Direct naar artikelinhoud
VerslaggeverscolumnAna van Es in Anjar, Libanon

In de rode zone op het Syrische grensgebied is er sprake van feest, aardbeien en techno

In de rode zone op het Syrische grensgebied is er sprake van feest, aardbeien en techno

Boven de Tai Chi-vallei, aan de rand van het veld Hollandse aardbeien, stopt Ojo. Hier organiseerde hij het feest. Met een lokale dj. Techno. Trance. New Age. Wel honderd jongeren uit Anjar gingen los, de hele dag, tot ’s avonds laat. Iedereen werd dronken. Natuurlijk liet het leger van zich horen. Van twee kanten. De commandant van het checkpoint beneden en van de ­legerpost boven op de berg. Wat is dit? Waarom hou je hier een feest, op de Syrische grens, terwijl wij op de uitkijk staan voor terroristen?

Ojo, die nogal van de psychologie is, begrijpt zulke vragen. Als een ­militair vanuit z’n schuttersputje de hele dag technomuziek hoort, gaat ’ie natuurlijk twijfelen. Is het wel oorlog? Of kun je ook proberen zelf vrede te maken?

Ojo, officieel Hrair Kurdian (32), runt met zijn vrienden een natuurpark annex aardbeienpluktuin vrijwel op de grens met Syrië. Voor de grensovergang is het de afslag links, de laatste, allerlaatste afslag die je in Libanon kunt nemen. Niet per ongeluk één afslag te ver gaan. Hierna is er niets meer – behalve ­Syrië.

Welkom in wat het Libanese ­leger de ‘rode zone’ noemt.

Midden in de rode zone, de twee kilometer niemandsland tussen de laatste weg in Libanon en de Syrische grens, gidst Ojo dagjesmensen. Laatst op een zondag arriveerde een buslading vol. Hij laat ze plukken van de 17 duizend aardbeienplanten. Sweet Ann, zoeter gaan aardbeien niet worden, deels gekocht bij een Nederlandse teler. Schoolkinderen kunnen op excursie naar een kleine kalksteenafgraving. Voor ouderen zijn er bankjes. ‘Als ze de berg op lopen en aardbeien eten, voelen ze zich weer jong.’

Khajag Stamboulian, ‘Koning van de Aardbeien’.

Vanaf de belvedère boven de Tai Chi-vallei kun je een militaire controlepost zien, het rood-witte checkpoint beneden op straat. Op de berg is een tweede, zwaarbewapende grenspost van het Libanese leger, een betonnen fort om de bloedige Syrische oorlog buiten te houden. Ingeklemd tussen de twee legerposten ligt het natuurpark. De laatste schaapsherder op deze berghelling verdween met een knal. Boem, op een mijn gestapt.

‘Nu hier geen geiten meer grazen, krijgen bomen de kans om te groeien.’ Ojo vertelt dit in het bezoekerscentrum, waar ze champignons kweken in een plastic zak, hun hangplek op stille momenten. Op de speaker Kitaro Matsuri. Een dansende Japanner met een grijze baard. Geen tekst, wel instrumenten. Van Kitaro krijg je energie.

Het leger noemt Ojo en zijn vrienden ‘crazy’. Ontelbare malen zijn ze verzocht om weg te gaan. Maar ze zitten hier ondertussen ­alweer zeven jaar. Goed, af en toe moesten ze een uit Syrië gevluchte IS-verdachte vangen, al zegt Ojo het zelf, maar dat moet je niet overdrijven. In al die jaren hebben ze heus niet meer dan vijf IS’ers tussen de aardbeien weggeplukt.

Het is gemakkelijk om te zeggen dat dit natuurpark op de uiterste bergflank van Libanon een naïef hippieproject is. In zijn geboortestad Anjar trappen ze niet in deze reflex. Daar weten ze: als je maar hard werkt, kun je inderdaad vrede maken. Ojo en z’n vrienden zijn ­Armeens, de achterkleinkinderen van Armeniërs die hier, gevlucht voor moordende Turken, begin 20ste eeuw van het toenmalige Franse bewind een paspoort kregen, een hutje en een lapje grond. Anjar was moeras. ‘Een jungle.’ Nu is Anjar een van de mooiste steden van Libanon. De hutjes van weleer zijn villa’s, de plantsoenen gemanicuurd, de inwoners herdenken hun voorouders in kerken die trots beieren over het grensgebergte.

Khajag Stamboulian en Hrair ‘Ojo’ Kurdian.

Ojo, die ooit bedrijfsleider was bij de Dunkin’ Donuts, werd door de burgemeester van Anjar gestrikt voor een herbebossingsproject. Kort nadat de eerste boom was gepland, brak de oorlog uit. De Amerikaanse hulporganisatie Usaid verstrekte twee ton subsidie. Twee vooraanstaande Libanese ­natuurorganisaties verbinden hun naam aan wat Ojo omschrijft als zijn ‘revolutie’.

Kom, we gaan wandelen. Het is een betoverend plaatje. Je ziet de Anti-Libanonbergen met legerposten zover het oog rijkt. Beneden de Bekaavlakte, scherp in het winterlicht, vol akkers en vluchtelingenkampen. Daar komt Khajag Stamboulian (45), die zichzelf yoga leerde uit een boek, maar vooral bekendstaat als Koning van de Aardbeien. Hij geeft een handvol Sweet Ann’s. ‘Ze blijven vrucht geven, negen maanden per jaar.’

Diplomaten uit de Verenigde Staten, Oostenrijk en Frankrijk zijn al geweest. Staat zo’n dame uit Frankrijk tussen de aardbeien. ‘Hier is het vrede!’ Ojo, crazy als ’ie is, hoort niets liever dan dat, maar weet ook dat je hier moet afremmen. ‘Ik leg altijd uit dat het niet overal in de grensstreek zo veilig is.’ Straks denkt zo’n diplomaat per ongeluk dat de hele rode zone een feestende Tai Chi-vallei is vol gratis aardbeien.

Ojo: ‘Niet overal in de grensstreek is het zo veilig.’