Direct naar artikelinhoud
NK SchaatsenJan Smeekens

Het rechterbeen van sprinter Jan Smeekens: ‘Het zit in mijn systeem om de lijn aan te vallen’

Jan Smeekens finisht in de voor hem karakteristieke stijl en wordt derde op de 500 meter bij het NK Afstanden in Heerenveen.Beeld Klaas Jan van der Weij

Jan Smeekens lijkt de natuurwetten te tarten als hij zijn rechterbeen naar voren schuift om de eindstreep aan te tikken. Met die karakteristieke finishpose werd hij derde op de 500 meter.

Op de 500 meter zijn de verschillen zo klein, dat elke centimeter het verschil tussen winst en verlies kan betekenen. Jan Smeekens weet dat maar al te goed. In 2014 liep hij de olympische titel op de sprintafstand mis met 0,012 seconden. En dus vecht de 32-jarige sprinter altijd voor elke centimeter. Zoals sprinters op de atletiekbaan hun borst vooruitgooien en wielrenners in de massasprint hun wiel een slinger voorwaarts geven, schuift Smeekens zijn rechterbeen zover mogelijk naar voren. Op het ijs stopt de tijd als het ijzer de eindstreep aantikt. Niemand kan dat zo goed als hij. ‘Ik zit dan in de gevechtsmodus: alles voor die streep.’

Tijdens de NK afstanden op vrijdagavond was het wederom hard nodig. In zijn rit tegen Dai Dai Ntab lag Smeekens vanaf het startschot al achter en hij wist dat even ervoor zijn ploeggenoot Kjeld Nuis al een scherpe 34,91 had gereden en er zouden nog snelle mannen na hem komen. Achter Ntab tartte Smeekens de natuurwetten en leek zijn been haast uit te schuiven. Het werkte, want met 34,88 zette hij de derde tijd, achter Ntab (34,72 en Ronald Mulder (34,60).

Smeekens was blij met brons, maar vooral met het laatste startbewijs voor de WK afstanden, die begin februari in het Duitse Inzell verreden worden. Daar wil hij de wereldtitel die hij bijna twee jaar geleden veroverde prolongeren. ‘Dat is mijn hoofddoel van dit seizoen.’

Spagaatfinish

Er zijn niet zoveel opties om in de laatste meters nog tijd te winnen. Na de introductie van de klapschaats waren er cowboys die met een ferme schop vooruit over de streep kwamen en zo niet met de punt maar juist de achterkant van het ijzer voorbij het elektronische oog kwamen. Deze manoeuvre, de kickfinish, werd al snel verboden. Het ijzer moet op het ijs blijven. De spagaatfinish die de nationaal kampioen Mulder uit het inline-skaten kent, is dé methode op wieltjes, maar onmogelijk op schaatsen. Mulder: ‘Je kunt alleen je been zover mogelijk naar voren doen.’

De meest effectieve methode is inzakken, want wie al uitglijdend de knie van zijn achterste been nog wat verder buigt, kan zijn voorste been nog wat verder uitstrekken. Niemand die dat zo goed kan als Smeekens.‘Ik heb nog nooit iets gezien dat sneller is dan wat ik doe.’

Het is bijna altijd raak. Wie de finishbeelden van Smeekens van de afgelopen jaren achter elkaar zet, ziet telkens hetzelfde: met zijn neus hangt hij bijna tussen zijn knieën, zijn rechtervoet zit onnatuurlijk ver naar voren, en om zijn balans te houden klappen zijn armen als contragewichten omhoog.

Coach Jac Orie ziet ook dat zijn pupil steevast op exact dezelfde wijze finisht. ‘Jan komt altijd uit, alsof hij ernaartoe rijdt, maar ik geloof niet dat hij erover nadenkt.’ Dat doet hij echter wel, vertelt hij zelf. ‘Ik ben er al 50, nee 100 meter mee bezig. Het is hetzelfde als dat wanneer je een bocht in gaat, je op een bepaalde plek uit wil komen. Daar pas je je slag op aan. Zeker de streep is heilig. Daar moet je zo efficiënt mogelijk naartoe. Ik probeer dat echt te timen.’

De sprinter weet exact hoeveel slagen hij moet maken om met zijn rechterbeen op de lijn uit te komen. ‘Soms kom je niet helemaal lekker uit, maar dan hoef je niet een hele lekkere slag te maken. Het gaat er puur om dat je de punt van je schaats door dat infraroodoog drukt.’

Parachute

De aanpak van Smeekens wordt door zijn ploeggenoten bewust of onbewust overgenomen, ziet Orie. ‘Waarom ze dat precies opzoeken weet ik niet. We trainen er niet op. We verliezen wel eens op een honderdste en die zou daar kunnen liggen, maar je kunt niet alles trainen.’

De Haagse coach laat zijn rijders hun eigen aanpak in de laatste meters. Pas als het echt misgaat, grijpt hij in. ‘Waar ik een bloedhekel aan heb, is te vroeg omhoog komen. Dan word ik echt pissig. Dan gooi je gewoon een parachute open. Daar hak ik meteen op in. Dat vind ik vreselijk.’

Smeekens oefent zijn finish nooit tijdens een trainingsuurtje, maar na ruim een decennium aan 500-meterraces op topniveau weet hij precies wat hij moet doen. ‘Het zit helemaal in mijn systeem geslepen om de lijn aan te vallen. Dat duurt jaren, maar is voor mij nu een automatisme’, zegt hij. ‘Het is een beetje acrobatiek. Je moet wel blijven staan, natuurlijk. Het is me weleens overkomen dat ik dan de kussens in vloog, maar dat is al een tijd niet gebeurd.’

Vuurvreter

Een van de ploeggenoten die de stijl van Smeekens heeft overgenomen, is Kjeld Nuis. Het hielp hem vrijdagavond op weg naar een tijd van 34,91. Dat was net niet genoeg voor een plekje op het podium of een WK-ticket, maar Nuis’ beste afstanden, de 1.000 en 1.500 meter worden zaterdag en zondag nog verreden. Het verbaast de tweevoudig olympisch kampioen dat de ineengedoken finishpose niet veel meer navolging krijgt, vooral internationaal. ‘De Russen en de Koreanen hebben een andere techniek, zij komen omhoog. Zij denken dat wanneer je finisht en rechtop gaat staan, je je been beter uit kunt strekken. Ik druk me juist naar beneden zodat ik ook die wind niet tegen me aan krijg. Ik denk dat het beter is.’

En dan is er nog een rits aan schaatsers die niets wezenlijks onderneemt na de laatste slag. Die frommelen hoogstens hun voet met een beetje extra nadruk naar voren. Smeekens: ‘Ik heb dat nooit begrepen. Als je er een honderdste mee kan winnen, dan ben je gek als je het niet doet. Sommigen schaatsen er gewoon overheen, maar ik ben een vuurvreter. Ik moet en zal zo snel mogelijk over de streep.’