Direct naar artikelinhoud

Als je pech hebt, eindig je als Scrooge

Bij lezing van de gezellige Twentse versie van Dickens' grijsgedraaide kerstklassieker zag Arjan Peters opeens de ware boodschap van dit spookverhaal.

Boekenweek
Beeld Janssen R (109506)

Toch niet de Christmas Carol van Charles Dickens? Jawel, daar moet het nog één keer over gaan, net op tijd, vlak voordat de adaptaties ons op de tv, in Deventer en in het theater weer om de oren vliegen.

Er is zopas een Twentse vertaling verschenen, van de theoloog en communicatiewetenschapper Anne van der Meiden (1929), 'n Mirreweentervertealsel, zeer geschikt voor de dagen a'j bie 'n kesboom zit, dat verhaal uit 1843 over de oalen, zoeren knieperd Scrooge en ziene keplete bekering in zes wekke opschreaven (AFdH uitgevers; euro 19,50).

Een vrek, nen lilliken oetzoeger, komt tot inkeer als hij duchtig geschrokken is van drie geestverschijningen, en verandert in een goedlachse weldoener en mensenvriend. Hoe komt het, dat we van dit verhaal geen genoeg kunnen krijgen?

Dwars door het oergezellige Twents van Anne van der Meiden heen ging me een licht op. Het overgrote deel van het verhaal is een schildering van Scrooge als zeer tevreden naar mens. Ik heb me altijd gewarmd aan deze figuur. Niemand die hem op straat de weg vraagt, niemand die bij hem om een aalmoes bedelt of de tijd wil weten. Bedoeld als afschuwwekkend, maar eigenlijk een schets van volmaakt geluk.

Dwars door het oergezellige Twents van Anne van der Meiden heen ging me een licht op

Dickens doet er een schepje bovenop: zelfs de blindengeleidehonden leken Scrooge te kennen; 'en wanneer ze hem zagen aankomen trokken ze hun eigenaars mee, portieken in en binnenplaatsen op, en dan kwispelden ze alsof ze wilden zeggen: 'Géén oog is beter dan een boos oog, blinde meester!''

Laat de domoren maar.

Vanaf Kerstavond gaat het echter bergafwaarts met Scrooge, die daarvoor nog zo aanstekelijk Hoepel op met je Vrolijk Kerstfeest ('Vrolik Kesfees, vot met dat vrolike fees') heeft gesnauwd naar al de dwazen die ondanks hun armoede opgetogen doen.

Dickens doet er een schepje bovenop: zelfs de blindengeleidehonden leken Scrooge te kennen

Aan het eind van het verhaal is Scrooge dus bekeerd, en dan begint hij kinderen ineens op de rug te slaan, onder het manisch uitroepen van Hopsa, Hola en Vrolik Kesfees (een bijna-anagram van Kees Fens, die trouwens een puike Scrooge had kunnen neerzetten). Als hij buiten op de kalkoen wacht, valt zijn oog ineens op de klopper van zijn eigen voordeur, en dan zegt Scrooge: 'Vroeger heb ik er nooit echt naar gekeken. Wat heeft hij een eerlijk gezicht! Het is een prachtige klopper!' ('t Is nen mooien klopper en dat is 't).

Vanaf dat moment is Scrooge niet alleen een grinnikende mensenvriend maar ook definitief mataglap. Dat lijkt me de boodschap van het spookverhaal: laat de mensen niet te dichtbij komen. Als je pech hebt, eindig je als deze Scrooge; redeloos lachend, de klopper prijzend, Vrolik Kesfees uitroepend naar wie het maar horen wil.

En hij hád het allemaal zo goed voor elkaar.