Direct naar artikelinhoud
InterviewJan Mulder

Op bezoek bij de Picasso van Winschoten: ‘Soms twijfel ik eraan of er niet méér in had gezeten’

Jan Mulder.Beeld Robin De Puy

Zo kleinzerig als hij ooit op het voetbalveld was, zo ruimdenkend is hij in zijn relatie. Oud-voetballer, schrijver en geliefde tv-gast Jan Mulder (73) is geen Groninger burgermannetje.

‘Ik heb kiespijn,’ zegt Jan Mulder aan de telefoon. ‘Er is een kroon uitgevallen. Een zenuw is ontstoken, drie kronen moeten worden vervangen en aan de andere kant zit een gaatje, dus eten lukt me alleen nog met de voortanden.’ Of de afspraak een paar dagen eerder kan. Hij zal staan wachten op het stationnetje van Scheemda. Daar komt het boemeltje aan na plaatsen als Martenshoek, Leer en Hoogezand-Sappemeer te hebben aangedaan – het gebied dat decor stond voor zijn recente roman Liefde & Aardbevingen. Vanaf het station is het nog maar een kwartiertje rijden naar zijn huis in Nieuwolda, waar de oud-voetballer, schrijver en graag geziene talkshowgast samenwoont met zijn vrouw Johanna, die hij op zijn 14de leerde kennen op de middelbare school.

Hoe gaat het nu met de kiespijn?

‘Het is vervelend, maar ik ben goddank helemaal niet bang voor de tandarts. Ik ben dolgelukkig met die lui. Man! Die pijn wíl ik verdragen. Stel dat er géén tandartsen zouden zijn, dát zou pas erg zijn.’

Over tandartsen gesproken, luister hier mee hoe Jan Mulder een tandartscontrole ondergaat, en wat zijn tandarts over zijn patiënt heeft te vertellen.

Ze zeggen weleens dat mannen pijntjes minder goed verdragen dan vrouwen.

‘Dat herken ik wel, ja. Maar ik had dat als vrouw misschien ook wel gehad. Wie laat zich nou niet graag vertroetelen? Kopje thee op bed, een dagje vrij. Dat ik iets meer aandacht voor mijn lichaam wil, komt misschien wel door mijn voetbalverleden. Ik zit ook graag aan mezelf. Die benen van mij, heerlijk. Ik heb het altijd een lekker gevoel gevonden als ik helemaal in topvorm was.’

De laatste jaren komen er aardig wat lichamelijke gebreken langs. Een tia, spierreuma, ouderdomsdiabetes...

‘Hoe is het mogelijk, hè? Dat goddelijke lichaam dat opeens begint te haperen, snap jij dat nou?’

‘Ik vind het een volkomen natuurlijke ambitie om eeuwig te willen leven.’Beeld Robin De Puy

Word je er wel eens bang van? Je hebt vaak gezegd dat je eeuwig wilt leven, je maakt daar op het moment zelfs een televisieprogramma over.

‘Nee, want ik voel me nu goed. Ik vind het trouwens een volkomen natuurlijke ambitie om eeuwig te willen leven. Je hoort mensen wel eens zeggen: ‘De dood hoort bij het leven.’ Helemaal niet! Ik vind alles beter dan die saaie nul van de dood, dat niks. Als we een kwart procentje overhouden van dit schitterende geval, ben ik al tevreden. Al staat mijn brein op sterk water in een weckfles, ook goed. Een futuroloog zei tijdens de opnamen dat als je in 2050 nog leeft, je een goede kans maakt om het eeuwige leven mee te maken. Dan ben ik 105, dus ik maak een kans. Maar verder zegt de dood mij nu nog niks. Al word je er door al die lichamelijke gebreken wel steeds dichter bij in de buurt gebracht, terwijl je er geestelijk nog zo ver van afstaat. Dat is wel vervelend. De verkeersborden met ‘die kant op’ worden steeds groter.’

Je tia kreeg je in de schmink bij DWDD. Je begon te wankelen en onverstaanbaar te praten. ‘Bel Johanna maar,’ zei je lachend tegen de redactie, waarna de ambulance kwam. Dat is best een luchtige reactie voor iemand die zo sterk aan het leven hangt.

‘Ja, maar dat is misschien wel een beetje mijn karakter. Ik zie overal de zonnige kant van in. Ik zie er altijd uit alsof het dramatisch met me gesteld is, maar dat is niet zo.’

Hoe komt iemand die overal de zonnige kant van inziet aan zo’n dramatische gezichtsuitdrukking?

‘Groningen. Klei. En het is ook constitutie, genen. Ik merkte het zelf nooit zo. Tot ik voor het televisieprogramma Sterren op het Doek geschilderd werd en het steeds over die hangende mondhoeken van me ging. Ik vat alles vrolijk op, maar ik ben daarna bijna gaan denken aan een facelift.’

‘Voetbal was voor mij meer optreden dan winnen.’Beeld Robin De Puy

Je moeder is nog niet zo lang geleden overleden. Hoe heb je dat beleefd?

‘Ze was al 95, maar het was toch nog onverwacht. Haar geheugen was nog goed en ze had nog veel zin in dingen, maar dat werd overschaduwd door haar fysieke lasten. Haar benen werden zwaarder, het kousen aantrekken werd steeds moeilijker. En dan heb je eindelijk alles aan en dan moet je plassen. Toen een vriendin van haar in haar slaap overleed, zei mijn moeder: ‘Ik was bijna jaloers op d’r.’ Niet veel later is ze overleden. Ik mis haar enorm. Poeh. Ik mis haar heel erg. Ik bewonderde haar mijn leven lang. Ze was zo’n sterk en sociaal voelend mens.

‘Mijn vader had een veel lagere pijngrens, emotioneel dan. Hij was schoenmaker, had later ook een schoenwinkel, maar maakte zich veel zorgen als hij weer eens in een machine moest investeren, dat woog zwaar. Ik herinner me dat hij ’s avonds en ’s nachts in de woonkamer zat na te denken. Hij zat veel te zwijgen. Ik heb me er uit beleefdheid nooit erg in verdiept, maar ik weet dat hij een harde jeugd had, met een tirannieke vader. Die man, mijn opa, mocht ik niet. Ik weet nog goed dat hij niet op de begrafenis van mijn vader kwam, die al op zijn 48ste overleed. Toen heb ik besloten nooit meer naar hem toe te gaan. Ik kon het niet opbrengen. Ik ben het andere uiterste, ik aanbid mijn zoons bij wijze van spreken.’

Die emotioneel lage pijngrens van je vader had jij toen je vroeger nog voetbalde ook wel een beetje. Bij een mislukte kans lag je minutenlang languit op de grond te jammeren.

‘Dat is waar, ja. Ik was een zeur. Dat geef ik toe. Bij een bevroren veld jammerde ik al: waarom hebben we nou een bevroren veld? Daar kun je niet op spelen, daar ben ik te goed voor. Haha. Of: de zon is te heet, het veld is te droog, en ik heb last van blaren!’

Werd dat gedrag bij jou thuis niet een beetje gevoed? In een interview waarin Johanna advies moest geven aan de vrouw van jullie zoon Youri, die toen ook profvoetballer was, zei ze: ‘Je moet goed voor hem zorgen. Voetballers zijn soms alleen met zichzelf bezig. Dus ik zei niet: je hebt goed gespeeld, Jan, maar: goh, wat was jíj goed zeg. De hele tribune zei het.’

‘Ja. Ik zie nu pas in dat ik er meer had kunnen uithalen als ik harder had gewerkt. Ik was een goede speler, echt, maar soms twijfel ik eraan of er niet méér in had gezeten. Ik zie spelers als Hazard en Messi elke week om de vijf minuten iets schitterends doen. Dat deed ik niet. Niet dat ik lui was, ik vond het altijd verschrikkelijk als een voetbalwedstrijd afgelopen was. De dood. Het einde. Ik droomde dat voetbal. Johan Cruijff genoot niet van de romantiek en het geklik van nopjes onder je schoenen. Messi ook niet. Die denken alleen aan de wedstrijd en aan winnen. Ik dacht ook aan andere dingen. Aan het publiek, de entourage. Voetbal was voor mij meer optreden dan winnen. Die enorme betovering die ik voelde bij een doelpunt maken. De opwinding als ik dichterbij het doel kwam, die bal erin schoot en dan de massa daarachter gek zag worden. Prachtige explosies van geluk, die jij dan hebt veroorzaakt. Daar heb ik altijd heel erg van genoten. Veel meer dan met zo’n beker staan. Ik hou van publiek, ik vind het leuk om mezelf te laten gelden. Ik blonk ook graag uit voor mijn meisje. Ik was een vogel die wilde pronken met zijn veertjes.’

Meedoen in het huishouden deed je niet, omdat je volledig moest kunnen focussen op de wedstrijd. In die zin haalde je er wel alles uit.

‘Iets als stofzuigen deed ik nooit. Ik ben een sterspeler. Die moet uitblinken voor het publiek, en dat bewondert mij niet omdat ik goed kan stofzuigen. Maar heb nou maar geen medelijden met Johanna.’

Cv Jan Mulder
4 mei 1945 Geboren in Bellingwolde.
1958 Hbs, niet afgemaakt.
1963-1965 Jeugd WVV Winschoten.
1964-1973 profvoetballer bij Anderlecht.
1967-1970 Speelde vijf keer voor Oranje.
1973-1975 Profvoetballer bij Ajax.
1975 Stopt met voetballen na knieblessure.
1975 Columnist bij HP/De Tijd.
1976 Columnist bij de Volkskrant.
1985-1994 Columnist bij Elsevier.
1996 -2006 Column Camu in de Volkskrant, samen met Remco Campert.
2000-2006 Sidekick in tv-programma Barend & Van Dorp.
2015-2018 Maandelijkse ergernissen bij DWDD.
2015 Stapt als columnist over van de Belgische krant Het Nieuwsblad naar Het Laatste Nieuws.
2014-heden Voetbalanalyses bij het tv-programma Sporza van de VRT.
Publiceerde tientallen boeken en verhalenbundels.
Onlangs verscheen de roman Liefde & Aardbevingen.

‘Ik ben toch geen klein burgermannetje. Ik ben de Picasso van Winschoten!’Beeld Robin De Puy

Je recente roman Liefde & Aardbevingen is geïnspireerd op de liefde tussen een tante van Johanna en haar man. Ik las daarin de zin: ‘Liefde moet gevaarlijk zijn.’ Vind je dat?

‘De liefde wordt automatisch gevaarlijk, want het wemelt van de mensen op aarde. Dus je komt allebei zo nu en dan een leuk iemand tegen en dan heb je jezelf niet helemaal in bedwang, qua lust. Er zijn ook mensen die meteen uit elkaar gaan als ze erachter komen dat hun partner met iemand anders heeft staan zoenen. Die neiging heb ik niet. Het kon mij niet dol genoeg zijn. Ik ben geen ambtenaar. Dat had ik in die liefde ook. Ah, kom op, dacht ik dan, ik ben toch geen klein burgermannetje. Ik ben de Picasso van Winschoten!’

Doet het jou helemaal geen pijn als Johanna met een andere man naar bed gaat?

‘Nee. Dat is vast wel eens gebeurd, maar ik maak me daar geen voorstellingen van. Ik ga dat niet helemaal uitpluizen. Die seksuele handeling interesseert me niet zo. Mijn levensmotto is: leve de lol en leve het geluk. Johanna mag van mij alles doen wat ze denkt dat ze moet doen, maar dan ook alles. Omdat ik van haar hou.’

Je hebt in een eerder boek wel eens geschreven over een jongedame wier mohair truitje en de inhoud ervan je uitgebreid op kwaliteit testte. Doet dat Johanna op haar beurt geen pijn?

‘Nee. Ik herinner me dit geval ook niet meer helemaal precies. Ik hou wél van mohair truitjes, haha, dat klopt.’

Voor iemand die bij het minste of geringste jammerend op de grond lag, is het wel opvallend dat je zo weinig kleinzerig bent over de mogelijke avontuurtjes van je vrouw.

‘Als je van iemand houdt neem je een slippertje met een korreltje zout. Ik vind het pas echt erg als je dan meteen bij iemand weggaat. Dat doe je niet. En stel dat ik weg zou willen, als mijn partner dat vreselijk zou vinden, dan zou ik blijven. En alles proberen om de relatie weer goed te krijgen. De lust voor andere vrouwen neemt trouwens wel af, hoor. Ik geniet nu van andere dingen. Zoals van dat blauwe kristallen vogeltje dat daar op tafel staat. Ik zag dat in Brussel in een vitrine staan. Dan denk ik aan Johanna en niet aan een of andere andere chick in een mohair truitje.’

Is je testosteronspiegel gedaald?

‘Vind ik wel. Maar het werkt twee kanten op: als een vrouw me aankeek, voelde ik vroeger: die is geïnteresseerd in mij, die vindt mij leuk. Nu vinden ze me aardig, een leuke meneer van de tv. Goh, leuk om u te ontmoeten. Verschrikkelijk! Haha. Dus dan hou je er maar mee op om al die moeite te doen. Vroeger vond ik het ook leuker om in het café te hangen, nu ben ik vaak blij dat ik niet hoef. Ik ga liever een boek lezen. Of even inspecteren hoe het ervoor staat met de Brexit. Nou, dan gaat het echt bergafwaarts, hoor.’

Bij de Belgische vrouwen ben je toch razend populair?

‘Dat is afgelopen. Dat gaat heel snel. In 2016 was het opeens gedaan met de koopman.’

Geen centje pijn?

‘Sterker nog, dat is een opluchting. Wim T. Schippers zou zeggen: ‘Ach, dat domme gehobbel’.’

Klopt het dat je met de jaren ook anders naar voetbal bent gaan kijken? Ik hoorde dat je alleen nog de samenvattingen wilt zien.

‘Ik kijk nooit meer een hele wedstrijd, inderdaad. Dat verdedigende voetbal is zo saai. Ik kwam laatst Marco van Basten tegen. Hij vroeg: ‘Kijk jij nog naar voetbal, Jan?’ ‘Soms,’ antwoordde ik. ‘Ik niet,’ zei hij, ‘ik kan het niet meer verdragen. Zo’n mannetje in het doel met daarvoor tien van die tegenhouders.’ ‘Maar jij zit toch bij de FIFA? Jij moet dat veranderen’, zei ik. Twee weken later was hij daar weg. Voetballers hebben een veel betere conditie gekregen, waardoor ze steeds met z’n allen naar voren gaan en met twintig man voor dat doel staan. Ze kunnen beter negen tegen negen gaan spelen.

‘Waarom ik ook geen wedstrijd meer uitkijk is omdat ik het voetbal zo hard geworden vind. In mijn tijd zaten verdedigers niet zo kort op je. Je ziet halve penetraties in het strafschopgebied. Ik zal het niet bij jou voordoen, maar dat eromheen hangen en aan je shirt trekken is bijna onsmakelijk. Ik ben nooit aan mijn shirtje getrokken. Nu is dat voorwaarde voor het spel, je hebt altijd een shirt in je handen. En sommige overtredingen zijn levensgevaarlijk, op het misdadige af. Er zou veel meer aangifte gedaan moeten worden. Als je op het trottoir zou doen wat er op een voetbalveld soms gebeurt, krijg je een half jaar gevangenisstraf. En terecht. Dat koppen is ook zo’n gevaarlijke gewoonte. Als iemand een hoofdwond oploopt wordt dat even geniet, en dan wordt die jongen meteen weer met een hersenschudding het veld opgestuurd. Zo iemand moet onmiddellijk naar het ziekenhuis worden gebracht voor een hoofdscan! Ik zag laatst in een documentaire dat steeds meer voetballers hersenletsel oplopen. Dat kán toch niet.’

Hoe kijk je aan tegen kritiek op je werk? Ik las goede recensies over je roman, maar ook twee heel slechte.

‘De uiteenlopende manier waarop mijn roman gelezen werd viel me wel op, ja. Ik kan het inmiddels wel waarderen als iemand een heel slechte recensie schrijft en er niet omheen draait. In de Volkskrant stond een heel slechte recensie, in de Telegraaf waren ze lyrisch, de recensie van NRC was ook goed. Maar ik ben daar noch bedroefd, noch himmelhoch jauchzend om. Je moet alles incasseren als een man, vind ik. Zo’n slechte recensie dus, maar óók niet met je kin omhoog op straat gaan lopen en elk mohair truitje omhelzen als er een schitterend stuk in de krant staat. Zo zielig ben ik niet. Vroeger had ik dat misschien wel gedaan. Toen kon ik heel slecht tegen kritiek. Ik weet nog wel dat we thuis aan tafel zaten na een wedstrijd en mijn moeder bij het soep opscheppen rustig zei: ‘Jan, je moet de bal sneller afgeven.’ Dan werd ik woedend. Ze had volledig gelijk, maar dat vond ik zo erg. Daar zou ik nu wel beter tegen kunnen. Wat dat betreft ben ik wel iets volwassener geworden.’

Jan Mulder met kleinzonen Kick (12) en Jimi (8)Beeld Robin De Puy

Hebben jij en Johanna elkaar erin gevonden dat jullie allebei graag de pijntjes van het leven weglachen?

‘Ja, dat zit wel in ons. Wij kunnen allebei zo’n slechte recensie heel goed relativeren. Maar ik zie wel eens mensen die hun partner verliezen en dan toch weer doorgaan. Dan denk ik: dát zou ik niet aankunnen. Het leven is voor mij volledig ten einde als Johanna er niet meer zou zijn. Dan lach ik niet meer. Nooit meer. Als ik mijn vrouw zou verliezen, zou ik niet meer willen opstaan. Terwijl dat wel moet. Je bent het verplicht aan je broer, je vrienden en natuurlijk je zoons, kleinzoons en schoondochters. Jammer genoeg komen mijn Noorse kleinkinderen van Youri en Nina hier niet zo vaak als Kick en Jimi van Geret en Ellen. Die wonen in Enschede, dat is te doen. Ik leer ze waterverven en de buxus snoeien. De kunst wordt er hier ingepeperd en toch houden ze van me. Kom eens jongens, ga eens liefdevol over me heen hangen voor een foto in Volkskrant Magazine. Ik ben een ouderwetse familieman. Hoeksteen van de samenleving. Als je me bij alle verkiezingen de stemwijzer had laten invullen, dan was vast gebleken dat ik diep in mijn hart een CDA-man ben.’

Jan Mulder met kleinzonen Kick (12) en Jimi (8)Beeld Robin De Puy

Volgens je zoon Geret is het grootste drama in je leven dat je poes Fritz is aangereden.

‘Ja, we hebben altijd een heel gelukzalig leven met onze poezen gehad, dat moet je niet onderschatten. Ik hield echt van dat beestje.’

Hield? Is Fritz inmiddels overleden?

‘Ja. Hij leek te herstellen, maar toen ging Johanna nog even voor een onderzoekje naar de dierenkliniek en daar maakte hij ineens een raar, schor geluid. Er zat een doek over de bench, zo ging ze in die spreekkamer zitten. Tot iemand vroeg: ‘Mag ik hem eens zien?’ Lag hij dood in dat mandje.’ Opeens geëmotioneerd. ‘Ik krijg er nog tranen van in mijn ogen. Fritz... 19 jaar was hij bij ons. Ik zie soms nog zijn schaduw. Verdorie. Ik mis het nog steeds dat hij op bed springt.’ Dan: ‘Zie je, ik blijf net als vroeger wel dramatisch ingesteld, een drama queen. Het is een groot misverstand dat Groningers nuchter zijn. Het zijn juist sentimentele types.’

Als je zo’n sentimentele Groninger bent, heb je er dan geen moeite mee dat je niet meer zo uitblinkt als vroeger en dat je wereld kleiner wordt als je ouder wordt?

‘Nee. Je gaat niet zitten kniezen om het feit dat je ooit een schitterend lichaam had, in een voetbalarena stond en in televisiestudio’s zat onder lampen die je verwarmden en mooi maakten, haha. Daar sta ik zo ver boven. Kijk, ik zou eeuwig willen leven, maar niet om die man weer te zijn. Daarvoor ben ik net iets te integer ten opzichte van mijn grote liefde Johanna, en mijn zoons. Ik wil niet dat zij opgescheept zitten met zo’n mannetje dat wil uitblinken. Nee, ik ben hun vader. Ik hou van mijn jongens en van mijn vrouw. Dat is een kostbaar bezit. Dáár doe ik niet relativerend over. Maar verder kan mij niks overkomen. Ik vind alles goed.’

Interviewer Nathalie Huigsloot over hoe je iemand echt leert kennen
Natalie Huigsloot vindt zichzelf niet heel kritisch, liever port ze een beetje rond om diegene echt te leren kennen. Het resultaat: haar interviews maken vrijwel zonder uitzondering veel los. En toch is ze er nog altijd bloednerveus voor. ‘Ik ben een onzeker type. Als ze me zouden bellen en zeggen: ‘dit was het slechtste interview ooit, wil je nooit meer in het Volkskrantgebouw komen’, dan zou ik dat heel makkelijk aannemen.’