Direct naar artikelinhoud
InterviewA.F.Th. van der Heijden

De schrijversmanie van A.F.Th. van der Heijden: ‘Ik ben in een heremiet veranderd’

Adri van der Heijden: ‘Het is nu achtenhalf jaar geleden dat onze zoon Tonio ons ontviel en sindsdien heb ik alleen maar gewerkt.’Beeld Anne Claire de Breij

Spreek met schrijver Adri van der Heijden en je spreekt over zijn overleden zoon Tonio. Maar ook over crashdiëten, erotiek, jaloezie en zijn nieuwe roman Mooi doodliggen.

Adri van der Heijden begint met een excuus. Hij heeft slecht geslapen vanwege pijn in zijn rug en dat weerhield hem ervan zich voor het vraaggesprek netjes aan te kleden. Vandaar dat hij zich nu hult in zijn schrijfuniform: een joggingbroek, gympen en een wijd shirt. ‘Een A.F.T.-tje noemt Paula van der Oest de uitdossing sinds ze Tonio regisseerde’, vertelt Van der Heijden - die graag getutoyeerd wordt - vanachter de tafel in de huisbibliotheek van zijn statige huis in Amsterdam-Zuid. ‘Dus ik heb mijn eigen kledinglijn, hoe vind je dat?’

Niet veel later volgt er nog een excuus als hij zich naar zijn cd-installatie beweegt om de muziek uit te zetten, wat dankzij zijn uitbundige postuur niet helemaal als een hinde gaat. ‘Sorry voor de krakkemikkige verplaatsing.’

Zijn vrouw, schrijver Mirjam Rotenstreich, serveert koffie. ‘Laatst was hier een journalist toen ik Mirjam belde. Roomservice, we willen nog wel twee van die lekkere cappuccino’s, zei ik ironisch. Die betreffende journalist wist daar dan toch weer een soort feministisch traktaatje van te maken. Dat vond ik zo frappant. Je spreekt met je echtgenote af dat zij de koffie brengt zodat ik me op het interview kan concentreren en dan lees je terug: ‘Zo gaat dat in huize Van der Heijden’.’

Rotenstreich: ‘Een beetje gelijk had ze wel, want wie zet er koffie als ík een interview heb? Moi.’

Van der Heijden: ‘Nou, vertel het de volgende keer dan als je een interview hebt, dan zul je eens wat meemaken.’

CV
A.F.TH. (Adri) van der Heijden
15 oktober 1951 – Geboren in Geldrop.
1970-1977 – Studeerde enige tijd psychologie en filosofie aan de universiteit van Nijmegen en esthetica in Amsterdam.
1978 – Debuteert onder het pseudoniem Patrizio Canaponi met Een gondel in de Herengracht.
1983 – Publiceert eerste delen van de cyclus De tandeloze tijd; De slag om de Blauwbrug en Vallende ouders.
2003 – Begin van nieuwe cyclus: Homo duplex.
2009 – Overstap van uitgeverij Querido naar De Bezige Bij.
2011 – Requiemroman Tonio, over zijn verongelukte zoon uit 2010. 250 duizend verkochte exemplaren. Libris Literatuur Prijs en NS Publieksprijs.

Hij publiceerde meer dan 40 boeken, waarvan er vier verfilmd werden (Advocaat van de Hanen, Het leven uit een dag, De Helleveeg en Tonio). Voor zijn oeuvre ontving hij in 2013 de P.C. Hooft-prijs.
2018 – Overstap van de Bezige Bij naar Querido

2018 was een jubileumjaar voor je. Als we het over veertig jaar schrijverschap hebben, wat dringt zich dan het eerst aan je op?

‘Het is eigenlijk een heel banale gewaarwording: verbijstering. Wát, veertig jaar? Veel mensen vinden dat heel lang geleden, maar voor mij is het gisteren.’

Treedt er een vermoeid gevoel op als je denkt aan alles wat je ooit hebt geschreven?

‘Ik denk eerder, en dat is absoluut geen koketterie, aan wat ik heb overgeslagen. Het is nu achtenhalf jaar geleden dat onze zoon Tonio ons ontviel en sindsdien heb ik alleen maar gewerkt. Dat zal ik misschien ook wel de rest van mijn leven zo blijven doen. Maar de ruim dertig jaar die eraan voorafging, heb ik geleefd, ook als vader en als echtgenoot. Dus ik vraag me weleens af of ik er wat werk betreft wel alles heb uitgehaald. Heb ik wel voldoende gewoekerd met mijn talent?’

Beeld Anne Claire de Breij

Je vriend, filosoof en schrijver André Klukhuhn, zei dat jullie er beide in geloven dat jullie op deze wereld zijn gezet met een bepaald talent. En dat je daar dan ook alles uit moet halen.

‘Ja, ik zie het als een opdracht en als een missie, alleen spreek ik dat zelden hardop uit. Maar of ik het nou als een missie beschouw of niet, feit is dat ik enorm megalomaan ben, spreekt u maar gerust van hoogmoedswanen. En binnen die megalomanie ben ik ook nog eens monomaan, ik kan me eigenlijk maar op één ding concentreren. Maar binnen dat ene ding, het optrekken van een oeuvre, probeer ik zo divers mogelijk te zijn. Vandaar dat je verschillende cycli krijgt met dwarsverbanden en eindeloze vertakkingen. Dat kan ik niet laten. Misschien is dat ook wel een manier om het vol te houden en voort te zetten. Door als je eenmaal begonnen bent, het nog wat verder uit te breiden en te laten vertakken. Dat heeft me ook wel een reputatie van grilligheid bezorgd. Ik kondig wel eens een boek aan waarvan ik later moet toegeven dat ik halverwege ben afgehaakt omdat ik een idee kreeg voor een ander boek, dat ook nog niet af is. Er was een literaire quiz aan de vooravond van het Boekenbal waarbij deelnemers vier titels van aangekondigde boeken van mij te horen kregen en moesten zeggen welke ene ik wél had gepubliceerd. De andere waren titels die ik bij nader inzien toch niet had gerealiseerd.’

Sinds je heel inhuizig bent geworden is die monomane werkdrift nog sterker geworden. Klukhuhn, met wie je vroeger de stad onveilig maakte en met wie je tegenwoordig correspondeert, vertelde dat je je eigenlijk al voordat je zoon Tonio overleed, had teruggetrokken uit het openbare leven.

‘Mirjam en ik hebben de afgelopen achtenhalf jaar vaak tegen elkaar gezegd: we doen soms net alsof het verdwijnen van Tonio ons binnenshuis heeft gehouden, maar daar waren we al ruim een jaar voor zijn ongeluk mee bezig. Toen hebben we met elkaar afgesproken om ons wat meer terug te trekken om de dingen af te maken die we af moesten maken. Het is net alsof we de grote tragedie voelden aankomen, zeggen we vaak tegen elkaar, alsof we alvast aan het oefenen waren voor wat ons na 23 mei 2010 te wachten stond. Mirjam is wel iets socialer gebleven dan ik. Ik ben in een heremiet veranderd.’

‘Toen Adri Tonio schreef, zei ik tegen hem: ‘Er zullen zelfs mensen jaloers zijn op de aandacht die ons ten deel valt met wat ons is overkomen’, voorspelde Mirjam destijds in een interview. Zit de wereld zo zuur in elkaar?

‘Mirjam heeft glansrijk gelijk gekregen. Aanvankelijk krijg je steunbetuigingen als je rouwt, maar als de bedroefde vader een requiem gaat schrijven dat de aandacht krijgt en dat zelfs een bestseller wordt, dan moet je het bezuren. Mensen gaan op internet schrijven dat het allemaal fake is, dat er geen echt gevoel in dat boek zit. Ik begrijp ook niet waaraan ik dat te danken heb. Ik kreeg bijvoorbeeld ook zo’n hele tirade over me heen van Yvonne Kroonenberg, in die dame mogen ze ook wel eens wat empathie stoppen.’

Maar dan heb je het toch over een enkeling? Het boek werd verder massaal omarmd.

‘Gelukkig wel. Maar ik wil het liever helemaal niet zien dat mensen zich van me afkeren.’

Een andere reden om je terug te trekken was volgens Klukhuhn dat je veel werd lastiggevallen in het café. Meer dan eens ging je met mensen op de vuist. Heb je het er wel eens met collega-schrijvers over gehad of zij dat ook hebben?

‘Nee. Toen ik begon met publiceren, dacht ik echt dat er in de schrijverswereld mogelijkheden voor vriendschap waren, maar dat is nog niet zo makkelijk. Het is een zure wereld. Je collega’s zijn de helft van de tijd aan het bewijzen dat je niet eerlijk aan je succesje of prijsje bent gekomen. Neem van mij aan: je kunt je vriendschappen beter niet onder je collega-schrijvers zoeken. Het huis van de literatuur heeft vele kamers, zeg ik altijd, en laat die kamers vooral zo verschillend mogelijk zijn. Maar ik ken weinig schrijvers die er ook zo over denken. Hun methode is de beste, en als iemand besloten heeft zo kaal mogelijk te schrijven, dan ben ik de vijand, want ik laat boeken ontsporen in hun ogen. Ik schrijf te omvangrijke boeken, te complex en eindeloos vertakt. Ik kan zelf de zon goed in het water zien schijnen. Gelukkig zijn er nog mensen met andere beroepen.’

‘De schrijverswereld is een zure wereld.’Beeld Anne Claire de Breij

‘Adri heeft een waanzinnig werktempo. Hij weet van zichzelf dat hij dat krankzinnig veel talent heeft en wil zoveel mogelijk maken,’ zei Querido-redacteur en goede vriendin Josje Kraamer. Heb je dat zelfvertrouwen altijd gehad?

‘Ik heb er wel voor moeten knokken om mezelf daarvan te overtuigen. Maar ik wist al vrij gauw dat ik hiervoor was voorbestemd. In de zomer van 1972, ik was 20, gingen mijn vrienden naar Spanje op vakantie, mijn geld was op. Toen ben ik bij mijn ouders een zomer lang de boel gaan uitvreten. Maar ik had ze gerustgesteld. ‘Maak je geen zorgen’, zei ik, ‘ik kom hier een boek schrijven. Een roman waar alles in staat, dan hoef ik daarna nooit meer een roman te schrijven.’ Daar spreekt toch wel een beetje zelfvertrouwen uit.’

Je vader was een weekendalcoholist, vaak kampen kinderen van alcoholisten met een laag zelfbeeld. In die zin is dat zelfvertrouwen wel opvallend.

‘Van dat lage zelfbeeld sleepte ik aanvankelijk nog wel flarden mee toen ik naar de middelbare school ging, maar ik was er eigenlijk altijd al wel van overtuigd dat ik op zijn minst ambachtelijke dingen kon maken en misschien wel af en toe iets subliems. In mijn jongste jaren was dat hoge zelfbeeld wel heimelijk, ik moest mezelf daarvoor opsplitsen. Een voorbeeld. Mijn moeder was iemand die niets over onze gezinsproblemen naar buiten wilde laten komen. Daarin deed ik haar na; ik schaamde me ervoor hoe het bij ons thuis was. Desondanks kwam het natuurlijk wel naar buiten. Ik zie mezelf nog aan de keukentafel zitten, dammend met een vriendje. Mijn vader kwam veel eerder dan verwacht uit de kroeg thuis. Hij veegde mij opzij en zou mijn vriendje wel eens verslaan. Maar hij was te dronken, dus dat 11-jarige vriendje won glansrijk, waarna er zo’n gemene grijns op mijn vaders gezicht verscheen. Ik hield mijn hart vast voor de agressie die zou volgen. In zulke situaties was er natuurlijk geen verbergen aan. Binnen de kortste keren werd in het dorp bekend wat voor problemen wij als gezin met hem hadden.’

Je vader sloeg je moeder ook.

‘Ja, ik heb het allemaal van dichtbij zien gebeuren. Dat was gewoon afschuwelijk. Hij dreigde ook met zelfmoord als het zo uitkwam. Een van de zwartste herinneringen die ik heb, is dat hij ons op de vlucht had gedreven nadat hij dronken was thuisgekomen. Wij vluchtten naar het politiebureau. Twee agenten gingen met ons mee terug naar huis en een van hen ging naar binnen en rook gas. Op het aanrecht stond een kapotgeknepen glas en aan de knoppen van het vierpitsgasstel kleefde bloed. We dachten allemaal dat hij er een eind aan wilde maken. Uiteindelijk bleek dat hij voor het open raam op bed was gaan liggen. Dat is de theatraliteit van dronkenschap.’

Was het aandachttrekkerij?

‘Ik weet niet wat er in die man omging. Daarover sprak hij zich niet uit. Wat ik wel weet is dat mijn vader van 1946 tot 1949 aan de politionele acties in voormalig Indië heeft deelgenomen. Hij moest de burgemeester van de kampong en zijn gezin bewaken. Mijn vader stond ’s nachts op wacht en heeft niet gemerkt hoe de revolutionairen de kampong binnenslopen en dat gezin met kapmessen hebben afgeslacht. Ik herinner me de fotootjes nog. Een hele berg lichaamsdelen waarin nog net menselijke trekken te herkennen waren. Plus een foto van een jongetje dat zich in de hanenbalken schuilhield en had gezien hoe zijn hele familie in stukken werd gehakt. Mijn vader was die bevriende familie daarna kwijt, maar hij voelde zich natuurlijk ook schuldig omdat hij op wacht had gestaan en niks had gemerkt. Dat lijkt me tamelijk traumatiserend.’

Aan zijn sterfbed zei je moeder dat het wel zo prettig was om geen haat meer te hoeven voelen. Zelf vertelde je in een oud interview dat je niet goed wist wat zijn verdienste was, anders dan dat hij je verwekt heeft. En dat hij door alles wat hij zijn gezin heeft aangedaan een blijvend voedende bron van je inktpot was geworden. Toch liep je toespraak op zijn begrafenis uit op een snik toen je zei: ‘Pa, bedankt voor alles. Dag...’

‘Als je ouder wordt, besef je dat zo’n man niet een fulltimemonster is. Hij had ook zijn zachtaardige kanten. Mirjam leerde hem begin jaren tachtig kennen en vond hem echt een schatje. Hij kon heel hoffelijk zijn. Maar hij had duidelijk twee gezichten. Na een avond zuipen kon hij niet meer ophouden met het nachtelijke tieren van hem en lag ik urenlang verstijfd in bed. Ik verbood mezelf om in slaap te vallen, want ik had in mijn fantasie dat monster in de kamer ernaast ingesnoerd in een soort vangnet en moest de leidsels daarvan strak houden.’

Ik las dat je ondanks het grote verdriet om Tonio weinig tranen hebt gehuild. Je hebt weinig traanvocht, daarom kun je ook geen contactlenzen dragen, verklaarde je. Toch zie ik nu een traan in je ooghoek.

‘Voor jouw interview is het misschien leuk om op te kunnen schrijven: de emoties komen los. Maar volgens mij komt het door mijn prikkelhoest. Bij mij komen de tranen niet snel. Mirjam heeft er minder moeite mee om haar verdriet en het gemis te uiten dan ik. Ik heb de omweg van de taal nodig. Mijn ogen zijn wel veranderd, ze zijn veel kleiner geworden en raken sneller geïrriteerd. Maar ja, de afgelopen veertig jaar heb ik dagelijks vele uren zitten turen op dat vel papier in mijn typemachine, ik gebruik geen computer.’

Zitten is het nieuwe roken, zeggen ze. Als je zo graag productief bent als schrijver, zou je dan niet iets meer moeten bewegen om je levensduur te verlengen zodat je langer en dus meer kunt schrijven?

‘Dat heb ik de afgelopen jaren wel steeds geprobeerd. Dat gaat cyclisch, daarna verwaarloos je het weer. Ik zou eigenlijk meer moeten bewegen, ja. Dat zitten nu ineens als roken geldt, vind ik wel een rotstreek van de wetenschap. Heb ik verdomme mijn hele leven niet gerookt, in tegenstelling tot mijn vader en mijn zusje, en dan krijg je te horen dat zitten net zo ongezond is als roken. Waarvoor heb ik dan zo mijn best gedaan?’

Kun je geen personal trainer nemen die twee keer in de week op de deur klopt en je mee naar buiten neemt?

‘Maar ja, dan zit je dus weer met die afspraken. Ik was op mijn 14de al een mollig knaapje. Mijn moeder was op haar 30ste al oud en omdat ik erg op haar leek, heb ik altijd gedacht dat mij dat ook stond te wachten. Daar heb ik mijn hele leven tegen gevochten. Maar toen Tonio stierf, lukte me dat lange tijd niet meer. Er is gewoon geen kruid tegen gewassen. Ik heb alles geprobeerd. Van capsules die uitzetten in je maag tot alle mogelijke crashdiëten. Achteraf had ik gewild dat ik die niet had gedaan, dan was het allemaal net iets minder erg geweest. Want je krijgt de kilo’s met rente terug. Het enige wat zou helpen, is als je op dieet gaat en dat de rest van je leven volhoudt. Je kunt ook je maag laten verkleinen.’

Zoals Patty Brard.

‘Ja, Mirjam las mij stukjes voor uit het interview met haar in Volkskrant magazine. Dat ging over die maagverkleining. Het klinkt misschien gek, maar ik eet al vrij weinig. Mirjam verbaast zich er altijd over hoe snel ik verzadigd ben. Dus wat moet je met een maagverkleining als je al zo weinig tot je neemt?’

Is het dan de drank die doet aankomen?

‘Mijn drankinname is minder dan mensen altijd denken. Misschien komt dat ook door mijn boeken, de drankzucht van Ernst Quispel uit mijn boek Advocaat van de hanen werd door lezers vaak een op een op mij geprojecteerd. Maar ik ben altijd aan het werk en sta mezelf niet toe om door drank een ochtend niet te kunnen werken. Dus dan zou het van de drank in het weekend moeten zijn. Dan drinken we wel een behoorlijke borrel, al slaan we het ook wel eens over. Misschien ben ik er extra gevoelig voor.’

‘Voor jouw interview is het misschien leuk om op te kunnen schrijven: de emoties komen los. Maar volgens mij komt het door mijn prikkelhoest.’Beeld Anne Claire de Breij

Sommige lezers associëren je met drankzucht, bij anderen blijven vooral je seksscènes hangen. ‘Meneer Van der Heijden, ik masturbeer op uw boeken’, is je wel eens door een lezeres gezegd, begreep ik.

‘Ik krijg er inderdaad weleens rare opmerkingen over. ‘Ik zal niet in detail treden, maar bij ons thuis is na het lezen van je boek wel iets gebeurd...’

Ook in je recent verschenen roman Mooi doodliggen zaten weer bloemrijke seksscènes. Toen Mirjam in een interview werd gevraagd of ze monogaam was, antwoordde ze: ‘Sterker nog, sinds het overlijden van Tonio is het vrijen daarmee besmet. Omdat dat kind uit ons tweeën kwam en dan denk ik daaraan.’ Voelt erotisch schrijven wel eens als vreemdgaan, als je het in het echt niet doet?

‘Mijn fantasie wordt hier thuis voorlopig niet als overspel gezien, haha. Nee, het is ambacht. Je kunt niet een liefdesroman schrijven zonder die scènes.’

Zou jij nog wel de liefde kunnen bedrijven zonder aan Tonio te denken?

‘Bij mij is dat wel anders. Ik hoorde Mirjam in bed op een gegeven moment iets zeggen als: ik zie steeds Tonio voor me. Dan zag ze hem bijvoorbeeld ergens staan tijdens een vakantie. Een duidelijk beeld, dat haar in de weg zat. Dat heb ik niet.’ Hij denkt lang na, dan: ‘Maar als je bijna veertig jaar bij elkaar bent, kun je ook heel goed tijden zonder. Wij ervaren elkaars gezelschap als erotiserend. Het eindeloze praten, waar we nooit mee zijn opgehouden, sublimeert enorm. Dat je elkaar aanvoelt en soms weet wat de ander gaat zeggen, ervaar ik als heel erotisch. En vroeg of laat neemt Mirjam een slok ijskoude wodka en sprietst die in mijn mond. Dat zijn van die kleine, rare intimiteiten die ook een erotische waarde hebben.’

In Mooi doodliggen gaat het over vergeven. Zelf heb je het overlijden van Tonio altijd je grootste nederlaag genoemd. Heb je jezelf daar inmiddels voor kunnen vergeven?

‘Dat ik zijn dood als een nederlaag ervaar, heeft iets irrationeels, maar zo voel ik het wel. Ik was de vader en ik heb het laten gebeuren. Terwijl ik had gezworen hem te beschermen. Het heeft ook ongetwijfeld met dat schuldgevoel te maken dat ik me volledig op mijn werk ben gaan storten. Ik zei ooit tegen Tonio: ‘Ik schrijf tien pagina’s per dag, daar mag je me aan houden.’ Sindsdien vroeg hij elke keer als hij me zag pesterig of ik al aan mijn tien pagina’s zat. En dat zit nog steeds in me. Steeds weer stel ik mezelf met zijn stem de vraag: ‘Zit je al aan de tien pagina’s, Adri?’ Dat probeer ik dan maar waar te maken. Al achtenhalf jaar, met al die projecten die ik langzamerhand aan het voltooien ben. Als cadeau aan Tonio. Zo probeer ik het gat te dempen. Ik had ook een of andere uitgesponnen goede daad kunnen plegen, me aan goede werken kunnen gaan wijden. Ik hoop altijd maar dat ik iets kan uitrichten met mijn werk.’

‘Wat kan een pennenknager nou eenmaal aanrichten?’ Is dat niet een zin uit Mooi doodliggen?

‘Het komt me wel bekend voor. Of zoals de slotconclusie van De woorden van Sartre: ‘Lang heb ik gedacht dat onze pen een zwaard kon zijn, maar die illusie laat ik maar varen.’ Maar ja, we blijven maar proberen. Ook omdat het schrijven mij helpt. Mijn lichaam wordt er wel zwaarder van, maar in mijn hoofd wordt het lichter. Ik moet denken aan een regel van Heinrich Heine: ‘Auf Flügeln des Gesanges, Herzliebchen, trag ich dich fort.’ Dat ‘op de vleugels van het gezang’ heeft iets lichts. Het gezang is in mijn geval het proza. Dat maakt het leven lichter, draaglijker. Ondanks wat mij is overkomen. En ondanks dat de gebeurtenissen een heremiet van mij hebben gemaakt.’

Interviewer Nathalie Huigsloot over hoe je iemand echt leert kennen
Natalie Huigsloot vindt zichzelf niet heel kritisch, liever port ze een beetje rond om diegene echt te leren kennen. Het resultaat: haar interviews maken vrijwel zonder uitzondering veel los. En toch is ze er nog altijd bloednerveus voor. ‘Ik ben een onzeker type. Als ze me zouden bellen en zeggen: ‘dit was het slechtste interview ooit, wil je nooit meer in het Volkskrantgebouw komen’, dan zou ik dat heel makkelijk aannemen.’