen, vindt Kristen Lombardi van de Columbia Journalism School. ‘Anders wordt het roddel en kunnen journalisten aangeklaagd worden voor laster.’

Het RTL Nieuws-bericht over Casper Sikkema waarin wordt gerept over contact met ‘verschillende (oud-)medewerkers’,van wie er twee anoniem worden opgevoerd, steekt dan ook mager af bij het onderzoek dat is ­gepleegd bij de Volkskrant-artikelen over Ruut Weissmann, en nog magerder bij de uitzending van Brandpunt+ over Pieter Jan Leusink. Vier vrouwen deden daarin óók onherkenbaar hun verhaal, maar de makers spraken twintig getuigen en voorzagen hun uitzending online van een uitgebreide verantwoording. Die twintig personen zorgden ervoor dat de ­redactie een patroon kon ontwaren, omdat zij onafhankelijk van elkaar hetzelfde beeld schetsten.

De ideale journalistieke onderzoeksmethode lijkt, gezien het enthousiasme van het panel over de ­research van Brandpunt+, op die van de zedenpolitie. Omdat de voorvallen zich vaak achter gesloten deuren voordoen, zonder directe getuigen, zouden journalisten op zoek moeten gaan naar ondersteunend bewijs zoals dagboekfragmenten, getuigenissen van mensen rondom de slachtoffers, mails en Whatsapp-berichtjes.

Maar moeten media überhaupt wel berichten over precaire zaken waarbij ‘hard’ bewijs ontbreekt? Ja, vindt het panel. Advocaat Liesbeth Zegveld: ‘Tegen mensen die roepen ‘dit hoort thuis in de rechtbank’ zeg ik: dat gaat niet gebeuren. Het is verjaard, mensen verliezen hun baan als ze aangifte doen. Of het grensoverschrijdende gedrag valt buiten het strafrecht, terwijl er wel een enorm maatschappelijk probleem is. Vrouwen die dit is overkomen, moeten zich durven en kunnen uitspreken.’

Te vaak gaat het over de reputatieschade van de mannen, vindt ze, terwijl slachtoffers een leven lang een traumatische ervaring met zich meedragen. ‘Het zou erg zijn als dit soort verhalen níét wordt opgepakt door journalisten.’